Kromme Nieuwegracht 6 - Nobelstraat G399 (1) en G400 (3)
Overgenomen en deels aangepast uit het tijdschrift Steengoed van het Utrechtse Monumenten Fonds, Nr 38, augustus 2004. Naar een tekst en onderzoek van J. van der Molen. |
Het pand aan de Kromme Nieuwegracht 6 werd in 1697 gebouwd. |
De dames Strick van Linschoten, bewoners-eigenaren. e dames Strick van Linschoten gebruikten het huis waarschijnlijk vooral als winterhuis. Hun broer Jan Balthasar kocht namelijk in 1733 de ridderhofstad Rhijnauwen. Gezien de sterke familiebanden (in Utrecht woonden de diverse familieleden in de buurt van de Kromme Nieuwegracht en Drift) zullen zij de Utrechtse woning in de zomer vaak hebben verlaten voor een verblijf op deze buitenplaats. Rhijnauwen is tot de verkoop aan de gemeente Utrecht in 1919 in het bezit van de familie Strick van Linschoten gebleven. Elisabeth Christina heeft van de genoemde drie zusters het langst geleefd. ij testamentaire beschikking van 22 mei 1803 heeft zij het huis Kromme Nieuwegracht, dat al die jaren door hen drieën (en het nodige personeel) was bewoond met koetshuis en stal, alsmede de hele inboedel en al haar persoonlijke bezittingen gelegateerd aan twee dochters van de eerder genoemde broer Jan Balthasar. Deze dochters waren: Isabella Susanna (1770-1818) en Suze Christina Strick van Linschoten (1772-1823). |
De twee zusters Isabella en Suze bewoonden het huis Kromme Nieuwegracht 6 na het overlijden van hun tante Elisabeth (1804). In oktober 1808 kochten zij van Arie de Haart een huis met ‘kameren’, erf en grond aan de Nobelstraat. eze ‘kameren’ (kleine woningen van anderhalve bouwlaag, die vaak niet veel meer bevatten dan één vertrek met stookgelegenheid, een bedstede en mogelijk een halletje bij de voordeur) alsmede het vermelde huis stonden achter het erf van de weduwe van Jan Willem van der Voort, de buurvrouw op nummer 8. Het “huis” was het eerder genoemde oostelijk deel van de herberg De Zon. Na de aankoop door de twee zusters is een deel van de opstallen verwijderd en het erf gevoegd bij dat van Kromme Nieuwegracht 6. |
Twee huizen bleven blijkens een verklaring in een akte van 15 oktober 1812 bestaan. Waarschijnlijk is met verwijdering van een deel van de opstallen toen de afbraak van het overblijvende deel van de oorspronkelijke herberg De Zon bedoeld. et erf van Kromme Nieuwegracht 6 was met de aankoop ongeveer gebracht op de oorspronkelijke grootte van het erf genoemd Lockhorst. De akte van 15 oktober 1812 was opgemaakt, omdat Suze Christina in verband met haar huwelijk met de hoogleraar Dethmer Huisman het huis aan de Kromme Nieuwegracht verliet en zij haar aandeel, de helft in het huis aan de Kromme Nieuwegracht met tuin, stal en koetshuis en daarnaast in de twee laatstgenoemde woningen aan haar zuster Isabella Suzanna verkocht. |
Isabella Susanna was nu alleen eigenaresse. Zij maakte op 14 oktober 1814 haar testament. Daarbij wees zij haar zwager Cyprian Gerard van Hengst aan als executeur-testamentair. Van Hengst was de man van weer een andere zus Strick (Charlotte, 1778-1850). Dit paar woonde aan de Drift ten noorden van de Nobelstraat. Zij benoemde haar vader Jan Balthasar Strick van Linschoten tot haar enige en algemene erfgenaam. an Jan Carel Wendel Strick van Linschoten, haar broer ‘van halve bedde’ - zoon van haar vader en diens tweede vrouw Petronella Johanna Godin (1753-1791) - legateerde zij haar huis aan de Kromme Nieuwegracht met stalling en koetshuis aan de Nobelstraat, genummerd G 399 en G 400. an Carel aanvaardde na haar overlijden op 12 september 1818 het hem toegekende legaat. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten is tot zijn overlijden in februari 1850 eigenaar geweest van Kromme Nieuwegracht 6. Hij woonde met zijn gezin (zijn vrouw, vijf zonen en twee dochters) het grootste deel van het jaar op Rhijnauwen. Daar is hij ook overleden. Aan zijn weduwe, Paulina Gerarda Sibylla Poelman is bij de daarop volgende boedelscheiding het huis Kromme Nieuwegracht 6 met tuin, stalling en koetshuis toegewezen, alsmede de daarbij behorende woningen met erf in de Nobelstraat. Later, in oktober 1853, heeft zij het huis op de hoek van Drift en Nobelstraat, het meer genoemde Groot Luchtenstein, aangekocht |
Julien Wolbers, eigenaar-bewoner. Wolbers werd in juli 1819 in Heemstede geboren. Hij werkte in het schildersbedrijf van zijn vader en heeft dat bedrijf na diens overlijden in 1843 samen met zijn broer voortgezet. In 1856 verkochten hij en zijn broer het bedrijf. Julien vertrok met zijn vrouw Albertina Stoffels naar Utrecht. Daar kon hij zijn al lang bestaande wens vervullen om meer tijd te besteden aan studeren en schrijven. Zij woonden eerst aan het begin van de Catharijnesingel waar inmiddels de situatie door de bouw van Hoog-Catharijne totaal gewijzigd is. Julien Wolbers kocht op 1 november 1865 het huis aan de Kromme Nieuwegracht van Paulina Gerarda Sibylla Poelman, weduwe van Jonkheer Jan Carel Wendel Strick van Linschoten. In de aankoop van het huis waren begrepen de zonneblinden aan de gevels. De vaste spiegels in het huis konden worden overgenomen na een door twee deskundigen uitgebrachte schatting. Wolbers kocht niet de stal en het koetshuis met de beide daarboven gelegen woningen aan de Nobelstraat. Deze bleven aan de verkoopster. Hij had aan die stal geen behoefte, want |
Hij bezat geen rijtuig en geen paarden. Wolbers had ook geen buitenhuis, waar hij ’s zomers naartoe ging. Voor zijn studies over de geschiedenis van de overzeese gebieden deed hij onderzoek in archieven buiten Utrecht. Ook ging hij ’s zomers met zijn vrouw voor een aantal weken naar familie in Leeuwarden, naar een van zijn zusters en naar de ouders van zijn vrouw. Daarvoor nam hij de trein.In een op gemeenschappelijke kosten opgerichte scheidsmuur tussen zijn erf en dat van de woningen en het koetshuis aan de Nobelstraat werd een deur aangebracht. Hierdoor had Wolbers toegang tot de Nobelstraat voor o.a. het aan- en afvoeren van zijn tuinmaterialen. Wolbers ging inderdaad studeren en schrijven: hij schreef een geschiedenis van het toenmalige Nederlands Oost-Indie en een geschiedenis van Suri-name. Voor deze geschiedenis van Suriname kreeg hij van Koning Willem III - die tevens Groothertog van Luxemburg was - in 1862 de Luxemburgse onderscheiding Ridder in de Orde van de Eikenkroon. Velerlei initiatieven zijn door hem genomen. In Utrecht heeft hij onder meer in oktober 1864, in navolging van Rotterdam, een werkinrichting voor blinden opgericht (eerst gevestigd aan de Neude, later Achter St.Pieter). Het was de bedoeling de blinden het brailleschrift te leren en bezigheden te verschaffen door het vlechten en weven van matten. Door de verkoop daarvan zouden zij minder afhankelijk worden van de bedeling. Hij richtte ook een militair tehuis op. Zo’n tehuis vond hij in een garnizoensstad als Utrecht heel belangrijk. De beter gesitueerde ouders konden de dienstplicht voor hun zoons afkopen door het stellen van een vervanger. Het waren dus voornamelijk de financieel zwaksten die militair werden. Verveling bracht hen vaak naar de kroeg met alle negatieve gevolgen. Het Militair Tehuis zou een goede vervanging van het ouderlijk huis moeten zijn. Daarnaast was hij oprichter van een weekblad ‘De Werkmansvriend’, bedoeld als een contactorgaan tussen de verenigingen voor werklieden. In 1876 werd dit blad het orgaan van het mede door hem opgerichte werkliedenverbond Patrimonium. Wolbers had door deze activiteiten zijn contacten niet alleen in Utrecht, maar ook daar-buiten.In januari 1866 verzocht Wolbers toestemming aan burgemeester en wethouders van Utrecht om voor zijn huis een hardstenen stoep aan te leggen, ‘gelijk strekkende’ met het bestaande bordes en daarop een ijzeren hek te plaatsen gelijk aan het bestaande hek op het bordes. Het college van B en W antwoordde geen bezwaar te hebben tegen het plaatsen van een hardstenen stoep. Wel maakten zij bezwaar tegen het afsluiten van de stoep met een hek. Aangezien de straat niet breed was, kwam hen de versmalling van de straat niet wenselijk voor. |
In oktober 1875 kocht Wolbers alsnog de stal met erf van Jan Carel Strick van Linschoten , burgemeester van Maarssen, zoon van de vroegere eigenaren van Kromme Nieuwegracht 6: Jan Carel Wendel Strick van Linschoten en Paulina Gerarda Sybilla Poelman. Wolbers liet deze stal afbreken en op die plek twee huizen bouwen met een afzonderlijke opgang naar de bovenwoning. De huizen kregen resp. de nummers G 399 a en b en G 399 c en d. |
De latere nummering werd Nobelstraat 1 en 3 met bovenwoningen. Deze woningen zijn in 1925 geofferd aan de verbreding van de Nobelstraat.Wolbers viel als rentenier niet uit de toon in vergelijking tot andere bewoners van de grote huizen in die buurt, maar hij sprong er wel uit door zijn talrijke activiteiten ten behoeve van de hulpbehoevende medeburger. Hij overleed 22 september 1889. |
Boerderijen van familie Strick van Linschoten
van Rhijnauwen in de gemeente Houten
Boerderij Dijkhoeve, De Geer of Reumsthofstede, St. Huberts of Klein Wulven aan de Lobbendijk Boerderij de Dijkhoeve fotogalerij (1946-1998) |
Het minigerecht De Geer of Reumsthofstede
Cleijn Wulven wordt voor het eerst genoemd in een brief uit 1304 betreffende de waterhuishouding in het Vechter en Oudwulverbroek. Als begrenzing voor het gerechtje werd een kade in het Oudwulverbroek genoemd en de Lobbendijk. Hoe groot dit minigerecht was vinden we in een acte uit 1382 als Dirk van Wulven in leen heeft: 24 morgen land met het dagelijks gerecht, met de tijns en de tiende gelegen in de Parochie Houten geheten zijnde die Geer De naam Cleijn Wulven wordt dan al niet meer gebruikt. In 1474 komt het in bezit van Gerrit Aertszoon Kosijns die ook nog als achternaam Van Reumst had. |
Zijn familie blijft lange tijd de bezitters van het gerechtje en we vinden dan ook in 1575 dat er een naam aan toegevoegd is; vanaf dan wordt het De Geer of Reumsthofstede genoemd. In 1578 komen we nog een andere naam van het gerechtje tegen in de rekeningen van de Lekdijk Bovendams, namelijk Huijberts gerecht van Wulven; dit is de oorspronkelijke naam, ten tijde van de verdeling van het gerecht van Wulven. |
|
Het hield in dat hij deze 24 morgen land geheel vrij bezat en vrij was van allerlei soorten belasting en zelf de lage rechtsmacht had. Dat deze rechten door de eeuwen heen niets van hun waarde hadden verloren blijkt, als in 1662 Johan van Mansvelt, eigenaar van het minigerecht, procedeert bij het Hof van Utrecht tegen Frans van Linden de schout van Houten, omdat deze laatste het gerechtje had aangeslagen voor de Lek- en dijklasten en de Dorps- en huurlasten. |
Het hield in dat hij deze 24 morgen land geheel vrij bezat en vrij was van allerlei soorten belasting en zelf de lage rechtsmacht had. Dat deze rechten door de eeuwen heen niets van hun waarde hadden verloren blijkt, als in 1662 Johan van Mansvelt, eigenaar van het minigerecht, procedeert bij het Hof van Utrecht tegen Frans van Linden de schout van Houten, omdat deze laatste het gerechtje had aangeslagen voor de Lek- en dijklasten en de Dorps- en huurlasten. |
Uiteindelijk werden in 1795 de heerlijke rechten opgeheven, zo ook die van het gerechtje De Geer of Reumsthofstede. Op 13 maart 1840 vindt er een verkoop plaats van een hofstede, bestaande uit een boerenwoning, een bakhuis, een schuur, twee hooibergen, een duivenhok met erve en landerijen en beplantingen zijnde het voormalige Huberts gerecht van Wulven. Sinds die tijd voert de enige boerderij die binnen dit gerechtje stond de naam Dijkhoeve. |
De eigenaren van de Dijkhoeve, De Geer of Reumsthofstede,
St. Huberts of Klein Wulven
Thans ligt op de 24 morgen het centrum van Houten. Enkele pachters: Ariaen van Oostrom en Jan Cornelis Knapschinkel; voor 1694 Jacob Dircks Clock; 1694 Arien Elisse van Schaijck en zijn broer Jan Elisse van Schaijck; 1731. |
De oorspronkelijke bebouwing
Als het gerecht in het jaar 1304 wordt genoemd, mogen we aannemen dat daar toen ook al een gebouw stond waar de eigenaar of de pachter van de grond op woonde. Van dit gebouw zijn geen afbeeldingen bekend. Het stond vermoedelijk op het omgrachte terreintje dat we op de kadastrale kaart onder nr. 16 nog terug vinden. Deze gracht is pas in 1967 door de toenmalige eigenaar gedempt. Binnen deze gracht stond de woning en de daarbij behorende gebouwen voor het vee en de opslag van de oogst, oftewel een omgrachte boerderij met als toegang vermoedelijk een poortgebouw die de bewoners veiligheid bood tegen rondtrekkende roversbenden etc. Binnen de gemeente Houten lagen nog meerdere van dergelijke omgrachte boerderijen, enkele voorbeelden zijn: Overdam, Rietdijk 5; Ter Weide, Waalseweg 33 en boerderij De Steenen Poort. |
Pas in 1659 krijgen we meer inzicht in de bebouwing op Ruemsthofstede, namelijk uit een bestek voor de bouw van een nieuwe woning; "Bestek en conditie waer naer de heer Johan van Mansvelt scheepen ende raet inde Vroedschap der stad Utrecht wil besteeden het maecken en leeveren en stellen van een huijs op de hofsteede tot Houten van ouds genaemt Rumps hofsteede in vorme alst volcht op sijne kost ende dranck vrachten en al". Op 1 augustus 1659 moest de boerderij worden opgeleverd. Het werk werd aangenomen door Frans van Reumelaer voor de som van f 588, met de toevoeging dat de opdrachtgever enkele bouwmaterialen beschikbaar stelde, o.a. oude kruiskozijnen, stijgerdelen, enig ijzerwerk en nog wat afgebrand werk. |
|
Reconstructie tekening van de Dijkhoeve in 1659 |
Waarschijnlijk was een brand de aanleiding tot de nieuwbouw. Volgens het bestek kreeg het gebouw een afmeting van 44 x 41 voet (13,81 x 12,87 m.). Het voorhuis 41 x 17,5 voet (12,87 x 5,49 m.) en het achterhuis 41 x 23,5 voet (12,87 x 7,38 m.). Het voorhuis had een grote woonkamer met een schoorsteen en een bedstede, naast de voorkamer was een kelder en een zijkamer met nog een bedstede. De kelder was 2 voet diep en had een oppervlakte van 9x9 voet. In de woonkamer moest een plavuizen vloer komen, het zijkamertje, de kelder en ook de kamplaats kregen een stenen vloer. De voorgevel van het woonhuis werd gemetseld in kalkspecie met nieuwe stenen. De zijgevels van het voorhuis en de muur tussen het voorhuis en de koestal werden gemetseld met savereerd (gezuiverde aarde) met gebruikte stenen. De zijmuur en de tussen muur werden aan beide kanten bepleisterd met kalk en de voorgevel werd aan de buitenkant gevoegd. Verder vermeld het bestek een ingang in de voorgevel met een boven- en onderdeur en boven het deurkozijn twee ramen. In het voorhuis kwamen ook twee kruiskozijnen en een half kruiskozijn die waarschijnlijk in het zijkamertje kwam. Over het gehele voorhuis kwam een balklaag met een planken vloer. Het achterhuis ofwel de koestal had een fundering die een voet boven het maaiveld uitstak. Daarop kwam een sloof (een balk) met 15 staande palen met daarop de muurplaat. die even hoog kwam als bij het voorhuis. Ook de achtergevel werd in hout uitgevoerd met daarin opgenomen de hoofddeur en de staldeuren. De buitenwanden werden bekleed met planken, de een over de ander. Het hout voor de palen werd door de aanbesteder beschikbaar gesteld van appelbomen die op de hofstede aanwezig waren. Het gehele dak van de boerderij werd gekapt met goede geschilde sparren en gedekt met riet. |
Het gehele bestek voor de bouw omvatte 34 artikelen waarin de voorwaarden stonden waarnaar het werk moest worden uitgevoerd. De betaling van het werkgeschiede in vijf termijnen: Bij de laatste termijn betaling wordt vermeld: "Ontvangen uijt handen voorschr. de somme van acht ende tachtich gulden waar mede onder begrepen is het maecken van vijf blieken (overzichts rekeningen) soo dat ick bekennen in alles voldaen te sijn van mijn aengenomen besteck van het maecken van het nieuwe huijs op Huijbrecht Gerecht van Wulven actum den 7e maij 1660". Frans van Reumelaer. |
Door middel van dit bestek is het mogelijk om het gebouw op enkele centimeters na nauwkeurig uit te tekenen, alleen over de plaats waar het gestaan heeft wordt niets vermeld, maar het zal vermoedelijk wel op het omgrachte terreintje zijn geweest. Pas na de opmeting door het kadaster in 1830 is er wat bekend over de plaats van de bebouwing, alsmede de grote en de vorm van het voormalige minigerecht. Maar de afmeting van de boerderij zoals die op de kadasterkaart zijn aangegeven, beantwoorden niet meer aan die van de bouw in 1660, zodat we moeten aannemen dat deze alweer door een nieuw gebouw is opgevolgt. In 1830 staat de boerderij direct langs de Lobbendijk en op het omgrachte terreintje staan geen gebouwen meer, maar het doet dienst als boomgaard. |
Op 16 januari 1840 verkoopt Aletta van Schaik de boerderij met de daarbij behorende landerijen aan Jan Carel Wendel Strick van Linschoten voor de som van f 18.100,— De beschrijving van de gebouwen en landerijen luidt alsvolgt: "Een hofstede bestaande in een huizinge of boerenwoning, bakhuis, schuur, twee bergen, een duifhok met erve grond en tuin bepotinge en beplantingen met aanhorige boomgaard bouw en weilanden, alle tiendvrij te samen groot 20 bunders 31 roeden en 40 ellen zijnde het voormalige Huberts Gerecht van Wulven genaamd 'de Geer"'. Vanaf 1840 tot 1929 is de Dijkhoeve in het bezit van de opeenvolgende generaties Strick van Linschoten. |
De boerderij en het land was in gebruik bij pachters. In 1866 vind de aanleg plaats van de spoorweglijn Utrecht - 's-Hertogenbosch. Het spoor verdeeld de 24 morgen land in twee complexen, de boerderij met ongeveer de helft van het land aan de westkant van het spoor en de andere helft van het land aan de oostkant. |
In de jaren 1884-1886 vermeldt het kadaster een verbouwing: het bouwen van een bijgebouw en het bouwen van een schuur. Dit bijgebouw is waarschijnlijk het in 1986 afgebroken bakzomerhuis. In 1921 wordt door koop, Dijkhoeve eigendom van Willem van Dijk, een veehouder die er zelf op woonde. Als in 1928 Jochem van Dijk eigenaar is geworden, verhuurdt deze de boerderij aan Jan Veen. In 1932 komt er een einde aan het bestaan van de 24 morgen. |
Jochem van Dijk verkoopt de boerderij met de grond aan de westkant van het spoor aan H.Picard, koopman te Utrecht, de grond aan de oostkant van het spoor wordt gekocht door Reyer van Dijk die ze toevoegd aan zijn boerderij aan de Odijkseweg. H. Picard laat de Dijkhoeve bewonen door een van zijn personeelsleden de heer Steven van Oostrom, die het bakzomerhuis bewoonde. De Dijkhoeve zelf verkeert dan in slechte staat en wordt niet meer bewoond. Picard laat het woongedeelte inrichten als paardenstal en het achterhuis als bergruimte. |
In 1951 werd zijn zoon F.C.J. Picard eigenaar die al vanaf 1941 bakzomerhuis bewoonde. In een gesprek met de heer Picard (dd. 15-7-88), kon deze zich nog goed herinneren dat er naast het bakzomerhuis een terreintje was, dat hoger lag dan zijn omgeving met, zoals de heer Picard het verwoordde, omgeven door een sloot die breder en dieper was dan de andere perceelssloten (dit was het terreintje van de voormalige omgrachte boerderij). Het duifhok dat in 1840 bij een verkoop werd vermeld is bij zijn komst op de boerderij al verdwenen wel waren er nog drie hooibergen waarvan er al kort daarna twee gesloopt werden. In 1965 koopt B.V. Nifterik Dijkhoeve. Hij laat in 1967 de oude fruitboomgaard op het omgrachte terreintje rooien, het perceel egaliseren en de grachten dempen Het geheel wordt daarna ingepoot met een struiken-boomgaard. Tenslotte laat hij in 1969 een nieuwe schuur bouwen, deze schuur werd in 1980 door de gemeente verbouwd tot het sociaal cultureel centrum Dijkhoeve. Op 29 oktober 1973 verkoopt B.V. Nifterik de Dijkhoeve met de bijgebouwen en de aanliggende gronden aan de gemeente Houten ten behoeve van de uitbreiding van het dorp. In 1980 laat de gemeente de boerderij en de hooiberg slopen en in 1986 ondergaat het bakzomerhuis hetzelfde lot. En nog in 1988 zal de tot sociaal cultureel centrum verbouwde schuur eveneens worden gesloopt. Binnen enkele jaren zal het na sloop vrijgekomen oude woonperceel met zijn rijke geschiedenis door de nieuwbouw van Houten zijn bedekt. |
Overgenomen uit: 'De Geer of de Reumsthofstede, Leen de Keijzer, Peter Koch, Otto Wttewaall, 1988, Houten'. |
Aankoop landbouwgrond van landbouwer Jan van Schaik
Boerderij 'Zorgvliet'
gelegen aan De Poort 8, 10, 10A en Suevenpoort 16
Geschiedenis boerderij Zorgvliet
‘Zorgvliet’ was de naam van een zeventiende-eeuwse buitenplaats die tot in het begin van de negentiende eeuw ten zuidwesten van de huidige langhuisboerderij lag. Deze is in 1926 in opdracht van M. Oostveen gebouwd, ter vervanging van een oudere boerderij, die ooit deel uitmaakte van de buitenplaats. Het ontwerp was van architect G.J. Brinkhof uit De Meern. Een gevelsteen vermeldt: ‘Deze steen/ is gesteld/ door/ Maria Oostveen/ 25 Maart 1926’. De voorgevel heeft een risalerende middenpartij waartegen een rondbogig portiek met balkon is geplaatst. Links van de portiek bevindt zich een grote serre. Opvallend zijn de halfronde roeden bovenlichten van de balkondeuren en vensters op de verdieping. Beide zijgevels hebben eveneens rivalerende middenpartijen onder steekkappen in de vorm van wolfdaken. Terracotta pirons bekronen de nokvorsten. In 1964 is het voorhuis in twee woningen gesplitst. Links van het hoofdgebouw staat nog een schuur uit 1908, die door een aanbouw met de boerderij is verbonden. Overgenomen uit: Houten Historische Bebouwing. O.J. Wttewaall en J.A.M. Smits 1991. De Naam Zorgvliet betekend: 'De geweken zorgen' of 'De verdwenen zorgen'. |
De Bouwgeschiedenis van Zorgvliet
De eerste bouwperiode Binnen de bouwgeschiedenis onderscheiden we twee bouwperioden. Het gedeelte van het fundament dat maar voor een klein deel in het opgravingsvlak was gelegen, direct naast de geluidswal, was afgedekt door een brandlaag van as, stro en houtresten. Onder deze brandlaag werden scherven gevonden van blauwgrijs aardewerk en steengoed, stammende uit het einde van de 15de eeuw. Deze vondsten geven aan dat het gebouw in het begin van de 16de eeuw moet zijn afgebrand. Het steenformaat dat voor de funderingen gebruikt is, is 29 x 14x7 cm, een formaat dat bekend is onder de naam ’kloostermop’. Deze kloostermoppen werden al in de 14de eeuw gebruikt. Doordat de funderingen van het gebouw niet geheel opgegraven konden worden, is het onmogelijk een juiste datering voor deze bouwperiode te geven. In ieder geval kunnen we de aanwezigheid van een gebouw in de 16de eeuw bevestigen. |
Op de opgravingstekening zijn een groot aantal funderingen getekend, aangegeven met A t/m I, die ons een beeld geven van de bouwgeschiedenis van het huis Zorgvliet en van het |
Tussen het vondstmateriaal van deze bouwperiode bevindt zich een interessante bijzonderheid, namelijk leemresten die door de hoge temperaturen tijdens de brand en van de nagloeiende aslaag tot vaste brokken zijn gebakken. Onderzoek wees uit dat de leem afkomstig is van de vlechtwerkwanden, die ter isolatie met deze grondstof bestreken waren. In de vaste brokken zijn de uitsparingen nog zichtbaar van het weggebrande vlechtwerk. We kunnen dus op grond van deze vondsten concluderen dat het gebouw uit de oudste bouwperiode moet zijn opgetrokken uit gemetselde muren en houten vlechtwerk wanden. In het opgravingsvlak bevindt zich nog een aantal funderingen van andere gebouwen uit de oudste bouwperiode. Deze funderingen zijn op de opgravingstekening aangegeven met A t/m D. A Een gedeelte van een ovaal keldertje met een diepte van 90 cm en een stenen B Een fundering met de afmeting 2,30 x 2,30 m. Vermoedelijk is dit het C De funderingen van een gebouw, die onder de geluidswal verder lopen. De afmeting van de stenen is 29 x 14 x 7cm. Op de vloer liggen geel geglazuurde plavuizen met de afmeting 16,2 x 16,2 x 3,2 cm. D Een keldertje met de afmetingen 2,20 x 2,05 x 0,80 m. Het keldertje heeft een stenen vloer. De stenen hebben de afmeting 29 x 14 x 7cm. In het keldertje lag een laag verkoold hooi en stro van 30 cm dik. |
De tweede bouwperiode
Na de brand, die aan het begin van de 16de eeuw de gebouwen uit de eerste bouwperiode verwoestte, is aan de noordkant van het terrein een nieuw gebouw opgetrokken. De opgegraven en gedetermineerde bouwmaterialen, aardewerkscherven en glasscherven tonen aan dat deze woning rond 1650 gebouwd moet zijn. Het gebouw was vrij groot en had vele voorzieningen. Deze zijn op de opgravingstekening aangegeven met E t/m I. E Een grote kelder met de afmetingen 4,30 x 3,30 m. De toegang tot de kelder werd verschaft door een gemetselde, stenen trap. De stenen hebben de afmetingen 22 x 11 x 4 cm en 23 x 11,5 x 4,5 cm. De vloer van de kelder was belegd met lichtbruin geglazuurde plavuizen met de afmetingen 22 x 22 x 2,5 cm. F Een regenwaterbak met de afmetingen 1,70 x 6,55 m. De bak was opgebouwd met stenen met de afmetingen 22 x 10 x 4 cm en 23 x 10,5 x 4 cm. |
De bak was aan de binnenkant bekleed met ongeglazuurde, blauwgrijze plavuizen met de afmetingen 22 x 22 x 2,5 cm. De waterbak werd afgesloten met een overkluizing waarin een opening voor een pompbuis was uitgespaard. De bak bevond zich geheel onder de grond, afgedekt door een dikke laag aarde. Op deze wijze werd het regenwater stofvrij, koel en vorstvrij bewaard. Het regenwater diende als drinkwater en voor het gebruik in de keuken. Voordat de waterbak gebouwd werd is eerst een laag eiken boomstammetjes op de grond gelegd ter grootte van de bak. Hierop werd een vloer gelegd uit 3 cm dikke planken. Op deze vloer werd de regenwaterbak gemetseld. Dit vloertje was noodzakelijk voor de gelijke verdeling van het gewicht van de bak. Bij ongelijke gewichtsverdeling zou de bak door verzakking kunnen gaan scheuren en lekken. |
G Voor de afvoer van de gootsteen etc. zijn een aantal gemetselde goten aangebracht die het water in overkluisde zinkputten loosden. H Een pompput, gestapeld op een houten wagenwiel, met een gemetselde kluis waarin een opening voor de zuigbuis van een pomp was aangebracht. Over de functie van het wagenwiel kunt u uitvoerig lezen in het hoofdstuk HOUT. I Een beerput met een gestapelde onderkant die rust op een planken raamwerk. De kluis van de put was tijdens de sloop al verwijderd. Over de indeling van het gebouw worden we uitvoerig ingelicht door een beschrijving die gegeven werd bij de verkoop van het huis op 12 augustus 1808.1 Aangezien de tekst een zeer gedetailleerde weergave van het gebouw geeft, is er voor gekozen de tekst geheel over te nemen. |
12 augustus 1808 Een bijzonder tot de jagt wel gelegene buitenplaats genaamd Zorgvlied gelegen bij den dorpe van Houten, een uur van de stad Utrecht, bestaande in een heeren huizinge, waar van de gang bij ’t inkomen in 't voorhuis met wit marmere steen belegd ende huizinge voorzien is aan de een zijde van drie kamers. De eerste behangen met geschilderd doek en een fraaije schoorsteen. De tweede met dito behange schoorsteen, de derde zijnde een zeer groote kamer met een beschildert behang en zeerfraaije schoorsteen met een schilderstuk penant spiegel en verguld penant tafeltje met een marmer blad, aan de andere zijde eerst een gemakkelijke trap daar aan volgende een met zes trappe opgaande fraaije behangen kamer met een schoorsteen en secreet en onder dezelve kamer een schoone overkluisde wijn en bier kelder, daar naast een kleine kamer waar aan een tweede gemak ofsecreet, dan een grootere behangen kamer, item ruime keuken metfournuisen 1 put en regenwaterpomp en daarbij een overkluisde prooisiekelder, boven die kelder een domistique kamer en hierbij een tweede trap. Boven twee logeerkamers een prooisie kamer en nog een domistique kamer en groote zolders, een spatieuse koetshuis en ten weder zijden stallinge ieder voor zes paarden waar van de eene met een steene krib, koetsiers kamer en extra groote hooi zolder, ter zijde een schuur voor turf als anders, groote menagerie, welaangelegde tuinen met schuttinge met persiken en andere vruchtboomen, als mede eene steene muur gegarneerd met persiken, abricosen boomen en wijngaarden, aan 't begin van dezelfde een put waters pomp, en agter die muur een groote loots tot berging van brandhout en 7 geene de tuinen betreft, voortsfransche boomgaard allerhande verdere fijne exquise vruchtdragende boomen, lanen van ijpe ijke en beukeboomen, slinger en andere boschen te zamen groot ruim vier en een halve mergen. |
Bron: in 1988 nog Rijksarchief Utrecht, Protocollen van transporten 1682- 1810. Rechteliike archieven. Wulven nr. 1291. Heden te vinden in het archief 64 Dorpsgerechten, Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU), Wijk Bij Duurstede. |
De buitenplaats, zoals Zorgvliet in de verkoopbeschrijving wordt genoemd, wordt gekocht door Pieter de Goey voor de som van ƒ. 7800,-. |
Eigenaren en bewoners van Zorgvliet
Bewonerslijst 1. 1599 Wouter Frederikse van Bemont (OSG) |
Eigendomsstructuren van Zorgvliet
OSG 1536 Jan Dirksz. te Utrecht 4m + hoff. OSG 1691 Nu eigendom wed. Mr. Ploos van Amstel te Utrecht a/d Strosteeg br. Adriaan Claesz. won Houten. Ploos van Amstel of Zoudenbalch? Frans van Linden en Judith van Rheenen. -1690 1/2 Frans van Linden, 1/2 erven Judith van Rheenen. (1M) 1690-1692 1/3 Jasper van Linden, 1/3 Dirk van Linden en 1/3 Anthonetta van Linden gehuwd met Hendrik Roeck. 1692-1709 Jasper van Lynden. 1709-1711 Jasper van Lynden en Digna Elisabeth Booth, bewoners. 1711-1714 Jasper Scheurwater pander van Jasper van Lynden, bewoner. 1714-1731 Jasper van Lynden en Digna Elisabeth Booth, bewoners 1731- 1732 Digna Elisabeth Booth, woonde te Utrecht. 1732- 1734 Gerlach Frederik-, Alexander Hendrik- en Evert Comelis van der Capellen en Jasper Scheurwater. 1734 Gerlach Frederik-, Alexander Hendrik- en Evert Corned van der 1734-1740 Alexander Hendrik van der Capellen. 1740-1759 Evert Cornelis van der Capellen, heer van Mijdrecht, bewoner. 1759-1796 Daniel Cornelis van der Capellen, heer van Mijdrecht, bewoner. 1796 (1) 20 juni 1796, Daniel Cornelis van der Capellen, heer van Mijdrecht draagt over aan Jan Kol (de buitenplaats Zorgvliet, de naam wordt niet vermeld) alsmede de boerderij 14 januari 1796 ten overstaan van notaris Willem Dop gepasserd. 1803 (2) 20 oktober 1803, Jan Kol draagt over aan Cornelis Frederik d’ Hangest d’Yvoy de buitenplaats Zorgvliet en de boerderij. 20 mei 1803 ten overstaan van notaris Jan de Wijs gepasseerd. 1806 (3) 1 juli 1806, Cornelis Frederik d’ Hangest d’Yvoy verkoopt publiek de buitenplaats Zorgvliet en de boerderij aan Jean Gossiaux. 1809 (4) 13 september 1809, Jean Gossiaux verkoopt aan Pieter de Goey wonende onder de Gerechte van Schonauwen de buitenplaats Zorgvliet 12 augustus 1809 ten overstaan van notaris Willem Voorsteegh publiek verkocht te Houten. 1809 (5) 2 oktober 1809, Jean Gossiaux verkoopt aan Jan Peek de boerderij behorende bij de buitenplaats Zorgvliet met landerijen 12 augustus 1809 ten overstaan van notaris Willem Voorsteegh publiek verkocht. 1819 (6) Nr. der woning: 5. Buitenplaats gedeeltelijke geamoveerd. 1821 geheel geamoveerd Pieter de Goey. |
Overgomen uit: Zorgvliet Archeologische vondsten "van een bijzonder wel gelegene buitenplaats bij den dorpe van Houten", 1992, uitgave Archeologische Werkgroep 'Leen de Keijzer'. |
Eigenaren van boerderij Zorgvliet van 1 oktober 1832 tot 1987
1. (weduwe) Jan Peek (... - 1829) 2. Jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen (1829 - 1850) 3. Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten (zoon) (1850 - 1890) 4. Ottolina Maria van Notten - Strick van Linschoten (echtgenote) (1890 - 1905) 5. Jan Cornelis Schinkel (1905 - 1925) 6. Cornelis Oostveen, weduwe Anthonia Agatha de Wit (1925 - 1943) 7. Wilhelmus Franciscus Gerardus Sturkenboom (1943 - 1952) 8. Wilhelmus Franciscus Gerardus Sturkenboom, 9. Gemeente Houten (1966 - 1987) Bron: Kadasterarchiefviewer 1832-1987 |
Houtensewetering 19
In 1720 maakt deze boerderij deel uit van de bezittingen van het Utrechts Convent van Oudwijck. Aan het einde van die eeuw wordt hij verkocht aan Jan Peek, die daarvoor pachter van de boerderij was. De weduwe van Jan Peek verkoopt de boerderij omstreeks 1840 aan jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen. Circa 30 jaar later koopt Elisabeth Nieuwendijk de boerderij, zij was de weduwe van Cornelis Vernooij. Hierna blijft hij in bezit van de familie Vernooij. In 1928 werd een nieuwe boerderij gebouwd, hierin bevindt zich nog de kelder met tongewelf van zijn voorganger. De boerderij werd gebouwd in opdracht van J. Vernooij door de Houtense aannemer S. A. de Graaf. |
|
Eigenaren boerderij Houtensewetering 19 1832 - 1834 wed. Jan Peek |
Houtensewetering 29
Volgens de kaart uit 1720 is deze boerderij op dat moment eigendom van dr. Molenaer. Deze dr. Molenaer heeft hier niet gewoond maar verpachtte hem. Ook de volgende eigenaren verpachtten de boerderij. Evenals boerderij Houtensewetering 27 koopt in 1735 Catharina van Heusden, weduwe van J. F. Mamouchet, deze boerderij. De verkoopster was de weduwe van dr. Johan Molenaer. De omschrijving in de akte luidt: ’een huijsinge of hofstede met bergen schuer en duijfhuijs, mitsgaders omtrent sestien mergen soo bouw weij als boomgaerď. |
Eigenaren boerderij Houtensewetering 29 1832 - 1834 Willem (Evertje) Lagerweij |
In 1832 blijkt de boerderij in bezit te zijn van Willem Lagerweij, die hem op donderdag 5 juni 1834 verkoopt aan J. C. W. Strick van Linschoten van Rhijnauwen. De boerderij blijft in bezit van de familie Strick van Linschoten tot 1890, als hij verkocht wordt aan W. Sturkenboom. Zijn weduwe, Johanna Vernooij, laat omstreeks 1910 op de plaats van de oude boerderij een nieuwe bouwen. De familie Sturkenboom blijft tot op heden eigenaar. In de achtergevel van de schuur rechts naast de boerderij zijn duivennissen aangebracht. Dit is een overblijfsel van het gebruik van vele boeren om duiven te houden, zoals blijkt uit het veelvuldig voorkomen van een ’duijfhuijs’ in zeventiende- en achttiende-eeuwse overdrachtsakten van boerderijen. Bron: O.J. Wttewaall, Rondom de Leedijk, 2003. |
Boerderij De Staart aan de Hoofdveste 21
Geschiedenis boerderij De Staart De aan het einde van de Koedijk gelegen langhuisboerderij dateert in haarhuidige vorm uit de achttiende eeuw. In een akte uit 1796 wordt de boerderijomschreven als een 'huijzinge bakhuijs en berg waar in de tapperij word geexerceert'. De exploitatie van een tapperij hing nauw samen met een andere functievan de eigenaar, namelijk die van brugwachter van de nabijgelegen ophaalbrugover de Houtensewetering, die de Koedijk met de Hoonkade verbond. De gedeeltelijk witgepleisterde boerderij ligt onder een rieten afgewolfd zadeldak.De voorgevel heeft vier zesruits schuifvensters, waarvan de luiken inmiddels zijn verdwenen. In de woonkamer is nog een tegeltableau uit de tweede helft van de achttiende eeuw aanwezig. Van het achterhuis verdient de lemen vloer apartevermelding. De twee leilinden vóór het pand staan op de plaats van het aan heteind van de vorige eeuw gesloopte bakhuis. |
Overgenomen uit: Houten Historische Bebouwing. O.J. Wttewaall en J.A.M. Smits 1991. |
Eigenaren boerderij De Staart (1832-1987) 1832 - 1833 Jan Schimmel |
Land in de Knoesterpolder van De Jongh en Consorten
Op dinsdag 22 oktober 1833 verkochten Jan en Jacobus de Jong, landbouwers wonende te Oud-Wulven drie percelen weiland en een stuk Hoonkade aan jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen, onder de kadastrale gemeenten leggers Schonauwen, sectie A, nummers 35, 36 en 37 - Oud-Wulven, sectie A (Houten, sectie D), nummer 38, (Hoonkade). Voor f. 1.700, - gulden met een grootte van drie bunders, vijftig roede en vijftig ellen. De verkoop werd gesloten ten overstaan van de Wijk bij Duurstedense notaris H.J. van Marienhoff. Bron: Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU), 063, 1815, 2411. |
Boerderij Overeind 31 te Schalkwijk (gem. Houten)
W.A. de Graaf ontwierp de langhuisboerderij onder overstekend, met muldenpannen gedekt mansardedak in 1914 voor G. de Korte. De drie traveeën brede, symmetrische voorgevel heeft T-vensters, die op de begane grond zijn voorzien van luiken. De boogvelden van de ontlastingsbogen hebben een ornamentatie van tegeltjes met Jugendstil-motieven. Sierankers en banden van gele baksteen verlevendigen de gevel. De toegangsdeur met roeden bovenlicht bevindt zich in de rechtergevel. Opmerkelijk is dat de boerderij geen achter- maar een zijbaander met gietijzeren deurroostertjes heeft. |
Overgenomen uit: Houten Historische Bebouwing. O.J. Wttewaall en J.A.M. Smits 1991. |
Het land waarop boerderij Overeind 31 staat is vele eeuwen het eigedom geweest van het Utrechts kapittel van St. Pieter. In 1779 verkocht het kaptil de boerderij met landerijen aan hun eigen kannunik Jan Balthazar Strick van Linschoten van Rhijnauwen. Die reeds zes jaar eerder het landgoed Rhijnauwen in 1773 had aangekocht van de heer Ten Hove. Overeind 31 zou ruim 42 jaar een pachtgoed van het landgoed Rhijnauwen blijven. Na het overlijden van Jan Balthazar Strick van Linschoten in 1820 kwam de boerderij met land toe aan zijn oudste zoon. |
Hij die afkomstig was uit Jan Balthazars eerste huwelijk Diderik Willem Jacob Strick van Linschoten trok de boerderij tot aan zijn overlijden in 1854 bij het vast- en onroerend goed van zijn buiten in De Bilt de Arenberg. Rond 1855 zou het Overeind 31 door zijn erfgenamen Taest van Amerongen worden verkocht. |
Overeind 39 - 39a, Boerderij Welgelegen te Schalkwijk (gem. Houten)
De deels witgepleisterde dwarshuisboerderij onder rieten wolfdak dateert vermoedelijk nog uit het begin van de achttiende eeuw. De boerderij heeft een nagenoeg symmetrische voorgevel met in het midden twee grote roeden schuifvensters die het woonvertrek verlichten en aan weerskanten daarvan een kleiner roeden opkamervenster. |
Zij zijn alle voorzien van luiken. Een kelderlicht onder het rechter venster verlicht de kelder met tongewelf. De paneeldeur in de rechtergevel heeft een roeden bovenlicht en wordt geflankeerd door roeden schuifvensters met luiken. |
Het achterhuis is in 1953 vernieuwd. Het voormalige bakzomerhuis annex wagenschuur rechts van het hoofdgebouw dateert uit het derde kwart van de negentiende eeuw. |
In de symmetrische voorgevel zijn op de begane grond twee negenruiters met luiken aangebracht en op de verdieping een keperboogvenster. Tussen de boerderij en het zomerhuis staat een fraai smeedijzeren toegangshek. De boerderij heeft nog een eigen brug over de wetering. Het is |
Overgenomen uit: Houten Historische Bebouwing. O.J. Wttewaall en J.A.M. Smits 1991. |
Het land waarop boerderij Overeind 39-39a staat is vele eeuwen het eigendom geweest van de Duitsche Orde Balije van Utrecht. In 1773 verkocht de Duitsche Orde boerderij Welgelegen aan het Utechtse kapittel van St. Pieter. |
Die het vervolgens in 1779 verkochten hun eigen kannunik Jan Balthazar Strick van Linschoten van Rhijnauwen. Die reeds zes jaar eerder het landgoed Rhijnauwen in 1773 had aangekocht van de heer Ten Hove. |
Overeind 39-39a zou ruim 42 jaar een pachtgoed van het landgoed Rhijnauwen blijven. Na het overlijden van Jan Balthazar Strick van Linschoten in 1820 kwam de boerderij met land toe aan zijn oudste zoon. |
Hij die afkomstig was uit Jan Balthazars eerste huwelijk Diderik Willem Jacob Strick van Linschoten betrok de boerderij tot aan zijn overlijden in 1854 bij het vast- en onroerend goed van zijn buiten in De Bilt de Arenberg. Rond 1855 zou het Overeind 39-39a door zijn erfgenamen Taest van Amerongen worden verkocht. |
Verkoop boerderijen Welgelegen (Overeind 39 en 39A) en boerderij aan het Overeind 31 te Schalkwijk Op donderdag 3 juli 1856 vond ten overstaan van de Utrechtse notaris Jacob Hendrik van Schermbeek de verkoop plaats van de boerderijen aan het Overeind 39-39a en 31 te Schalkwijk . De heer Gerard Lehun Verloren, lid van de Gedeputeerde Staten van Utrecht en advocaat wonende te Utrecht, handelende als testamentaire voor jkvr. Cornelia Sara Wilhelmina Antoinetta Strick van Linschoten in leven echtgenote van Arnoud Gerard Joost baron Taets van Amerongen gewoond hebben op 14 juni 1855 en overleden op buitenplaats Arenberg in de gemeente De Bilt. |
Boerderij Welgelegen aan Overeind 39-39a te Schalkwijk (B444) Nummer Een Ene hofstede bestaan de eene huizinge getekende nummer 35. Achterhuis met koe en paard in stallen zomer- of bakhuis met wringhuis schuur en varkenshok zijn twee vijf roedige tuigen en verdere betimmering met erf, grond en tuin met grootte boomgaard 6 van wei- en besteklanden tezamen groot negen en twintig 6 uurs in zestig roeden ze en twintig ellen staande en gelegen in de gemeente Schalkwijk in het dorp van de Heul strekkende voor net de Schalkwijksewetering, westwaarts op tot aan de opslag van de Honswijkschen Dijk alwaar Cornelia Spithoven geboren Verdam ten zuiden ende hofstede en landen en hier na onder nommer vier te omschrijven ten worden naast getuigen zijn bekend op den perceel 1 gewijzen kadastralen legger en sectie B Nommer 1 Perceelnummers: 431 - bouwland, 432 - weg, 433 - bouwland, 434 - bouwland, 435 - weiland, 436 - weiland, 437 - bouwland, 438 - weiland, 439 - boomgaard, 440 - weg, 442 - boomgaard, 443 - tuin, 444 huis met erf. Tezamen negen en twintig bunders, zestig roeden en zeventig ellen. (29 60 70) an Zes en Twintig duizend Vijf honderd Guldens f. 26.500-,. |
Nummer Twee Zeven bunders drie en negentig roeden zeventien ellen boomgaard wei in 6 uren bouwland gelegen in de gemeente Schalkwijk aan de Heul strekkende gedeeltelijk vanuit de Schalkwijksche wetering en gedeeltelijk van het perceel nommer die het aan het 6 olote onder nommer 6 te omschrijven belend ten zuiden de landen die hofstede onder nommer vier vermeld en ten noorden in de percelen nommers drie en vijf bekend op de kadastrale legger in sectie B Bij afslag verhoogd door Dirk Maarschalkerweerd landbouwer wonende onder Schalkwijk met twee honderd gulden.n Tezamen negenduizend vier honderd guldens f. 9.400-, |
Boerderij aan Overeind 31 te Schalkwijk (B413) Nummer drie Een huis met stalling getekende nommer 37 mitsgaders erf en grond tuin en boomgaard gelegen in de gemeente Schalkwijk in het dorp van de Heul groot begen en zestig roeden en acht en twintig ellen strekkende uit de Schalkwijksche wetering tot aan het tweede perceel belend ten zuiden van het zelve en ten noorden van het vijfde perceel belend op den kadastralen legger in sectie B nommers Perceelnummers: 413 - huis met erf, 414 - tuin, 415 - boomgaard, 412 - weg. Tezamen negendertig roeden met bomen op de weg van het perceel. -------------------------------------------------------- Nummer vier Ene hofstede bestaande in ene huizinge getekend nummer 36 met achterhuis waarvan koe en paarden stalling zomer of bakhuis schuur met varkenshok eene vijf roeden en ene vier roedige korenberg en verder betimmering erf grond en twee benevens twintig bunders drie en twintig roeden en twee en zestig ellen boomgaard 6 ure in weiland gelegen in de gemeente Schalkwijk in het dorp van de Heul strekkende van net de Schalkwijksche Wetering tot aan den opslag en Honswijksche Wetering alwaar ten zuiden het eerste perceel en ten noorden het tweede meest gelegen zijn bekend op den kadastralen legger in sectie B nommers. Het perceel omschreven onder nommer vier is ingezet door Johannes Verham, landbouw er wonende te Schalkwijk in som van Achttienduizend Achthonderd guldens f. 18.800-, -------------------------------------------------------- Nummer vijf Acht bunders zestien weide vijf en tachtig ellen 6 ure weiland gelegen in de gemeente van Schalkwijk in het dorp aan de Heul, strekkende van uit de Schalkwijksche wetering tot tegen het bosch onder nummers zes te omschrijven belend ten zuiden door het in de Roomsch Katholieke Armen van Schalkwijk over volgens door Bastiaan van der Worp op den kadastrale legger en sectie B nommer. Perceelnummers: 395 - weiland, 399 - bouwland, 402 - weiland, 404 - weiland, 411 - weiland, 412 - weg. Tezamen acht bunders zestien roeden vijftig ellen. -------------------------------------------------------- |
Nummer zes Elf bunders negen en zestig roeden tachtig ellen elzen in de uitwaarden bosch 6 ure in partij schietwilgen gelegen in de Schalkwijk. Strekkende om de perceel nommer twee en vijf tot aan den opslag van den Honswijkschen Dijk al voor ten zuiden de hofstede en landen omschreven onder nummer vier en ten noorden Allegonda Maarschalkerwaard geboren van Woesik naast gelegen zijn op de kadastralen legger bekend in sectie B nommer. Perceelnummers: 389 - weg, 390 - bosch, 391 - bosch, 392 - bosch, 393 - bosch, 394 - bosch. Tezamen elf bunder negen en zestig roeden tachtig ellen (11 60 80) -------------------------------------------------------- Nummer zeven Negenbunders zeven vijftig roeden zestig ellen bouw en weiland, gelegen in de gemeente van Schalkwijk op Blokhoven strekkende van net de Schalkwiijksche wetering tot aan den eigendom onder Hoogwelgeboren Heer Baron van Wijkerslooth belend ten zuiden van den Heer Adam Visch en ten noorden door den Heer C.L. van Strijen op den kadastralen legger bekend in sectie B nommer. Perceelnummers: 356 - weg, 357 - bouwland, 358 - weiland. Tezamen negen bunders zeven oen vijftig roeden zestig ellen (9 57 60) Het perceel onder nommer zeven omschreven is ingezet door de Weledelen getrenge heer Carel Eliza van Strijen notaris wonende te Wijk bij Duurstede ter som van Acht duizend drie honderd guldens f. 8.300-, Bij afslag verhoogd door den Weledelgestrenge heer dr. Theodorus Adriaan van Schermbeek, docter wonende te Utrecht met twee honderd guldens. Tezamen Acht duizend vijfhonderd guldens f. 8.500-, -------------------------------------------------------- |
Nummer Acht Een bunder vier en vijftig roeden vijf en vijftig ellen bouwland genaamd de Suikerakker gelegen in de gemeente Schalkwijk, strekkende vanuit de Schalkwijksche Wetering tot aan de en gronden van Arie Verdam belend ten zuiden door den zelven en ten noorden door dien van Teunis Uytewaal op den kadastrale legger bekend in sectie B van nommer. Perceelnummers: 336 - bouwland, 337 - weg. Tezamen een bunder en vier en vijftig roeden vijf en vijftig ellen (01 54 55). Het perceel omschreven onder nummer Acht is ingezet door den heer Antonie Mol, koopman wonende te Utrecht ter som van twee duizend guldens f. 2.000-, Tezamen twee duizend vijf en twintig guldens f. 2.025-, Zijnde die percelen bij afslag verhoogd door Dirk Maarschalkerwaard, landbouwer wonende onder Schalkwijk voornoemd met vijf guldens Tezamen tienduizend zevenhonderd gulden f. 10.700-, Daarop bekend opgemaakt dat twee percelen met perceel nummer een het welk heeft kunnen opbrengen zes en twintig duizend vijf honderd guldens f. 26.500-, En zijnde drie percelen te samen gevoegd bij afslag niet verhoogd -------------------------------------------------------- |
Vervolgens bekend gemaakt dat de evengemelde drie percelen met perceel nummer zeven hetwelk heeft kunnen opbrengen achtduizend vijfhonderd guldens f. 8.500-, Tezamen hebben kunnen opbrengen vijf en veertig duizend zevenhonderd guldens f. 45.700-, En zijn als toen die vier percelen tezamen gevoegd bij afslag verhoogd door den weledelgeboren Heer Mr. Evert van Voorthuijsen die der Provinciale Staten van Utrecht, wonende te Maarssen met twee duizend en vier honderd guldens f. 2.400-, Tezamen Acht en veertig duizen en honderd guldens f. 48.100-, Daarop staande gegoedende bekend gemaakt dat de percelen nommer drie en vijf bij afzonderlijke veiling hadden kunnen opbrengen Acht en twintig duizend Achthonderd guldens f. 28.800-, Zijnde die percelen tezamen gevoegd bij afslag geschat vervolgens al bekend gemaakt dat evengemelde twee percelen met perceel nommer acht het welk heeft kunnen opbrengen twee duizend vijf en twintig f. 2.025-, guldens. Tezamen hebben kunnen gelden dertig duizend acht honderd vijf en twintig guldens f. 30.825-, en zijn alstoen die drie percelen tezamen gevoegd bij afslag met verhoogd. Nadat als nu aan de gegunde was bekend gemaakt dat als alle percelen tezamen hadden kunnen opbrengen negentig duizend vijf en twintig guldens f. 90.025-, Zijnde dezelfde tezamen gevoegd. Bij afslag niet verhoogd De verkooping alzoo afgelopen zijnde hebben de Heeren en verkoopers en personen in kwaliteit verklaard de verschillende percelen aan de onderscheiden koopers definitief en koop toegewezen voor schrijven heer voor vermeld en alzoo de percelen nommer Een Twee Drie en Zeven aan de Mr. Evert van Voorthuijzen voornoemd voor Acht en Veertig duizend en honderd guldens f. 48.100-, Het perceel nommer Vier aan Johannes Verhaar voornoemd voor Acht tienduizend acht honderd guldens f. 18.800-, Het perceel nummer zes aan de heer Vosmaer voornoemd van Elfduizend en honderd guldens f. 11.100-, Welke zes percelen toewijzigingen door de koopers allen alhier tegenwoordig zijn geaccepteerd. Bron: Het Utrechts Archief 1294 6609 109 67. |
Pr. Bernhardweg 9, 11, 13, 15 en 17,
Huisjes van Estoppey (gem. Houten)
Het rijtje van vijf eenkamerwoninkjes onder pannen zadeldak is aan het begin van de negentiende eeuw gesticht door E. Estoppeij. Estoppeij was lid van een familie die in die tijd veel onroerend goed in het Houtense bezat. Het is onbekend of de bouw werd ingegeven door overwegingen van liefdadigheid dan wel door winstbejag. |
Opmerkelijk is dat de toegangsdeuren in de achtergevel zijn Overgenomen uit: Houten Historische Bebouwing. O.J. Wttewaall en J.A.M. Smits 1991. |
Eigenaren Huisjes van Estoppey (1832-1987) Pr. Bernhardweg 9 t/m 17 (1850 H7, H7a, H7b, H7d en H7c) |
Restaurant De Engel, Burgemeester Wallerweg 2, en Herberg De Moriaan, Plein 4-5
Als zo vele dorpen en steden in Nederland kende het oude dorp Houten vanaf het einde van de 16e eeuw diverse herbergen. Hier kon worden overnacht door de doorgaande reiziger met paard en wagen, of de handelaar en marskramer die onderweg waren naar de andere kant van het land. In het kleine dorp Houten waren de doorgaande routes naar het zuiden en noorden. Het betrof vooral de route naar de stad Utrecht en het Culemborgs Veer, via Schalkwijk en de route naar het Beusichemse Veer. Via Culemborg was de route richting 's-Hertogenbosch verder richting Maastricht en zuidelijker. Het veer bij Beusichem was de route om voor de stad Tiel en Nijmegen om verder richting het oosten te gaan naar Duitland. Om het verhaal van restaurant De Engel, gelegen aan de Burg. Wallerweg 2 goed te belichten. Nemen we je mee door de geschiedenis uit te leggen van drie andere herbergen in het dorp. Om hiermee een totaal beeld te geven van wat de complete geschiedenis ervan is. Houten kende vanaf de eerste bekende vermelding in het jaar 1589 een herberg De Engel die ooit aan de zuidkant van het Plein gestaan zou hebben. Nu op de plek van de huidige Steenman Albert Heijn supermarkt. Een tweede herberg die we bij het verhaal betrekken is De Moriaan. De herberg stond ooit op de plek waar het pand van De Passage te vinden is aan het Plein nr. 4-5. Hiervan is bekend dat het vanaf het midden van de 16e eeuw tot midden 18e eeuw een herberg is geweest. |
De oudste bekende vermelding over de 17-eeuwse herberg De Engel in het dorp Houten is bekend op zondag 2 juli 1589. Een beschrijving uit de bron hebben we op een hedendaagse manier beschreven met een vleugje eigen interpretatie. Op woensdag 21 februari 1590 verklaarde Martin Anthonisz. (48 jaar oud) en Anthonis Cornelisz. (40 jaar oud) verklaarde apart 'Op te Noord' Buiten de Weerd van de stad Utrecht op verzoek van de stad, Gehoord en gezien te hebben dat zij bij het logeren in herberg De Engel van zondag 2 op maandag 3 juli van het jaar 1589. De waard bij het beginnen van de wacht op de kerktoren aan de Lobbendijk en bij het thuiskomen (schoondag) in de ochtend weer was gaan slapen. Zijn echtgenote de waardin opwas en de melk aan het karne was. Dat hierop op een onverwacht moment enige soldaten de herberg binnenkwamen die men niet kende. Zij wilde eten en drinken geschaft hebben waarop de soldaten de weerdin op een lelijke en kwalijke manier bejegende. Als zij niet hun zin zouden krijgen. Dan zou er eens flink huisgehouden worden. Er werd om hulp geroepen waarna de weerdin en de getuigen zagen dat het dorp en de brink zo gans vol volk was. Met ruiters en knechten dat niemand uit zijn huis in het dorp kon om naar de kerk gaan. De bewoners moesten maar gedogen dat de soldaten op de koste van de dorpelingen aten en dronken in de plaatselijke herberg. Getuigen verklaarde verder gezien en gehoord te hebben die de wacht en de plek hielden op de Brink en elders wacht plekken bezet hielden. Dat de soldaten hierop naar kasteeltoren Vuylcop zijn gegaan en de aldaar voors roven als beesten (te keer zijn gegaan en de kasteeltoren hebben geplunderd). Dat de soldaten omstreeks 20:00 uur in de avond waren teruggekeerd op het dorp. Hierop voortijdig een strekkende trompet en het tromgeschal ten gehore gebracht werd. Waarop getuigen ook gehoord hadden dat de Hoorn op kasteel Schonauwen geblazen werd en de vijand toog (vertrok) uit Houten. Getuigen verklaarde ook dat bij het binnenkomen van de soldaten in het dorp het al zo hoog dag was. Dat de mestwagen van de waard van herberg De Moriaan al was uitgereden om het land in Schonauwen te meste. Tegen de brugge onderdeur draaiboom niet gezien te hebben of de boom op of toe was. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 11, folio: 50. Het gaat hier dan om een slagboom op de grens van de vroegere gerechten van Houten en 't Goy met die van Schonauwen bij de Houtensewetering (De Brug). |
Een eerdere bron die ons bekend is afkomstig van zaterdag 9 september 1561 wordt er melding gemaakt van herberg De Moriaan. Hier wordt een hofstede zonder enige naamsvermelding verkocht. Waarbij de belendingen (object gelegen ten westen, oosten, zuiden of noorden) is op te maken dat het hier waarschijnlijk om herberg De Roskam gaat aan het Plein nr. 25. Decreet van vercopinge van een huys te Houten van zaliger (overleden persoon) Egbert van Ham, ten versoeke van heer Gerardt van Amersfoort kanunnik St Marie. Vincente Egbert van Hams wedue had geen pacht betaald. De zitting was op zondag 10 september 1561 s'middags om 1 uur met die van het gerecht ten huyse van Aeltgen Huyberts weerdinne int Moriaenshooft te Houten. Opposanten (mondeling verzetter): Ernst Jacobsz die zegt dat het huys van hem is, als daarvan overdracht hebbende van Gerrit Jansz Cleut, Willem Andriesz, Rossum Ernstensz, Herman Stevensz, de huisvrouw van Bernt Jansz (man is absent) en Cornelis Petersz. Laatste verhoogster (bieder op veiling) is Jannichge Hubert Daemsdr. Nog opponeren Mechtelt Thin, Claes Adriaensz, heer Aernt van Buchel voor St Pieter. Koop gaat door tegen ƒ. 312,- maar Jan Thonisz in Schalkwijk biedt ƒ. 378,- en krijgt het. Bron: Kemp: 09-09-1561 [HUA RA 188-4]. |
Op woensdag 21 juni 1606 verklaard Metgen Cornelisdr. gehuwd met Gerrit Jansz van Schayck, te Houten verklaart schuldig te wezen aan Cornelis Jan Henrickx ook te Houten ƒ. 46,- inzake de koop van een merriepaard. Bron: Kemp 1606 21/6 [HUA II 3253]. Op woensdag 27 september 1617 machtigt Gerrit Jansz. van Schayck weert in de Engel te Houten weduwnaar van Metgen Cornelisdr. (zaliger,) voor hemzelf en zich sterk makend voor Willem Willemsz. Jossman of Joffman voerman 'buyten Tollesteeg'. Bron: Kemp 1617 27/9 [HUA II 3254 CvS]. Op maandag 20 oktober 1625 wordt is er een schriftelijke vermelding dat huisvrouw van Gerrit Jansz. van Schayck weerdinne in herberg de Engel te Houten is en Anthonis Jansz. van Oosterlaeck herbergier en weert. Bron: Kemp 1625 20/10 [HUA RA 1286-1]. Op zaterdag 27 november 1632 transporteert Neeltje Jansz. weduwe van Gerrit Jansz. van Schayck, van beroep weert en herbergier in De Engel geweest te Houten de wagendienst met Utrecht van haar overleden man over het jaar 1632. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 81, aktenummer: 230, 34-4 81.230 = Kemp 1632 27/11 [HUA NU009a017 f.251]. Op zondag 20 november 1633 verkoopt Cornelis Gerritsz. Stam herbergier in De Engel te Houten, gehuwd met Neeltje Jansdr. zijn wagendienst naar Utrecht. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 82, Kemp 1633 20/11 [HUA NU009a018] |
Op vrijdag 24 februari 1651 Cornelis Gerritsz Stam wonend Houten, gehuwd met Neeltgen Jansdr. transporteert (plecht) aan Sara van Eck wed. Peter Cornelisz. van der Linge (zaliger burgemeester Utrecht), voor ƒ. 300,-, een heerspruytende eensdeels van coopmansrentebrief van 4 augustus 1594 en anderdeels van geleverde bieren op 23 december 1643, gevestigd op zijn huys te Houten a/d zuidzijde van de Brinck (herberg De Engel), oost- en zuidzijde Jan Cornelisz. van Ysendoorn, van beroep hoefsmid en aan de noordzijde de gemene wegh. Vrijwel zeker de plek waar de Bootsapotheek (Plein 14) en Albert Heijn Supermarkt (Plein 15) zijn gevestigd. Bron: Kemp 1651 24/2 [HUA RA 1287-1 nr 91 (ra Houten/Goy)]. Op donderdag 14 januari 1655 verklaard Cornelis Gerritsz. Stam, gehuwd met Neeltgen Jansdr. wonend Houten, hoe dat tussen hen comparanten en Jan, Gerrit, Huybert, Emmeken en Agnes Gerrit Jan van Schayckx kinderen, alle 5 voorkinderen van Neeltje Jansdr. een zeker akkoord is opgericht om hen elk ƒ. 100,- te geven. Zij verbinden nu hun huys en hof (herberg De Engel) te Houten a/d zuidzijde van de Brenck, Oost en zuidzijde gelegen Jan Cornelisz. van Ysendoern, van beroep hoefsmit en aan de noordzijde de gemeneweg, belast met ƒ. 300,- ter bevordering van juffrouw Sara van Eck. Bron: Kemp 1655 14/1 [HUA RA 1287-1 nr 133 (ra Houten/Goy)] . |
Op woensdag 7 april transporteert Cornelis Gerritsz. Stam, gehuwd met Neeltgen Gerrit Jansdr. een woning op de Brinck te Houten, aan de schoonvader en moeder van Emmeken van Schayck haer dochter, transporteert aan deze dochter 2 peerden, wagen, drie bedden en alle inboedel die de secretaris heeft opgetekend voor, ƒ. 208,-. (genoemd ook Jan van Schayck, Neeltgens zoon), met lijst.
|
Op woensdag 20 april 1661 concentreert Neeltgen Jansdr. wonend inden Engel te Houten moeder van Emmichgen Gerritsdr. van Schayck te Utrecht, in huwelijk van haar dochter met Goyert Anthonisz van Oosterlaeck. Bron: Kemp 1661 20/4 [HUA II 3295-2]. Op zaterdag 26 juni 1662 draagt (op last van lijftocht) Emmichgen Gerrits van Schayk ten behoeve van haar man aan (legateert) Metgen Goverts van Oosterlaeck, voordochter (dochter uit een eerder huwelijk) van haar man, indien zij zonder kinderen of descendenten (erfopvolging) komt te overlijden. Een tweede akte: benoeming langstlevende van Goyert en Emmichgen tot voogd over Metgen. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 396.45 d.d. 24-06-1662 |
Tot zover zijn de bronnen van de 17-eeuwse herberg De Engel in Houten bekend. Een kleine 150 jaar later zou de hedendaagse restaurant De Engel aan de Burg. Wallerweg 2 zich voor het eerste in de bronnen bekend maken. De Engel staat op het terrein van een boomgaard wat van oorsprong 1,1 hectare groot was of ruim 8 hont. Tot ca. 1697 maakte de boomgaard deel uit van van herberg De Moriaan. Staande aan de westkant van de Brink (Plein 4-5). Om een goed overzicht te beschrijven van de herberg beginnen we de geschiedenis van herberg De Moriaan op een rij te zetten. Voortvloeiend hieruit zal de geschiedenis van De Engel voorts verder duidelijk worden. Op dinsdag 14 oktober 1653 verzekeren Jannichgen Stevensdr. Pauw weduwe Anthonis Jansz. van Oostrum wonend Houten, met Aelbert Thonisz. van Oostrum wonend ook aldaar, Cornelis Stevensz. Pauw borger en schoenmaker te Utrecht als gemachtigde van Steven Anthonisz van Oostrum en Stoffel Jaspersz. van Everdingen, gehuwd met Maychgen Anthonisdr. van Oostrum (procuratie S & S Beusichem/Soelmond 14/10 53) vstw Jan Jansz van Rossum, gehuwd met Cornelia Adriaensdr van Deyll te Utrecht voor ƒ. 500,- hun huysinge daer de Moriaen uythangt groot omtrent 8hont boomgaerts, strekkend voor van den Brinck tot aen de hofstede van Adriaen Dirckx van Schayck, zuidelijk gelegen de Costery van Houten, Jan Huybertsz raeymaecker en Jacob Adriaensz. den Haen met haer hofstedekens, westelijke gelegen de Binnenwech en Adriaen Dirckx van Schayck vrsz en noordelijke de Herenweg. Bron: Kemp d.d. 14-10-1653 [HUA RA 1287-1 nr 116 (ra Houten/Goy)]. Op woensdag 20 december 1656 transporteren (verkopen) Stoffel Jaspersz. van Everdingen, gehuwd met Maychgen Thonisdr. van Ostrum, als mede-erfgename van Thonis Jansz. van Oostrum, gehuwd met Jannichgen Thonisdr. Pauw in leven e.l. en van zaliger (overleden) Steven Thonisz. van Oostrum hun broer/zwager, aan Aelbert Anthonisz. van Oostrum, gehuwd met Cunera Jansdr. van Suijlen, hun zwager en schoonzuster, uit de erfenis van genoemde ouders, m.n. het huijs daer de Moriaen althans uijthangt. Bron: Kemp d.d. 20-12-1656 [HUA RA 1287-1 nr 172 (ra Houten/Goy) |
Op maandag 5 april 1660 nemen Aelbert Anthonisz. van Oostrum, gehuwd met Cuyntgen Jans. van Suylen een borg van ƒ.1.200,- op huysinge, rosmeulen, hofstede en herberge te Houten a/d Brenck daer de Moriaen uithangt, met boomgaerd etc, omtrent 8 hont groot, strekkend voor van de Brinck tot achter a/d hofstede (De Hooghof) van Adriaen Dirckx van Schayck, zuidelijke de Costerye van Houten en Jacob Adriaensz. de Haen met hun hofstedekens, westelijke gelegen de Binnewech de vrsz Adriaen Dirckx van Schayck en noordwaarts de Heerenwech, mitsgaders 3 morgen (ca. 2,8 ha.) bouwlants aende Houtenschewech, bo Adriaen van Schayck, noordelijke Jan de Ridder, oostelijk gelegen de weduwe van Gerrit Adriaensz. Maeyen. Naast: ter voordelen van Hendrick Vyandt op 18-..- van het jaar 1697 (gecasseerd) (vernietiging van een uitspraak). Ergens rond dit jaar scheid de boomgaard met 8 hont aan land van het perceel behorend bij herberg De Moriaan. Meer dan 100 jaar later zou hier restaurant De Engel worden gebouwd op het perceel boomgaard door Andrianus de Bond. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 354.26 d.d. 05-04-1660. Op dinsdag 2 november 1660 komen constituant Antonius Palmis en zijn vader Johan Aerts Palmis, geconstitueerde Johan van den Heijden, advocaat hove (rechtbank) van Utrecht. Een plecht overeen van ƒ. 1.200,- en ƒ. 135,- aan onbetaalde rente op huis, rosmolen en hofstede, waar de Moriaen uithangt en drie morgen bouwland aan de Houtenseweg. Opgenomen door Aelbert Anthonisse van Oostrom x Cnijntgen Jans van Zuijlen. Dit sluit aan bij plecht d.d. 30-12-1656 (zie hierboven) Bron: Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU), 064 DG 224 d.d. 02-11-1660 |
Jacob Becker, gemachtigde van Johan van der Heijden die gemachtigde is van Anthonis Palmis, zoon en erfgenaam van Jan Aertszoon Palmis, transporteert aan Henrick van Ratingen, rector in de Triviale School te Utrecht, een plecht van 1200 carolus gulden, gevestigd in 1656 ten laste van Aelbert Anthoniszoon van Oostrum, gehuwd met Cruijntjen Jans van Zuijlen, echtelieden, op het huis met rosmolen en hofstede staande binnen Houten, waar de Moriaen uithangt en bovendien nog op drie morgen bouwland gelegen aan de Houtenseweg. Jan Huybertsz raeymaecker wonend Houten weduwnaar van Annichgen Anthonisdr, transporteert aan Adriaen Jacobsz. van Oostrum een huys te Houten a/d Brenck, oostelijke Brenck, zuidelijk gelegen Jacob Adriaensz cremer, westelijke gelegen Aelbert Anthonisz van Oostrum en noordelijk gelegen Jan Jansz. de Jongh met het erve van de Costery te Houten, belast met ƒ. 400,- en 6 stuivers ter bevordering van het Convent van Oudwijck. Bron: Kemp 1663 22/2 [HUA RA 1287-1 nr 258 (ra Houten/Goy)] DG d.d. 22-02-1747. Verdeling van nalatenschap van (tijd onbekend) van de overleden Cornelis van IJsendoorn. Hij was groot grondbezitter in die tijd in het dorp. Zoon Jan krijgt De Laatste Stuijver, zus Petronella, gehuwd met Gerrit van der Wurff krijgt diverse percelen bouw- en weiland en Abraham, gehuwd met Gerdina Blom ook en bovendien - Een huijzinge daar vanouds uitgehangen heeft de Moriaen aan de Kerkenbrink met aan de ene zijde de Kosterij en aan de andere zijde Gijsbert van der Louw, gekomen van Klaas van Renssum en bewoond door chirurgijn Wöller - Smitshuijzinge met een boomgaard ernaast met bijstal aan de Kerkenbrink, gekomen van Arien Aerse van Doorn. (Plein 12-13). Nog een huijzinge met erfje met aan de ene zijde Jan van Eck en aan de andere zijde het Zandpad. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 1040.117 d.d. 09-03-1743 . |
Na de scheiding van herberg De Moriaan met de boomgaard rond 1697 is na 1740 bekend dat een zekere Joan Both de eigenaar is. Hier zou in 1801 restaurant De Engel gebouwd gaan worden. Op zaterdag 28 januari 1747 verhuurd Joan Both weer aan Jan Jansen van den Brink een boomgaert, groot een morgen en een hont met hierbij diverse bepalingen rond snoei, snoeihout, scheren van doornige heining, sluitingen enz.. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 1041.53 d.d. 28-01-1747. Op maandag 15 december van het jaar 1755 verhuurd Joan Both aan Johannes van Keulen een boomgaerd, groot 1 morgen en 1 hondt, laatst verhuurd aan Jan Jansen van den Brink, wederom met diverse bepalingen. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 1667.86 d.d. 15-12-1755. |
Op donderdag 29 september 1768 verhuurd Joan Both aan Jan Ee een boomgaerd, groot 1 morgen en 1 hondt, laatst in gebruik bij Johannes van Ceulen, wederom met diverse bepalingen. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 1670.144 d.d. 29-09-1768. Op zaterdag 25 januari 1772 verhuurd Anna Cornelia Both (vermoedelijk de zus of nicht van Joan Both), weduwe van Jacobus ‘s Graafwegh, aan Jan van Ee een boomgaardt, groot 1 morgen en 1 hond met bepalingen vergelijkbaar met bovenstaande. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 1671.107 d.d. 25-01-1772. Op zaterdag 20 augustus 1774 verhuurd Anna Cornelia Both, weduwe van Jacobus ’s Graafwegh, canonicq in den Capittelen ten Dom in Utrecht, aan Hendrik de Man een boomgaardt, groot 1 morgen en 1 hond, laatstelijk in gebruik bij Jan van Ee. Ook hier de gebruikelijke bepalingen. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 1672.73-7 d.d. 20-08-1774. |
Openbare verkoop van het nalatenschap van Anna Cornelia Both, in leven echtgenote van Jacobus ’s Graafwegh. Er worden meerdere objecten verkocht onder andere: een mergen een hond boomgaard met zijn bepotingen en beplantingen, strekkende langs de Heerendijk, noordwaarts ’t Zandpad van de Binnendijk, daarvan Jan van Schaick ten westen en ten oosten van Gerrit Jansen, de Costerije, Cornelis van IJzendoorn en Matthijs Dirkse naastgelegen zijn. Koopprijs ƒ. 1.300,-. Gekocht door Arnoud van Westrenen, heer van Lauwerecht. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 2388.52 d.d. 08-05-1784 Op woensdag 1 februari 1797 verhuurd Arnoud van Westrenen, heer van Lauwerecht, aan Hendrik de Man te Houten een boomgaard, groot een morgen en een hond voor 6 jaar vanaf Petrus ad Cathedram (22 februari). Kosten ƒ. 56,- en twee koppel volwassen hoenderen. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, U256c034-25 d.d. 01-02-1797. |
Op zaterdag 31 oktober 1795 ten overstaan van de Utrechtse notaris Cornelis de Wijs verhuur Gerlach Theodorus van der Capellen, heer van Houten en 't Goy en Mijdrecht herberg De Roskam aan Hendrik Wemmers en Bastiaan de Bondt. Een huysinge en herberge c.a. en boomgaardje en boomgaardje agter het huis. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 1955, aktenummer: 171. Na een faillissement van der Heer van Capellen in 1801 beginnen kasteleins Wemmers en De Bondt een eigen herberg of logement De Engel in 1801. Eerder dus huurde nog voor 5 jaar herberg De Roskam aan het Plein. Op woensdag 1 februari 1797 ten overstaan van de Utrechtse notaris Cornelis de Wijs laat Hendrik Wemmers zijn testament opmaken, dat hij alles nalaat aan zijn neef Bastiaan de Bondt, de zoon van zijn zus. Is Wemmers caféhouder? Bastiaan woont bij Wemmers. En van genoemde Bastiaan met lijftocht voor zijn vrouw Catharina Balvers en met Hendrik Wemmers als voogd. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 1957, aktenummer: 26. Op diezelfde dag van woensdag 1 februari 1797 laat ook Bastiaan de Bondt zijn testament opmaken. waarbij hij zijn kinderen als erfgename opdraagt. Op last van langstlevende benoemd De Bondt zijn oom Hendrik Wemmers of zijn zwager Gijsbert Balvers als voogden voor zijn kinderen. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 1957, aktenummer: 27. Op zaterdag 19 maart 1796 wordt de koopakte behorende bij onderstaand transport: Een morgen en een hond boomgaard land met de bepoting en beplanting daar op staande gelegen onder den gerecht van Houten strekkende langs den Heerendijk noordwaards tegen het zandpad van den Binnendijk, daar Jan van Schaik ten Westen en ten Oosten Gerrit Janse, nevens de Kosterije Cornelis van IJsendoorn en Matthijs Dirkse naastgelegen is. Voor de koopsom ƒ. 1.760,- Carolus gulden. Kopers van de vroegere Moriaan boomgaard zijn Hendrik Wemmers en zijn neef Bastiaan de Bondt. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 2068.35 d.d. 19-03-1796. |
Mr. Nicolaas van Westreenen, Heer van Lauwenrecht, zoon en erfgenaam van Arnoud van Westreenen, mede namens diens andere kinderen en kleinkinderen, transporteert aan Hendrik Bron; Regionaal Archief Zuid-Utrecht, 064, DG 13-02-1797 |
Op maandag 9 juni 1800 ten overstaan van de Utrechtse notaris H.J. van Loenen kwam geconstitueerde (gemachtigde) Martinus Wigman, voor de constituante (volmachtgever) Bastiaan de Bondt om zijn zaken te behartigen voor de raad van rechtspleging van Utrecht voor zijn overleden oom Hendrik Wemmers op woensdag 12 maart 1800 overleed te Houten. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 2397, aktenummer: 36. De Bondt en Wemmers kopen bij openbare verkoping ook twee hofstedes aan de Houtense Wetering van de vele erven van Van Westreenen. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4.2068.59 d.d. 1796. De erfgenamen van Hendrik Wemmers laten schatten: - Huis etc en boomgaard en weiland bij Groot Vuijlcop - Bij de Houtense Wetering - Helft van 7 hond bouwland belend aan ene zijde de erven van der Sluijs en aan de andere zijde de huizen van het Dorp voor ƒ. 400,-. Bron: Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU), 064 DG 24-06-1800 |
Bastiaan de Bondt uit Houten is aan den Weled. Her Mr. Nicolaas van Westreenen ƒ. 1.200,- schuldig te zijn. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 2453 nr 107 d.d. 04-07-1801. Estimatie (schatting van waarde van vastgoed) door Jacob van der Wel, plaatsvervanger van schout Jan Peek, en Klaas C. van Wiggen, leden van het gemeentebestuur op verzoek van Bastiaan de Bondt van huizinge en verder getimmerte, staande op een morgen een hond land, strekkende langs de Heerendijk noordwaarts tegen het zandpad van de Binnendijk, daar Jan van Schaik ten westen en ten oosten Gerrit Jansen, nevens de Kosterij, Cornelis van IJzendoorn en Matthijs Derkse voor ƒ. 4.000,-. En nog een extra goed. En daarna een plecht van ƒ 4.000,- ten laste van Bastiaan de Bondt aan Marcus van der Smit, makelaar te Utrecht met als onderpand een nieuw getimmerte huijzinge, herberg, stalling en erve met dezelfde belendingen als hierboven. Bron: Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU), 064 DG 21-09-1802 |
Bastiaan de Bondt vraagt vrijstelling van huis- en haardstedegeld vanwege de kosten van het bouwen van een huis. Hij krijgt vrijstelling omdat er op het terrein sinds mensenheugenis geen huis heeft gestaan. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, U275a011–124 d.d 10-12-1803 Bastiaan de Bondt tekent schuldbekentenis: ƒ. 350-, voor in 1802 gekocht houtwaren van J.E. Ravesteijn Versteeg. Het echte bewijs is er nog nooit mee aangetoond maar het vermoeden bestaat dat kort na de opening van De Engel in 1801 een deel of in een geheel van de herberg is afgebrand. Dat is op te maken omdat rond 1802 Bastiaan diverse lening afsluit en betaling doet voor bouwmaterialen. Bron: Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU), 064 DG 1803-onduidelijk precieze bron? |
Plecht van ƒ. 700,- ten laste van Bastiaan de Bondt bij Gijsbert Dirk Casius, oud rentmeester generaal van de Ridderlijke Duitsche Orde Balije van Utrecht met als onderpand: nieuw getimmerte huizinge herberg en stalling met daar aanhorende land gelegen tegenover de Steeg, strekkende langs de Heerendijk noordwaarts tegen het Sandpad de Binnendijk zo en vroeger ’t zelve thans bij comparant wordt gepossideert (verkregen). Bron: Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU), 064 DG 12-12-1803 |
Plecht van ƒ. 2.000,- van Bastiaan de Bondt ten behoeve van mr. Pieter Jacob de Bije, advocaat, en Willem Versteeg, procureur, als voogden over Jan André Booijmans, mede erfgenaam van Arnoud van Westrenen. Dit is rest van een custingsbrief (schuldbetekenis) van ƒ. 4.000,- op twee huizen op Schonauwen waarvan er één is verkocht? Er is ook nog een plecht van ƒ. 400,- bij Gijsbert Dirks Casius. Onderpand: Herberg De Engel met achterhuis en schuur met een morgen en honderd roeden grond, strekkende van de straat en gemene weg tot achter aan de Thiendweg, met aan de oostzijde het dorp Houten en ten westen de erfgenamen van Dirk van der Sluis. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, U275a013–14 d.d. 1806 (niet bewaard). |
Erfpacht van Gerrit van Disselstegen aan Bastiaan de Bondt over een stuk grond van de eerste comparant, gelegen naast het erf van de tweede comparant ten zuiden van de Rijksweg over de Herberge genaamd het KromHouten (sic), elf roeden groot waarop door de tweede comparant een schuur is gebouwd. Erfpacht van jaarlijks 10 carolus guldens. Bron: Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU), 064 DG 15-02-1808 |
Derde plecht van Bastiaan de Bondt bij Cornelia van Gils, weduwe van Gijsbert Dirk Casius, in leven ridder en generaal van de Ridderlijke Duitsche Orde onder de Balije binnen Utrecht voor ƒ 1.600,- met onderpand: huizinge en herberge de Engel met zijn achterhuis en grond met een morgen honderd roeden bouwland en een schuur op de grond van Gerrit van Disselsteege met erfpacht van ƒ. 10,- per jaar, met ten N de gemeene weg tot achter aan de Thiendweg ofwel het begin van de oprit van Zorgvliet, ten O Gerrit van Disselsteege en ten westen de ervan van Dirk van der Sluis. Er nog ƒ. 400,- te betalen van een plecht van ƒ. 700,- bij genoemde Casius en ƒ. 2000,- bij Jan André Booijmans Bron: Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU), 064 DG d.d. xx-xx-1808 |
Estimatie van twee stukjes bouwland tussen Bastiaan de Bondt en Gerrit van Disselsteege, elk 11 roeden. Geschat elk op ƒ. 20,-. |
Hermanus van Disselsteeg, wagenmaker, geeft voor ƒ. 10,- per jaar aan Adrianus de Bondt, kastelein te Houten een stuk grond in erfpacht naast het erf van Adrianus, belend ten N door herberg Kromhout en ten O door de Rijweg. Er zijn diverse bepalingen waaronder het recht voor van Disselsteeg om tegen de zuidzijde van de schuur en schutting van het in erfpacht gegeven pand van Jan de Jong beplanting te zetten. (De Jong = Plein 3, maar toch onduidelijk) Bron: Kadasterarchiefviewer 1832-1987 (NL) A44.23 d.d. 28.05-1831 |
Adrianus de Bondt, kastelein, verkoopt aan Hermanus van Disselsteeg, wagenmaker, een stuk grond van ruim 5 roeden, strekkende van het land van de Bondt tot dat van Disselsteg een aan beide zijden ook de Bondt voor ƒ. 50,-. Bron: Kadasterarchiefviewer 1832-1987 (NL) A44.24 d.d. 28-05-1831 |
Direct na de volgende akte geeft van Disselsteeg ruim 1 roede in erfpacht voor ƒ. 10,- per jaar. Dit stukje ligt naast het erf van de Bondt met ten noorden de herberg Kromhout, ten oostelijk de rijweg. (hier komt de doorrijschuur, gezien latere aktes) Bron: Kadasterarchiefviewer 1832-1987 (NL) 2.48 d.d. 17-12-1838 = U24c032-11393 Adrianus de Bondt, kastelein, verkoopt voor ƒ. 4.000,- aan Mr. Jan Kol, grondeigenaar te Utrecht in de Brigittenstraat, de Herberg De Engel met achterhuis, schuur, nieuw gebouwde woning, boomgaard, tuin en erf strekkende van de straat en gemeene weg tot achter de Tiendweg met ten O het Dorp Houten en ten W Gerrit Blankensteijn. Kadastraal A502, A503, A505 en (oud A504 en A506 =) A602, A603 en A604. |
Adrianus heeft dit geërfd van zijn ouders en zijn broer Anthonie († 30-12-1812), maar er is geen overschrijving bekend. Bron: Kadasterarchiefviewer 1832-1987 (NL) 11.37 d.d. 12-09-1840 |
Mr. Jan Kol, grondeigenaar, Brigittenstraat te Utrecht, verkoopt aan Jan Carel Wendel Strick van Linschoten en Rhijnauwen, grondeigenaar te Rhijnauwen Herberg de Engel met achterhuis, schuur, nieuw gebouwde woning, boomgaard, tuin en erf = A502, A503, A505 en (oud A504 en A506 =) A602, A603 en A604 voor ƒ. 6.000,-. Hierbij erfpacht bij wijlen Hermanus van Disselsteeg. Kol kocht van Adrianus de Bondt volgens. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4 2.48 = notaris Stevens d.d. 17-12-1838 = U324c032 Bron: Kadasterarchiefviewer 1832-1987 (NL) 14.3 d.d. 05-02-1841 |
Jan Carel Wendel Strick van Linschoten en Rhijnauwen, grondeigenaar te Rhijnauwen verkoopt aan herbergier Peter van Ingen te Utrecht: huizinge zijnde herberg ‘De Engel’ met achterhuis en schuur en nieuw gebouwde woning, boomgaard, tuin, erf en weg strekkende van de straat en de gemeene weg tot aan de Tiendweg met ten O het Dorp Houten en ten W Gerrit Blankensteijn. Koopprijs ƒ. 6.500.,-. Gekocht van Jan Kol volgens 11.37 |
Jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen zal restaurant De Engel in 1839 als een snelle belegging hebben gekocht en verkocht. Want in 1840 wordt Peter van Ingen de nieuwe eigenaar van het 'goed'. Bron: Kadasterarchiefviewer 1832-1987 (NL) 166.47 d.d. 03-09-1867 |
Verkoop door Neeltje Bos, logementhoudster, weduwe van Peter van Ingen, († 21-03-1871), en diens moeder Geertruida Alida van Ingen (x Willem Hoorn, koffiehuishouder) van diverse bezittingen waaronder logement ‘De Engel’ met achterhuis en schuur benevens een afzonderlijke woning, verdere getimmerten, boomgaard, tuin, erf en weg strekkende van de straat en de gemeene weg tot aan de Tiendweg met ten O het dorp Houten en ten W de erven Sassenberg, S.A. van Dijk en mej. Bernhardi. |
Perceelnummers bij verkoop A503 = tuin, A505 = weg, A602 = huis en erf, A603 = huis en erf, A604 = schuur en erf, A625 = boomgaard. Deel van schuur staat op erfpacht van RK Kerk en Armen (zie 44.24). Alles gekocht van Jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen volgens 14.3. Bij veiling gekocht door Willem van Schaik voor ƒ. 10.100,-. Er worden ook nog diverse percelen bouwland verkocht. Bron: Kadasterarchiefviewer 1832-1987 (NL) 406.96 d.d. 23-04-1906 |
Willem van Schaik, landbouwer te Houten , verkoop aan Wessel Vendrig, zonder beroep te Houten, logement en koffiehuis ‘De Engel’ met afzonderlijke woning benevens doorrijstal of schuur, schuurberg, erf, tuin en boomgaard = A 503, A505, A602, A603, A604, A625. Koopprijs: ƒ. 12.000,-. Een klein stukje van de doorrijschuur is van de RK Kerk en Armen, door Hermanus van Disselsteeg in erfpacht gegeven aan Adrianus de Bondt voor 99 jaar vanaf 01-02-1831 met een canon van ƒ. 10,- per jaar. Van Schaik kocht op veiling. Zie 166.47 Bron: Kadasterarchiefviewer 1832-1987 (NL) 618.24 d.d. 28-04-1923 |
Wessel Vendrig, kastelein van herberg ‘De Engel’ draagt het stukje van A604 dat hij in erfpacht heeft van de R.C. Kerk en Armbestuur over aan de gemeente. De gemeente zorgt voor afscheiding met buurman van Wijk en Vendrig mag het stukje gebruiken zo lang als hij kastelein van De Engel is. Erfpacht is geregeld in A44.24 en A28.66 HD 1924 Sloop van doorrijschuur. Adriana van Munster, weduwe van Wenceslaus Vendrig, ook Wessel, hotelhouder († 13-11-1941), ook als moeder van Wenceslaus Gerardus (geboren 10 september 1925) en Hendrikus van Munster, caféhouder te Everdingen over de nalatenschap van Wenceslaus. Die was eerder gehuwd mat Matilda Johanna van Dijk († 22-12-1919) |
Adriana van Munster krijgt a. Hotel de Engel met afzonderlijke woning, veilingzaal, erf, tuin en weg: A13714, A503 en A505 met een deel van tuin A1262 waarop erfpacht van Gemeente tot 30-04-2023. b. Erf en boomgaard A1068 achter a c. Boomgaard aan de Vlierweg In 1949 gaan Riet van Munster, nichtje van Vendrig werken bij de Engel. In 1951 Arie Derks trouwt met Riet van Munster en zij huren de Engel van haar oom Wessel Vendrig. In 1957 de veranda aan de voorkant wordt gesloopt, mede om meer licht in opkamer te krijgen en het pand wordt wit geschilderd. Bron: Kadasterarchiefviewer 1832-1987 (NL) 1312.11 d.d. 16-02-1962 |
Wenzeslaus Gerardus Vendrig, geboren 10 september 1925, Vlierweg 17, inspecteur der ’s Rijks belastingen, verkoopt voor ƒ. 20.000,- aan Adrianus Hendricus Derks, caféhouder, geboren 08-juli 1922, Burgemeester Wallerweg 2 en zijn vrouw Maria Cornelia van Munster, zonder beroep, geboren 10 juli 1926: café-restaurant De Engel met woning, garage, boxen, verdere opstallen, erf en weg = A503, A505 en A1707 van 20.77 are Vendrig heeft dit geërfd van zijn ouders Wenceslaus Vendrig en Adriana van Munster, overleden in 1941 en 1953) Vader kocht dit volgens 406.96 Bron: Kadasterarchiefviewer 1832-1987 (NL) 1863.147 d.d. 27-10-1962 |
Burgemeester Pistorius, Cornelis Knopper (geboren 16-05-1905. Burg Haefkensstraat 45) en Adrianus Hendrikus Derks (Geboren op 8 juli 1922), gehuwd met Maria Cornelia van Munster (Geboren op 10 juli 1926 ruilen grond: Gemeente met Derks: grond tussen Burgemeester Wallerweg en Oranje Nassauweg: A2132/ was A1930 voor gemeente. Derks krijgt deel van A503 en betaalt ƒ. 3390 bij Knopper koopt deel van A2132. In deze akte ook ruil bij Plein 16. In 1962 muur hersteld voor slijterijwinkel, nieuwe keuken, nieuwe toiletten, eerste zaal gebouwd, vooral voor touringcars van Jan Swart uit Amsterdam. In 1967 aanbouw van tweede zaal en een tijdelijk paviljoen en het biljart weg uit het café. |
1977: dak genoveerd op eisen van Monumentenzorg 1980: huiskamer bij keuken, woonhuis naast Engel gebouwd 1986: aankoop voor Hans en Hennie 1989: Tuin- en Champagnezaal met nieuwe toiletgroep 1997: aankoop garage Knopper, afgebroken voor parkeerplaats 1999: grote interne verbouwing, veranda terug, marmeren vloer in hal, slijterij weg 2005: nieuw interieur in de Champagnezaal, Cognaczaal 2015: Nieuwe eigenaar Pim, zoon van Hans |
Café-restaurant 'De Engel' is in oorsprong een boerderij, waarvan eerste gedeelte van het voorhuis als herberg was ingericht. Oostelijk van de herberg stond tot 1920 een zeventiende-eeuwse doorrijschuur. Van het in 1802 gebouwde pand rest thans alleen nog het monumentale voorhuis. Nadat de agrarische funetie in de naoorlogse jaren volledig verloren was gegaan, is het achterhuis in 1961 gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. Het voorhuis is opgetrokken in witgeschilderde baksteen en ligt onder een pannen zadeldal tussen tuitgevels. |
De brede voorgevel telt negen traveeën en heeft rechts van de toegangsdeur één, links drie grote zesruiters, die oorspronkelijk waren voorzier van luiken. De vier kleinere zesruits schuifvensters rechts in de gevel verlichten de opkamer. |
Hieronder ligt een dubbele kelder met een houten zoldering. De toegangsdeur met bovenlicht is gevat binnen een eenvoudige houten neoclassicistische omlijsting. Op het dakschild staat een drietal dakkapellen onder zadeldak met houten voluutvormige vleugelstukken. Het overdekte terras waarmee het café rond 1900 werd uitgebreid, is bij de reconstructie van de Burgemeester Wallerweg in 1957 verdwenen. |
Overgenomen uit: Houten Historische Bebouwing. O.J. Wttewaall en J.A.M. Smits 1991. |
Eigenaren restaurant De Engel (Burg. Wallerweg 2) 1832 - 1838 Adrianus de Bondt 1838 - 1840 Jan Kol 1840 - 1841 jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen l182.48 1841 - 1867 Peter van Ingen l236.4 1867 - 1906 Willem van Schaik (H21) l469.3 1906 - 1942 Wessel Vendrig l796.3 (Dorpsstraat H35) 1942 - 1962 Wessel Gerardus Vendrig l1602.6 1962 - 1987 Adrianus Hendricus Derks - Maria Cornelia va Munster l2161.3 Bron: Kadasterarchiefviewer 1832-1987 (NL) |
Geschiedenis van de Molenweg
Veerwagenweg - De Brug, (gem. Houten)
De Molenweg (kadasterperceel sectie A, perceelnummer: 467, gemeente Houten) ontstaan aan het eind van de twaalfde eeuw. Uit een akte van dinsdag 12 mei van het jaar 1316 die te vinden is in het archief van de Ridderlijke Duitsche Orde, Balije van Utrecht aan de Springweg te Utrecht. Uit de akte houdende uitspraak door de officiaal van de bisschop van Utrecht op een geschil tussen het Duitse huis en het convent van Oudwijk over het verleggen van een weg (Molenweg/Veerwagenweg/De Brug) in de parochie van Houten van de meente (Plein) van de parochianen tot aan de wetering (Houtensewetering), tussen land van de priester van de kerk te Houten en dat van het convent van Oudwijk.\ Het geschil ging over het eigenlijk gebruik van de Molenweg wie de eigenaar en/of gebruiker was. Tot uitspraak kwam het er toe dat de bisschop bepaalde dat alles bij het oude zou blijven zoals het nu ruim 800 jaar later nog steeds. Bron: RDO_OA Ridderlijke Duitsche Orde Balije van Utrecht (archiefdepot) / Het Utrechts Archief (beschrijving). Inventarisnummer: 1150.0. Op de tiendkaart van het Utrechtse kapittel van St. Marie uit 1640 staat de weg omgeschreven als de 'Meulensteech'. Dit wijst erop dat de boeren vanaf de Houtensewetering met hun goederen, vooral koren de weg afgingen om naar de Loerikse Korenmolen te gaan. Om hun koren te laten malen. Er is in iedergeval geen enkele bron of aanwijzing aanwezig van dat er langs de Molenweg (Veerwagenweg-De Brug) of inde buurt ooit een molen heeft gestaan. |
In achttiende eeuw staat het grondgebied waarop de Molensteeg of Molenweg ligt bekend in de geschriften als de 'Kortegaard'. Het gene wat erop duidt dat de weg op een korter gedeelte ingebruik was als boomgaard. Het apparte hierin is de geografische ligging van hetperceel dat het één van de langste is op het hemelsbrede vlak gezien. Gezien op kaartmateriaal ten zuiden van het dorp Houten. |
In het jaar 1682 werd er een onderzoek ingesteld of de grond van de Molensteeg wel toebekwam van Jan Willem van Rossum. In het jaar 1725 verkopen de erfganamen van Jan Willem van Rossum de Molensteeg en Kortegraad aan Herman van Wijk. |
In het jaar 1759 verkoopt Gerrit Vermeulen tezamen met de erfgename van Adriaantje van der Schouw de Molensteeg met andere onliggende landerijen aan aan Jan Bockstart.In 1773 verkopen de erfgename van Bockstart de Molensteeg aan Essaye Estoppey van beroep timmerman en grootgrondbezitter in Houten. |
Zijn vader afkomstig uit Zwitserland, Samuel Estoppey. Vestigde zich rond 1728 in het oude en kleine dorp Houten. Wat de rede van vesting was is onbekend. De naam Estoppey is afkomstig van het Oud-Franse woord voor estoupier, wat de betekenis is voor een fabrikant of koopman in vlas of linnen. Essaye Estoppey liet in opdracht of zelf aan het eind van de achttiende eeuw aan het noordelijke begin van de Molenweg, heden aan de Prins Bernhardweg 9 t/m 17 de vijf armen huisjes bouwen. Om voor zijn dorpsbewoners die minder bedeeld waren onderdak te bieden. Of dit ook gezien kan worden als winstbejag van Estoppey is onduidelijk.Duidelijk is wel met een groot vermoeden dat Estoppey zich liet inspireren op de in het zuidoosten gelegen armen huisjes, buiten het dorp Houten. Gelegen tussen de Loerikseweg en en het Loeriksezandpad. Hier werden de echt armen en misschien wel zwakke en zieke dorpbewoners door de Nederlandse Hervormde kerk ondergebracht. Met daarbij de plaatselijk velwachter die ernaast woonde om de boel in de gaten te houden. |
Vanaf 1851 kwamen de Huisjes van Estoppey te liggen in de Prinsenbuurt. Genoemd naar vader en zoon Graaf d'Alsace en Prins d'Henin die zij van schoonvader en opa Baron Van Brienen van de Groote Lindt uit het Haagse Clingendaal de gronden rondom Houten hadden vererft. Nazaten van Samuel en Essaye Estoppey uit Houten wonen tot op de dag van vadaag in Nederland. Vooral woenend in de provincie Noord-Holland. |
Eigenaren van de Molenweg (1832 - 1936) 1832 - 1838 Wed. Essaye Estoppey (Houten) 1837 - 1837 Gerardus Jacobus Estoppey (Amsterdam) (zoon) 1837 - 1851 Jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen (Rhijnauwen) (aankoop) 1851 - 1890 Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten (Loosdrecht) (zoon) 1890 - 1905 Ottolina van Notten - Strick van Linschoten (Loosdrecht- Utrecht) (wed) l667 1905 - 1915 Jan Schinkel, echt. Cornelia van Bruijnes, Cornelis Schinkel, Adrinana Schinkel, Nicolaas Schinkel, Wilhelmina Schinkel en Jan Cornelis Schinkel. l772 1915 - 1925 Jan Cornelis Schinkel l924 1925 - 1936 Antonia Agatha de Wit wed. Cornelis Oostveen (Houten H22) l1116 1936 Onteigening voor aanleg Provinciale Weg Utrecht, Houten-Culemborgs Veer (Utrechtseweg-Schalkwijkseweg) |
Bijgebouwen en pachtboerderijen van
Landgoed Rhijnauwen in Rhijnauwen,
Bunnik en Vechten en Odijk
Achterdijk 24, Boerderij Ruimzicht (Gem. Bunnik), land genaamd 'de Wederhelft van de Gulden Hoef'
Van oorsprong was de grond waarop boerderij Ruimzicht staat vanaf de 15de eeuw in eigendom van het kapittel van St. Pieter. De grond waarop Ruimzicht staat was van oorsprong genaamd de Gulden Hoeve en de ontginningen Elfgaarden. Op dinsdag 30 april 1776 handelde Hendrik Daalwijk, bode van het kapittel van St. Pieter, als gemachtigde van Johannes van Stuijvesant, Daniel Jan Strick van Linschoten en Johannes Schelen, kanuniken-capitulair van St. Pieter, verkochte aan Jan Balthazar Strick van Linschoten 11,5 morgen bouwland tins- en tiendvrij, vanouds genaamd de Wederhelft van de Gulden Hoef, te Vechten, strekkende ten noorden voor van de andere helft dezer guldenhoef den heer koper toebehorende tot ten zuijden agter aan de Groeneweg. Bron: Regionaal Archief Zuid-Utrecht, 064, 55. |
Rond het jaar 1813 verkocht de Nederlandse Staat der Domeinen de erfpachtcanon af aan Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten die vanaf 1773 het landgoed Rhijnauwen in bezit had. Na het overlijden van Jhr. Hendrik Strick van Linschoten de kleinzoon van Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten in 1889 ging boerderij Ruimzicht over naar Jhr. Unico Hendrik Strick van Linschoten in 1890. In 1891 verkoopt familie Strick boerderij Ruimzicht aan Jan de Groot, van beroep Hovenier en wonende te Utrecht. In 1918 wordt de boerderij verkocht aan Theodorus van Bentum en zijn echtgenote Jacoba de Goey. |
Rond 1926 is Hendrik Johannes van Bentum de nieuwe eigenaar van de boerderij. In 1948 wordt er gesloopt. In 1962 wordt de boerderij verkocht aan Gerardus Antonius van Bentum. De boerderij uit omstreeks 1930. Links ervan staat de oorspronkelijke oude boerderij, nu in gebruik als schuur. Dit pand is rond 1830 gebouwd als afsplitsing van de boerderij Achterdijk 26. De voorgevel met gevelanker is opgetrokken in platte baksteentjes en is voorzien van vlechting. Ter weerszijden van de later aangebrachte grote deur zien we nog de oude kloosterkozijnen. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
In juli 1878 pachtte D. Uitman de boerderij van familie Strick van Linschoten. |
Achterdijk 35, boerderij De Witboom (Gem. Bunnik)
In 1841 kocht jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen de boerderij aan de Achterdijk 35 te Odijk aan van de erfgename van de Utrechtse overleden notaris Nicolaas Wilhelmus Buddingh. |
Provincialeweg 77, Boerderij Runnenburg
Van oorsprong is boerderij Runnenburg nooit een pachtboerderij of een bezit geweest van het landgoed Rhijnauwen. Op deze website beschrijven we hem er wel bij omdat de boerderij altijd onderdeel is geweest van de agglomeratie van Rhijnauwen en Vechten. De grotendeels witgepleisterde, monumentale dwarshuisboerderij met een afgewolfd rieten zadeldak, dateert uit het laatste kwart van de 17de eeuw en heeft een oudere mogelijk 15de ceuwse voorganger gehad. In 1898 is het achterhuis vernieuwd. In de jaren 1981-1982 heeft een algehele restauratie plaatsgevonden van de sterk vervallen boerderij. |
Tijdens deze restauratie is het achterhuis verbouwd en tot woonruimte ingericht. De stalvensters aan de achterzijde zijn hierbij vervangen door draaivensters. Die aan de straatzijde zijn gehandhaafd. Ook de achtergevel heeft de oorspronkelijke indeling met de hoge dubbele deeldeuren geflankeerd door stalramen en mestdeuren behouden. De boerderij heeft thans geen agrarisch functie meer. De boerderij is tot 1980 eigendom geweest van het R.K.parochiaal Armbestuur, met de familie van Rijn vele generaties als pachtboer. |
Bij de boerderij staat nog een oud bakhuisje, de schuren en hooiberg zijn vernieuwd. Bijzonderheid in de boerderij is de grote kelder voorzien van een kruisgewelf, mogelijk overblijfsel van de oudere voorganger van de huidige boerderij. De opkamer boven de kelder is voorzien van hoger in de gevel geplaatste 6-ruits schuifvensters. |
De woonkamer heeft brede 9-ruits schuifvensters. Alle vensters zijn voorzien van luiken. Vlak onder de dakrand is aan de voorzijde nog een klein venster met luik aangebracht. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Provincialeweg 78-80, Boerderij Bouwlust
De witgepleisterde langhuisboerderij met een afgewolfd rieten zadeldak en naastgelegen schuur met aangebouwd bakhuis zijn 18de eeuws. In 1869 is het achterhuis van de boerderij verlengd. In het woonhuisgedeelte zijn enkele wijzigingen aangebracht. In 1907 werd een deur in de linkerzijgevel vervangen door een raam en werd een bedstede weggebroken. In 1944 is de oorspronkelijke kaaskamer tot slaapkamer gemaakt. Hiertoe werd de deur gewijzigd in een raamen werd intern een ingang gemaakt. |
De twee zoldervensters aan de voorzijde zijn een vervanging van oorspronkelijk een centraal geplaatst venster. Rechts van de boerderij staat een bakstenen schuur annex wagenberging met een pannen zadeldak waar tegen het bakhuis is aangebouwd. Het bakhuis en een gedeelte van de schuur zijn in 1951 tot een apart woonhuis verbouwd. De deur in de voorgevel van de schuur was al eerder in 1907 dichtgemetseld. Tussen de boerderij en het bakhuis staat een smeedijzeren toegangshek waarop de naam 'Bouwlust'. |
Bij de boerderij staan een tweetal oude leilinden, enkele oude fruitbomen en populieren.Achter de boerderij liggen boomgaarden. Oorspronkelijk was 'Bouwlust' een houtvesterswoning bij Rhijnauwen. In de tweede helft van de 19de eeuw werd een deel van het bos gekapt en werden de landerijen verkocht. Koper was de grootvader van de huidige eigenaar Van 't Hoenderdal. |
Hij liet in 1869 het achterhuis verlengen. 'Bouwlust' was sindsdien een gemengd bedrijf van veeteelt in combinatie met fruitteelt. Hoewel inmiddels een deel van de boomgaarden is bebouwd, heeft 'Bouwlust' nog als een van de weinige boerderijen langs de Provincialeweg een agrarische functie. Het is nog altijd een fruitboerderij met twee nieuwe fruitschuren voor de opslag van het fruit achter de boerderij. |
In juli 1878 pachtte W. Middelman de boerderij van familie Strick van Linschoten. |
|
Provincialeweg 96, Boerderij De Vriendschap
Van oorsprong is boerderij De Vriendschap nooit een pachtboerderij of een bezit geweest van het landgoed Rhijnauwen. Op deze website beschrijven we hem er wel bij omdat de boerderij altijd onderdeel is geweest van de agglomeratie van Rhijnauwen en Vechten. Deze langhuisboerderij met rieten kap en aan de linkerzijde aangebouwde kamer met pannnen zadeldak, dateert uit 1777. Matthijs Uttels deed toen het verzoek een boerenwoonhuis te mogen bouwen aan de 'Gemeene Utrechtse Rijweg' omtrent de Hofstede Runnenburg, op de grond van de Weledele geb.Heer Jan Balthazar Strick van Linschoten enz., op een plaats waar voorheen geen huis had gestaan. Matthijs Uttels had er een cafe. In 1973 is de boerderij verbouwd tot woonhuis waarbij de opkamer en kelder zijn weggebroken en het achterhuis ook tot woonhuis is ingericht. |
De achtergevel kreeg naast een deur drie grote vensters tot op de grond. Het zolderluik werd vervangen door een raam. De hoofdvorm en de indeling van de voorgevel met drie grote 6-ruits schuifvensters en een kleiner 9-ruits venster van de opkamer boven een kelderlicht, zijn behouden gebleven. De aanbouw links met een zelfde 9-ruits venster als van de opkamer isvia een houten trapje aan de achterzijde toegankelijk. Bij de boerderij staan een houten schuur en rieten kapberg met houten roeden. Omstreeks 1977 zijn zijverder naar achteren verplaatst. De boerderij opgetrokken uit een klein formaatbaksteen en gevelankers met het jaartal 1777 is opvallend gelegen direct aan de(vent) weg. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Rhijnauwenselaan 5, Boerderij 't Goed ten Rijn
Op woensdag 20 augustus 1800 vond ten overstaan van de Utrechtse notaris H. van Dam de veiling van onder andere de boerderij 't Goed ten Rijn, gelegen aan de Rhijnauwenselaan. Hannasch en Goswin Anthon van Hertefeld tot Balken, Joost Hendrik Anthon van der Heyden tot de Luynhorst en Baak, R.L.D. van Daall, Willem Joseph van der Heyden tot Baak enz. en A.J. Aberson. Koper was jhr. Jan Balthasar Strick van Linschoten, heer van Rhijnauwen. Jan Balthasar Strick betaald voor de boerderij 't Goed ten Rijn ƒ. 17.700-, gulden. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 2046, aktenummer: 140, subakte: 25. Op zaterdag 30 april 1803 schonk ten overstaan van de Utrechtse notaris C. van Hees jhr. Jan Balthasar Strick van Linschoten, heer van Rhijnauwen. Boerderij 't Goed ten Rijn aan zijn oudste zoon zoon Diderik Willem Jacon Strick van Linschoten. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 2016, aktenummer: 18. |
De monumentale witgepleisterde dwarshuisboerderij bestaat uit een woonhuis gedeelte uit 1674 voorzien van een rieten schilddak waarin dakvensters zijn opgenomen en een achterhuis uit 1912 met een lager zadeldak. In oorsprong dateert de boerderij uit 1620 maar is herbouwd na in 1672 door de Franse troepen te zijn verwoest. |
|
De boerderij beschikt over twee kelders. De oudste en grootste kelder, voorzien van een stenen tongewelf, bevindt zich rechtsvoor in het woonhuis. Linksachter in het woonhuis is een tweede kelder met een vlak houtenzoldering. |
Bij de boerderij staan een drietal witgepleisterde veeschuren met een pannen zadeldak en een vijf roedige kapberg. De grootste schuur vlak naast de boerderij is 19de eeuws. De andere twee, een paardenstal en varkenschuur zijn in 1912 gebouwd. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Rhijnauwenselaan 7, 7d en 14b, Koetshuis Rhijnauwen
Het bakstenen poortgebouw bij kasteel Rhijnauwen met stallen en aangebouwde dienstwoning, onder een gebroken schilddak, dateert uit de 18de eeuw. Op deze plaats stonden reeds stallen die behoorden bij de boerderij die gestaan heeft op het voorplein van het kasteel. Deze stallen zijn opgenomen in het huidige poortgebouw. |
Het karakteristieke van het gebouw is de symmetrische indeling met de centraal geplaatste poortdoorgang voorzien van een houten frontonbekroning. Aan beide zijden is boven de hoge koetshuis- of staldeuren een zolder-luik, ten behoeve van de opslag van haver en hooi. Aan de linkerzijde springt de aangebouwde dienstwoning t.o.v. het poortgebouw terug. |
Zowel dienstwoning als het poortgebouw hebben 18de eeuwse roeden schuifvensters. Naast de dienstwoning treffen we een 18de eeuwse vierkante bakstenen duiventoren aan, voorzien van een tentdak met oud-hollandse pannen gedekt. De toren is thans in gebruik als woonhuis/atelier. Hiertoe is op de begane grond een voordeur en groot venster aangebracht. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Rhijnauwenselaan 7c, Duiventoren
Het bakstenen poortgebouw bij kasteel Rhijnauwen met stallen en aangebouwde dienstwoning, onder een gebroken schilddak, dateert uit de 18de eeuw. Op deze plaats stonden reeds stallen die behoorden bij de boerderij die gestaan heeft op het voorplein van het kasteel. Deze stallen zijn opgenomen in het huidige poortgebouw. Het karakteristieke van het gebouw is de symmetrische indeling met de centraal geplaatste poortdoorgang voorzien van een houten frontonbekroning. Aan beide zijden is boven de hoge koetshuis- of staldeuren een zolder- luik, ten behoeve van de opslag van haver en hooi. Aan de linkerzijde springt de aangebouwde dienstwoning t.o.V. het poortgebouw terug. Zowel dienstwoning als het poortgebouw hebben 18de eeuwse roeden schuifvensters. Naast de dienstwoning treffen we een 18de eeuwse vierkante bakstenen duiventoren aan, voorzien van een tentdak met oud-hollandse pannen gedekt. De toren is thans in gebruik als woonhuis/atelier. Hiertoe is op de begane grond een voordeur en groot venster aangebracht. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Voor het poortgebouw (zuidoost) staat op het voorplein een rood bakstenen DUIVENTOREN van twee bouwlagen onder een afgetopt schilddak, gedekt met gesmoorde Hollandse pannen. De toren heeft een nagenoeg vierkante plattegrond en is rondom voorzien van verschillende vensters met kleine roedenverdeling, een getoogde toegangsdeur en een voormalige dubbele inrijdeur (thans voorzien van glas, met een kleinere centrale toegangsdeur, de oorspronkelijke deuren zijn behouden als luiken). Op de scheiding van de beide bouwlagen is een houten waterlijst aangebracht. De duiventoren dateert uit de 18de eeuw. Waardering | Bron: Rijksmonumenten Register, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) te Amersfoort. |
Rhijnauwenselaan 9, Dienstwoning Ridderhofstad
Het bastenen woonhuis met afgewolfd rieten zadeldak is oospronkelijk een 18de eeuwse dienstwoning bij kasteel Rhijnauwen. Het woonhuis heeft zijn hoofdvorm behouden. De vesters zijn vergroot of vernieuwd, gelet op het feit dat zij over oude muurankers heen zijn geplaatst. De vensters zijn voorzien van roedenverdeling en halve luiken. Bij het woonhuis staat een houten bergschuur net rieten kap en houten roeden. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Rhijnauwenselaan 10, Boswachterswoning
Het witgepleisterde landhuisje met een gebogen rieten schilddak is in 1924 gebouwd als boswachterswoning bij Rhijnauwen, in opdracht van de gemeente Utrecht. Het is een ontwerp van de Dienst Gemeentewerken Utrecht. Het huisspringt vooral in het oog door de bijzondere dakvorm. Het schilddak heeft opiedere hoek in het dak uitgespaarde hoekvensters, waartussen het dakspant aan de buitenzijde zichtbaar is gelaten. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Rhijnauwenselaan 18-20, Boerderij Rhijnauwen
De langhuisboerderij met afgewolfd rieten zadeldak en naastgelegen voormalig zomerhuis annex kaasmakerij voorzien van een afgewolfd pannen zadeldak dateren uit de 18de eeuw. In 1949 is de achtergevel van de boerderij vernieuwd. Omstreeks 1960 zijn de stalramen vervangen. Het zomerhuis is in 1937 verbouwd tot een apart woonhuis waarbij een gedeelte van de schuur bij het woonhuis is getrokken. |
Bij de boerderij staan twee nieuwe kapbergen uit 1973-1974, een houten schuur die in 1984 na de stormschade is vernieuwd en een schuurberg. De boerderij beschikt nog over de oorspronkelijke indeling en heeft twee kelders. De ene rechtsvoor in het woonhuis, de andere linksachter tussen het woonhuis en achterhuis. Ook de oorspronkelijke Oud-Hollandse sporenkapconstructie is nog |
In de gevelankers aan de achterzijde zijn de cijfers 6 en 9 te herkennen. Mogelijk vormen zij onderdeel van een datering van de boerderij. Het geheel is fraai gelegen aan de Kromme Rijn met voor de boerderij drie en voor het zomerhuis een leilinde. 'Hofstede Rhijnauwen' was oorspronkelijk pachtboerderij van kasteel Rhijnauwen. Nu is de boerderij eigendom van de gemeente Utrecht en heeft het nog een agrarisch functie. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. De hofstede Rhijnauwen heeft altijd al bij het landgoed behoord en ging ook bij de aankoop van het landgoed in april 1920 door de gemeente Utrecht over in het bezit van die gemeente. |
Rhijnauwenselaan A116
Boerderij Numeri, landerijen de Bollenkamp
Uit een akte van zondag 26 september 1649 is er al bekend dat er een hofstede is ten zuiden van het goed van Rhijnauwen. Uit de akte (verklaring) van de Heer van Rhijnauwen, een zekere Huybert van Rijnouwen die hij laat opmaken tezamen met Justus van Rijsenburch. Hij die de eigenaar is van het land ten zuiden van het goed Rhijnauwen. Regelen ze tezamen ten overstaan van de Utrechtse notaris Hendrik Ruysch dat Huybert een uitweg over de Kromme Rijn en over het land van Justus van Rijsenburch mag hebben. |
Oftewel het vermoedelijke begin en ontstaan van de Rhijnauwenselaan. Het is ook niet uitgesloten dat er eerder een uitweg (laan) zou kunnen zijn geweest. Bron: Het Utrechts Archief 34-4, 246, aktenummer: 390 26-09-1649. |
Op donderdag 11 december van het jaar 1710 vond ten overstaan van de Utrechtse notaris N. Vonck het transport plaats van het huis en de heerlijkheid van RHIJNAUWEN. Verkoper en bezitter van het huis was Catharina van Golsteyn, koper was David ten Hove, van beroep momboir van de provincie Gelderland. Vast- en onroerend goed wat hierbij getransporteerd werd was 'huys, ridderhoffstede, heerlykheyt en goederen van Rynouwen', '10 mergen, 5 hont en 44 roemden lants, gelegen in het gerecht van 'Rynouwen', '12 mergen lants', in het gerecht van Bunnick, genaamde objecten 'den Dwaalacker, Bollencamp en de Broodakker'. Bijzonderheden: met het rechts va vissery in den Kromme Ryn leenroerig aan de provincie Utrecht met bylage. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 698, aktenummer: 96. |
Op zaterdag 27 maart 1717 vond ten overstaan van de Utrechtse notaris J. Tilburgh de huur- en verhuur plaats van diverse landerijen in Bunnik en Rhijnauwen. Verhuurder is David ten Hove, heer van Rhijnauwen. Huurder was landbouwer Willem Egbertse Cool. Hij huurde perceel van 2 morgen, genaamd de Dwaalakker, een perceel van groot 10 morgen en nogmaals een perceel van 10 morgen groot, genaamd de Bollenkamp. Huisje Numeri of Bollenkamp nog niet vermeld. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 1160, aktenummer: 29. Op zaterdag 20 maart 1720 vond ten overstaan van de Utrechtse notaris J. Tilburgh de huur- en verhuur plaats van diverse landerijen in Bunnik en Rhijnauwen. Verhuurder is Melchior ten Hove, heer van Rhijnauwen. Huurder was landbouwer Jacob Pieterse van Braekel. Hij huurde perceel van 2 morgen, genaamd de Dwaalakker, een perceel van groot 10 morgen, genaamd de Bollenkamp. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 1160, aktenummer: 48. |
Op maandag 3 april 1797 vond ten overstaan van de Utrechtse notaris Cornelis van Hees een testamentaitre beschikking plaats van jhr. Jan Balthasar Strick van Linschoten met hierin de beschikking dat de meeste van zijn goederen na overlijden aan zijn oudste zoon toe toekomen. Namelijk zijn oudste zoon uit zijn eerste huwelijk jhr. Diderik Willem Jacob Strick van Linschoten. Hierbij werd bepaald dat hofstede Numeri of de Bollekamp zou toebekomen aan zoon Diderik Strick. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 2014, aktenummer: 22. Op zaterdag 30 april 1803 vond ten overstaan van de Utrechtse notaris Cornelis van Hees een hernieuwde testamentaire beschikking plaats door jhr. Jan Balhasar Strick van Linschoten plaats waarin het als donotatie boerderij Numeri of de Bollekamp en boerderij 't Goed ten Rijn aan zijn oudste zoon Diderik Strick schonk. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 2016, aktenummer: 18. |
De naam Numeri is afkomstig uit het Italiaans en betekend in het Nederlands 'Getal'. In 1820 na het overlijden van Jan Balthazar komt de hofstede toe aan zijn jongste zoon jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten (1790-1850). Hij vererft ook het hele landgoed van zijn vader. Zoon van Jan Carel Wendel, jhr. Hendrik Strick van Linschoten erft de hofstede een het landgoed van zijn vader in 1850. Waarna Hendrik Strick vermoedelijk in de zomer van 1883 de dan al vermoedelijk vervallen hofstede Numeri af laat breken. | |
De afbraak van Numeri volgt na het overlijden van de laatste bewoner Willem Lodder die op zondag 15 juli 1883 het leven liet. Hij wonende er eertijds vele jaren met echtgenote en vele kinderen Lodder. In de bevolkingsregistratie van de gemeente Bunnik (1850-1890 staat geschreven dat Willem Lodder onbezoldigd in Numeri mocht wonen. Dus van Hendrik Strick van Linschoten geen huur hoefde te betalen. Waarschijnlijk met het oog op de slechte toestand van de bouwvallige hofstede en het plan van Hendrik om na het overlijden van Willem, hofstede Numeri te laten afbreken. Een afbeelding van de hofstede is tot op heden onbekend gebleven. |
Boerderij "De Uithof", aan de Toulouselaan 45 te Utrecht
De boerderij is in de vroege 17e eeuw gebouwd. Ze wordt getypeerd als een T-boerderij. Inwendig zijn de ruimtes gelijkvloers ingedeeld op een onderkelderde opkamer na. Overige binnenruimtes bestaan (onder meer) uit een grote kamer en een zijkamer in het woongedeelte, en een bedrijfsgedeelte. Tot het monumentale interieur behoren zaken als een schouwbetegeling en moer- en kinderbalken met sleutelstukken. De gevels zijn uitgevoerd in baksteen met wolfeinden en muurankers. Daarnaast zijn eikenhouten spanten aangebracht onder het rieten dak. |
De boerderij dankt haar naam aan de kloosterboerderijen (uithoven) die in het toenmalige gebied Oostbroek werden gesticht. Vanaf omstreeks 1960 is het agrarische karakter voor een aanzienlijk deel verdwenen uit het gebied door vooral de grootschalige verplaatsing van de Utrechtse universiteit vanuit de binnenstad naar deze locatie. De in die ontwikkeling ontstane subwijk De Uithof zou haar naam gaan ontlenen aan boerderij De Uithof. De boerderij kreeg ook daarin een nieuwe rol en werd begin jaren 1960 ingericht als proefboerderij voor de universiteit. In die hoedanigheid werd er onder meer een nertsenfokkerij opgezet in samenwerking met de Nederlandse pelsindustrie. Na lange leegstand is de boerderij eind 20e eeuw herbestemd als kinderdagverblijf. In 2004 brak er een grote brand uit en in de jaren erna heeft er nieuwbouw/herbouw plaatsgevonden. |
Boerderij De Uithof was tot het jaar 1696 een pachtboerderij van het Klooster op landgoed Oostbroek in De Bilt. In dat jaar verkocht de landeigenaar van Oostbroek de boerderij aan een particulier grondeigenaar. In het jaar 1722 komt De Uithof in handen van de Heer van Rhijnauwen. Melchior ten Hove is dan op dat moment de eigenaar van het landgoed. |
Op 2 oktober 1772 toen Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten Landgoed Rhijnauwen aankocht was de boerderij nog niet in zijn bezit. Pas op 4 januari 1773 kwam De Uithof in zijn bezit na aankoop van de laatste vast-, en onroerende goederen die bij het landgoed gevoegd konden worden. David ten Hove de edelman uit Amsterdam zoals je hierboven las verkocht op die datum van 1773 zijn laatste goederen behorend bij Rhijnauwen aan Jhr. Jan Balthazar. David was de zoon van Melchior. |
Vanaf het midden van de negentiende-eeuw kwam er een nieuwe pachter op de boerderij. Dat was Antony van Scherpenzeel. In de loop van die eeuw werd de huidige Zandlaan naar hem genoemd onder de bevolking, 'het Laantje van Toon van Scherpenzeel'. Antony kwam uit een groot gezin. De familie Van Scherpenzeel kwam al eeuwen lang voor in de omgeving van De Bilt, Bunnik, Odijk en Langbroek enz.. Anthony's vader Helmert van Scherpenzeel (1766-1822) huwde in 1801 met Hilligje Zwetselaar of Zwitselaar of Swetselaar of Suitselaar (1772-1859). Uit dit huwelijk kwamen 5 zonen en 1 dochter voort. Waaronder zonen Evert van Scherpenzeel (1808-1871) en zijn vier jaar oudere broer van Antony van Scherpenzeel (1804-1896). |
Oprichter van St. Houtense Hodoniemen (SHH), Sander van Scherpenzeel is de zesde generatie na zijn oudvader Evert van Scherpenzeel. De broer van Sanders zijn voor oudvader (6e generatie) Evert van Scherpenzeel heeft dus een laan naar zich genoemd gekregen, 'Laantje van Toon van Scherpenzeel'. In de familiehistorie van de Van Scherpenzeels in Bunnik en omgeving gaat het verhaal dat Anthony van Scherpenzeel die in 1804 geboren is. Een remplaçant zou zijn geweest voor jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen, geboren was in 1790. Die vervanging als soldaat zou dan plaats gevonden moeten hebben in de tijd dat het Napoleontische legers van ruim 691.500 man sterk naar Rusland trok om te vechten tegen de Tsaar. Als dank zou Anthony van Scherpenzeel boerderij De Uithof gekregen hebben in pacht van jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten van Rhijnauwen de vader van jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten. Men kon aan het begin van de negentiende-eeuw dus voor een rijker iemand in dit leger/schutterij en militie dienen zodat de baron of de jonkheer er niet in hoede te deelnemen. De lagere burgelijke persoon nam dan wel deel aan het leger als soldaat en kreeg hier ook flink voor betaald voor deze remplacimentie door de oudere adel van die tijd. |
Na uitgebreid historischonderzoek door de stichting naar dit familieverhaal valt op te maken dat er in het verleden gebluft is of er een verwarring is ontstaan. Jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten (link) heeft ook gediend in het leger van Napoleon in de veldtochten naar Rusland die vanaf juni 1812 begonnen. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten was toen 22 jaar. Hij is teruggekeerd uit de veldtocht in de stad Utrecht (de Drift) en woonde bij zijn oude vader. In Het Utrechts Archief is in het notarieel archief van notaris Grootveld een akte van 2 augustus 1813 te vinden. Hierin staat te lezen dat Jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten voor zijn 79 jarige vader moet zorgen om zijn administratie bij te houden. Jan Balthazar was al vanaf 1807 blind. Hij en zijn zoon woonde in dat jaar aan de Drift 416 te Utrecht. Jan Carel Wendel wilde helemaal niet in het Franse leger om ten strijde te trekken naar Rusland in de veldtochten. Dit zal ook een van de rede zijn geweest om een notariële verklaring aan de Franse Staat te schrijven zodat Jan Carel Wendel niet in het Franse leger hoefde. Toch is hij gegaan en keerde al in 1814 uit Rusland terug en huwde op 7 augustus 1822 met mevr. Pauline Gerardine Sibylle Poelman. De Antony van Scherpenzeel die in 1804 was geboren en als remplacant zou hebben gediend voor Jan Carel Wendel Strick zou nooit als kindsoldaat in dit leger hebben gediend. Dan zou hij nauwelijks 8 jaar zijn geweest. |
Een andere Anthony van Scherpenzeel die wel in dezelfde periode is geboren als Jan Carel Wendel Strick van Linschoten maar dan in het jaar 1789 het levenslicht zag. Heeft wel in dit leger van Napoleon gediend. Op de website archieven.nl (link) is dat te vinden. Op internet en zelfs niet op genealogische website is niet terug te vinden waant Anthony van Scherpenzeel (1789-1812) is overleden? (link) Daarom is het aannemelijk dat deze Anthony van Scherpenzeel (1789-1812) niet is teruggekeerd van de veldtochten naar Rusland. De veldtochten zijn vanaf 1812 gehouden tot 1813 naar het noordoosten van Rusland. Zij waren qua omstandigheden zo vreet, koud, nat, moddeig en moordend voor de legioen soldaten dat ruim 680.000 manschappen de dood vonden. Hiervan zijn ruim 40.000 manschappen terugkeerd. In die veldtochten kon het zo koud zijn dat men elkaar opat als kannibalen of om nog maar een beetje aan vocht te komen, elkanders urine of paardenplas opdronken. Zo is het familieverhaal in de familie Van Scherpenzeel. |
Het zwart-op-wit bewijs van dat Anyhony van Scherpenzeel (1804-1896) bij de divese militie en schutterijen in Utrecht heeft gezeten is wel te bebleken. Maar of hij als remplaçant gedient heeft voor jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwem voor één van zonen is vrijwel zeker uitgesloten. Zijn zonen waren nog geen eens 5 tot 10 jaar oud. Dus nog lang niet volwassen om op 19 jarige leeftijd in een militie te dienen. Mannen konden in de 19 eeuw opgeroepen worden voor dienst bij de provinciale schutterij of landelijke militie als zijn een leeftijd hadden tussen de 19 en 45 jaar. Wel heeft SHH bewijzen gevonden dat jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnuawen gedient meerdere jaren nadat hij op huis Rhijnauwen gingen wonen. Met diverse lokale bewoners en boeren in de landstorm van de gemeente Rhijnauwen heeft gediend. SHH heeft in de periode 2021-2022 getragt om de pachtakte van boerderij De Uithof te vinden. Opgemaakt bij een Utrechtse notaris? Helaas zonder resultaat. Mocht iemand anders van de Van Scherpenzeel (tak) deze (onderhandse) 'notariële' akten wel hebben of vinden, laat het ons weten? Huur- en pachtbetaling te voldoen iedere eerste dag van de maand mei en november voor een soms van f. 1.500-, gulden voor een oppervlakte van 48 morgen land in de gemeente De Bilt en Rhijnauwen. |
Jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen zijn boedelscheiding vond plaats in 1850 in Wijk bij Duurstede ten overstaan van notaris H.J. van Mariënhoff. Bron: Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU), 063 1847 1850 jan.-mei.. De pachtakte is niet opgemaakt bij een notaris in Utrecht of Wijk Bij Duurstede. Maar gek genoeg was het in de 19e eeuw gewoon of zelfs ook bij wet bepaald dat onderhandse akten werden geregistreerd bij de belastingontvanger bij het Rijksbalstingkantoor te Utrecht. SHH heeft gekeken of er nog leggers van deze onderhandse akten registraties bij Het Utrechts Archief zich bevinden. Maar die zijn helaas niet aanwezig. We kunnen er vrijwel van uitgaan dat Anthony van Scherpenzeel boerderij De Uithof zeker heeft gekregen van Jan Carel Wendel Strick en dat die pacht tenminste zou ingegaan zou moetenzijn op 1 janauri 1843. Als hierbij ook de huurperiode voor zes jaar vanaf die tijd was vastgesteld. De onderhandse huurakten werd bij het Rijksbelastingkantoor opgemaakt door jhr. Cornelis Anthony Rethaan Macare (1792-1861). Zie zijn portret hierboven. Cornelis was van beroep belastingontvanger in de provincie Utrecht en vele jaren daarvoor in de provincie Zeeland in de plaats Middelburg. Wat het meest aannemlijk is, is dat Anthony van Scherpenzeel (1804-1896) zeker als remplaçant heeft gedient van jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen. Bij de diverse schutterijen en militie voor het landsbelang en provinciaal belang. Bij het passere van de leeftijd van ca. 42 of 43 jaar dat Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen boerderij De Uithof heeft gegeven als remplaçantie. Omdat Jan bijna 45 jaar oud zou zijn en hij dus wettelijk niet meer in een schutterij of militie meer hoefde te dienen. In diverse leggers die te vinden zijn bij Het Utreechts Archief is te lezen dat Antony van Scherpenzeel (1804-1896) diverse malen heeft gedient in de Utrecht (mobiele Schutterijen. Maar nooit echt te strijden is getrokken in het buitenland of tegen andere vijandelijke legers. Anthony van Scherpenzeel was als jonge knaap in dienstgekomen bij de familie Strick van Linschoten op het landgoed eind jaren 20 van de negentiende eeuw als concierge van het landgoed. Bewijs heeft SHH gevonden dat Anthony van Scherpenzeel in 1830 nog in het koetshuis van het landgoed woonde. Met diverse andere personeelsleden van de familie Strick van Linschoten. |
Op 14 februari 1889 overleed jhr. Hendrik Strick van Linschoten van Rhijnauwen. Hij kreeg als ervenis het huis en landgoed Rhijnauwen van vader Jan Carel Wendel Strick. Bij het opmaken van Hendrik Strick zijn boedelschieidngsakte ten overstaan van de notaris B.J. van Heyst te Wijk bij Duurstede. Waarop kort hierop Van Heyst met pensioen ging. Valt het volgende te lezen over de huur- en pachtafspraken van boerderij De Uithof tussen Anthony van Scherpenzeel en zijn zoon opvolger Anhony Jan Helmert van Scherpenzeel. Bron: Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU), 063 1970 1889 juni-dec., aktenummer: 4917. De huur- en pacht over de boerderij De Uithof bij afspraak was vastgesteld tot 30 april 1895. De huur- en pacht over de bouw- en weilanden behorend bij boederij De Uithof gelegen in De Bilt en ruim 48 morgen ca. 46 hectaren aan landbouwgrond. Was vastgesteld als afspraak op 30 november 1894. |
In twee halfjaarlijkse periode per 1 augustus en 1 februari van ieder jaar diende Anthony van Scherpenzeel en Anhtony Jan Helmert van Scherpenzeel ƒ. 2.000,- gulden te betalen aan Hendrik Strick en later aan jhr. Carel Johan Strick van Linschoten (1853-1910) (zoon). Zoon van Anhony Jan Helmert van Scherpenzeel, Teunis va Scherpenzeel was tot 1960 nog de pachter op De Uithof. Hierna werd hij tot aan zijn overlijden in 1967 gehuistvest door de gemeente Utrecht (eigenaar van het landgoed Rhijnauwen in een vrijstaande bungalow aan de Rhijnuawenselaan. Boerderij De Uithof was tot 1975 gelegen op het grondgebied van gemeente De Bilt. Het oude adres waar de boerderij aan geadresseerd stond was de Hoofddijk 45 te De Bilt. Na 1975 is dit gedeelte bij de gemeente Utrecht geannexeerd. Het adres werd toen Toulouselaan 45 te Utrecht. De boerderij behoorde al voor 1773 bij de landbezit van landgoed Rhijnauwen maar stond wel in gemeente De Bilt. In het jaar 1919 kocht de gemeente Utrecht zoals je eerder las op de deze pagina het landgoed van Mevr. J.H.A. Geertsema de weduwe van Jhr. Carel Johan Strick van Linschoten van Rhijnauwen. Dus de familie Van Scherpenzeel die De Uithof pachten kregen een nieuwe eigenaar. De gemeente Utrecht in plaats van familie Strick van Linschoten. De laatste pachtboer Van Scherpenzeel moest in het jaar 1960 de boerderij verlaten. Omdat de boerderij door de Universiteit Utrecht gebruikt zou gaan worden. Naar inschatting heeft familie Van Scherpenzeel een kleine 100 jaar op de boerderij gewoond. | In het jaar 1911 werd De Uithof grotendeels verwoest door een brand. In het gemeentearchief van De Bilt zijn nog aanvragen voor een bouwvergunningen te vinden om de boerderij te herstellen. De vergunningsaanvrager was de jonkheer. |
Land aan de Tureluurweg 16a
In de 16e eeuw was het land aan de Tureluurweg 16a en gelegen tot in het noorden tot aan de Parallelweg naast de rijksweg A12 in het bezit van het Utrechtse kapittel Ten Dom (Scholasterij). In werkelijkheid liep het perceel van 12 morgen helemaal door tot in het noorden tot aan de rivier de Kromme Rijn. In september 1777 kocht Jan Balthasar Strick van Linschoten van de gemachtigde Hendrik Daalwijk voor Willem de la Dociesse als scholaster van het kapittel ten Dom te Utrecht de 12 morgen wei- en bouwland gelegen op de Bunnikse Eng. |
Ergens tussen 1780 en 1832 wordt de helft van het perceel verruild met een particulier zodat bij de invoering van het kadaster in 1832 het perceel in het bezit is van Willem van Rossum erven. In geel gearceerd. Bron: Het Utrechts Archief, 216, 2561. |
Land in de uiterwaarden van de rivier de Kromme Rijn
Op 9 juli 1 1778 handelt Gerrit van der Vliet, gerechtsbode van Bunnik en Vechten, als gemachtigde van Christina Clara Strick van Linschoten, weduwe Joseph Loten, vrouwe van Bunnik en Vechten, Wittevrouwen en Abstede, transporteert aan Jan Balthazar Strick van Linschoten 7 morgen bouwland. Bron: Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU), 064, 55. Eerder in het jaar van 1778 op dinsdag 17 februari 1778 kocht Jan Balthazar Strick van Linschoten ten overstaan van de Utrechtse notaris Cornelis van Hees de 7 morgen bouwland aan, gelegen op de Bunnikse Eng. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 2006, aktenummer: 5. Luchtfoto van Bunnik bovenaan (in geel gearceerd) vermoedelijk de ruim 7 morgen bouwland die in Bunnik in het bezit van familie Strick van Linschoten is geweest. In het HISGIS systeem is verder in de gemeente Bunnik geen eigendom van de familie Strick te vinden met een grote van 7 morgen dan op deze plaats langs de rivier de Kromme Rijn. In 1832 is Willem Nicolaas de Pesters van Kattenbroek de eigenaar van de 7 morgen aan de Kromme Rijn. |
Land aan de Hoofddijk en de Oostbroekselaan
Rijnsoever 3, Boerderij/Huize Rijnsoever
Een van vroegst bekende akte waarin huize Rijnsoever wordt genoemd dateert uit een openbare verkoop van zaterdag 18 juni van het jaar 1735. (Op een kaart uit 1697 staat het huis Rijnsoever al ingetekend, zie hier verderop in dit artikel). |
Op die dag in juni 1735 werd ten overstaande van de Utrechtse notaris Jacob van den Doorslag door de erven van Johan Wechter, Hillegonda Wechter gehuwd met Arnaud van Groenendael, Stephanus van der Heyden van beroep lieutenant en zoon van Reynaud van der Heyden en Maria Weeckhuysen, wonende te Rio lsequebo, verkocht. |
'Onroerend goed: & heerenhuysinge met achterhuys off stallinge en koetshuys hoff, tuynen, boomgaerd en landeryen, groot 19 mergen; aan den Crommen Rhyn'. Gelegen in het gerecht: Zeyst, Zeysteroever het huis genaamd 'Rhynsoever'. Als borg voor de koop stond; Willem Doncker, de koper van huize Rijnsoever was Franciscus Xaverius van Hernbeck. Overige belanghebbenden waren de Erven van Maria Wynhuys, in leven gehuwd met Johan Wechter en gemachtigde van de koop Willem den Berger. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U139b002 aktenummer: 10-2 18-06-1735. |
Van oorsprong was het gebied van de Rijnsoever, in eertijds dagen gelegen in het gerecht Zeisteroever in het bezit van het Utrechts kapittel van St. Jan. En was het huis mogelijk leenroerig geweest aan de Heer van Rhijnauwen. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U238a001 aktenummer: 26-1 30-07-1757. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U237a007 aktenummer: 289-1 27-10-1781. |
Op zaterdag 29 mei 1802 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Willem Voorsteegh door Johannes Jacobus Crol 5 mergen weyland verkocht, gelegen aan de locatie van de Haxweetering in het gerecht van Cattenbroek. De 5 morgen behoorde eerder tot het onroerend goed van Huize Rijnsoever. Koper van het goed van Willem Nicolaas Pesters, Heer van Niënhof. Hij had voor zich gemachtigd Wouter van Dam. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U275a011 aktenummer: 32, 3 29-05-1802. |
Op dezelfde dag van zaterdag 29 mei 1802 werd door de executieverkoop van de onroerende goederen van Johan Crol 6 mergen land, zijnde 5 mergen bouwland en 1 mergen eykehakhout, gelegen naast de Bisschopsweetering. Koper van de diverse percelen land was George Sawijer, Heer van het Huis Oostbroek. Gemachtigde voor de aankoopp voor de heer Sawijer was Wouter Haksvoort. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U275a011 aktenummer: 32, 2 29-05-1802. |
Bij dezelfde verkoop ten overstaande van notaris Willem Voorsteegh stelde Johannes Jacobus Crol zijn huis en landgoed Rijnsoever officiel in de verkoop. Toch zouy het nog twee jaar duren voordat Johan per procartie een gemachtigde voor de verkoop van het huis zou aanstellen. De te verkopen goedereen van de heer Crol werden omschreven als: "vermakelijke en welgeleegen buytenplaats, bestaande in een nieuwe heerehuysinge met 10 kamers, een ruyme keuken c.a., kelders en kluysen, stal, koetshuys, tuynmanswooninge, moes- en vrugtthuynen c.a te zamen groot omtrent 3 morgen. Gelegen aan de Krommen Rhijn, in het gerecht van Zeist, genaamd Rhijnsoever. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U275a011 aktenummer: 32, 1 29-05-1802. |
Bijna twee jaar later op zaterdag 14 april 1804 als het huis Rijnsoever met al het goed twee jaar te koop staat. Regeld Johan Crol ten overstaande van de Utrechtse notaris Jan van Dam om per procuratie (volmacht) notaris en makelaar in Utrecht Willem Voorsteegh voor zich om, zyn buitenplaats Rynsoever te Zeist te beheren. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U231a002 aktenummer: 260 14-04-1804. In het jaar 1805 verkoopt Johan Crol aan Johannes Egbertsz Bouwman hetbuitengoed Rijnsoever. \ Op dinsdag 11 januari van het jaar 1831 ten overstaan van de Utrechtse notaris Pieter Adriaan van Schermbeek, verkocht Hilletje Canneman, weduwe van Johannes Bouwman Egbertusz. het huis de Rijnsoever aan jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten voor de verkoopsoom van ƒ. 11.000,-. Bron: HUA, 34-4, 3373 1831 jan.-1831 mei aktenummer: 10672. |
In juni 1917 werd het oude oorspronkelijke huis Rijnsoever afgebroken in opdracht van jkvr. Agatha Strick van Linschoten en vervangen (op de zelfde plek) door een dwarshuis boerderij die er tot op heden nog altijd staat, aan de Rijnsoever 3. Tot april 1920 zou het goed Rijnsoever van familie Strick van Linschoten blijven. Waarna deze in het bezit van de gemeente Utrecht kwam naar aankoop van het landgoed Rhijnauwen. |
Rijnsoever 5, Boerderij Bosch Hoeve
De fraai aan de Kromme Rijn gelegen langhuisboerderij met afgewolfd rieten zadeldak, dateert van omstreeks 1800. Oorspronkelijk was het een pachtboerderij bij Rhijnauwen. De boerderij die omstreeks 1968 intern is verbouwd heeft geen agrarisch functie meer. Ter vergroting van de woonkamer is de ingang aan de voorzijde dichtgemetseld en is de kap opgelicht voor het vergroten van het keukenraam. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Rijnsoever 24-26, Boerderij Het Fortuin
Op dinsdag 22 juli 1664 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Hendrik van Zuylen diverse landerijen verdeeld uit de nalatenschap der scheiding van (schoon)moeder Johanna van Milanen in leven weduwe van Johan Fonteyn. Onder haar schoonzoon Antony van Aelast, gehuwd met Maria Fonteyn en Johanna haar zoon Antony Fonteyn. |
De eerste vererving aan Anthony was 8 morgen land en enige roeden in het gerecht van Zeist en de Zeisteroever, gelegen aan de Kromme Rijn. Waarvan genaamd de landerijen Cruysland en Keyersland. als tweede vererving kreeg Anthony nog 2 morgen en 25 roeden lants daer in de Coppelsluys leggende is. Gelegen in het gerecht van Zeist. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U048a002 aktenummer: 82 22-07-1664. |
Ruim twaalf jaar later in 1676 is er een akte bekend waarbij Anthony Fonteyn verhuurd en verpacht aan Cornelis Gerritsen een zekere hoffstede, huysinge, bergen c.a. mitte landen daerachter gelegen; Crommenryn. Dit gebeurde ten overstaan van de Utrechtse notaris Gerard van Bylevelt op zondag 1 november 1676. Land van 32 morgen groot gelegen aan de Zeisteroever. Gelegen in de hoek van Koudys (Grotelaan). Een Koudys is het Middelnederlands woord voor het beroep kopersmit of koperslager. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U053a017 aktenummer: 194 01-11-1676. |
Hierin betekend dat Anthony Fonteyn in die twaalf jaar na het overlijden van zijn moeder een boerderij heeft laten bouwen (Het Fortuin, Rijnsoever 24-26). |
Het aparte in dit geschiedenisverhaal is wel dat de hofstede die gebouwd werd in opdracht van Anthony Fonteyn in de negentiende eeuw bekend staat als genaamd, 'Het Fortuin'. Is hier sprake geweest van een verschrijving of een historische mondelingen verandering? Dat de hofstede eigenlijk van oorsprong De Fontein had kunnen heette maar dat het 'Het Fortuin' is geworden. |
In het jaar 1735 is bekend dat boerderij Het Fortuin in eigendom was Hillegonda Wechter, gehuwd met Arnaud van Groenendael, Stephanus van der Heyden van beroep Lieutenant, Stephanus van der Heyden, wonende Rio Isequebo, zoon van Reynaud van der Heyden en Maria Weeckhuysen. |
Een zekere huysinge en hofstede c.a. met ongeveer 32 mergen boomgaerd, bouw en weyland; Huysinge met 25 mergen; den Crommen Rhyn. Met belendingen: achter: de Bisschopsweeteringe aan de oostwaardse zijde Willem Pesters, westwaarts gelegen de erven van Johan Wechter; omtrent 7 mergen; aan de Zeysteroeversendyck; als belendingen noordwaarts de Bisschopsweeteringe. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U139a002 aktenummer: 10-3 18-06-1735. |
Hillegonda en haar consorten verkochten de goederen op zaterdag 18 juni 1735 ten overstaan van de Utrechtse noatris Jan van den Doorslag aan Melchior ten Hove, Heer van Rhijnauwen. Waarop het goed van Het Fortuin definitief bij het landgoed Rhijnauwen kwam te behoren. In 1773 kwam het landgoed in handen van Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten. |
Achterkleinzoon Jhr. Jan Carel Strick van Linschoten bezat boerderij Het Fortuin tot ca. 1900. In de jaren erna verkopen zijn erfgename de boerderij in 1905. De boerderij was voor die tijd in 1/3 deel bezit waaronder het eigendom van Pieter Vinkhuizen van beroep arts te Bunnik tezamen met Jkvr. Paulina Gerardina Sybilla Strick van Linschoten, gehuwd met J.J. Kempenaer, wonende te Hedel. En als laatste Jkvr. Johanna Carolina Strick van Linschoten met Frantirek Janeéek, wonende te Praag. |
Boerderij Het Fortuin stond het jaar 1910 geadresseerd in de wijk C van Zeist aan de Rijnsoever C107. Bij de nieuwe eigenaren komt Het Fortuin geadresseerd te staan de Rijnsoever A3. In 1906 is landbouwer Jan de Ridder en zijn latere weduwe Marie van Woudenbergh de gedeeltelijke eigenaar van de hofstede. Broers Martinus de Ridder van beroep graanhandelaar te Bunnik, broer Willem Hendrikus de Ridder, ook van beroep veehouder te Zeist en zus Clara Margaretha de Ridder wonende te Zeist waren de mede eigenaren van Het Fortuin. Veehouder Jan Wijnen uit Waarder, gelegen in de provincie Zuid-Holland was één van de gedeelde mede eigenaren. In juli 1878 wordt er melding gemaakt dat Martin de Ridder woonachtig is op Het Fortuin. |
In 1952 verkoop familie De Ridder Het Fortuin aan Marinus Johannes Vernooij, veehouder uit Cothen. In 1964 verkoopt Rinus Vernooy Het Fortuin aan de gemeente Utrecht. Zij willen voor de zekerheid alle gronden in de vroegere Johannapolder in bezit krijgen voor de destijdse geplanden stadsuitbreiding van het Universiteitstereein De Uithof. Wat ruim 50 jaar later het Utrechts Sciene Park is gaan heten. |
In 1969 volgt er nog een verbouwing van Het Fortuin en worden in de loop van 1975 de gemeentengronden van Zeist en De Bilt deels naar de gemeente Utrecht geannexeerd. Waarna de gemeente Utrecht aan de oostkant van de stad kadastraal wordt uitgebreid met sectie N. In 1978 worden diverse gronden en huizen in de omgeving Het Fortuin samengevoegd tot een perceel. Waarna de jaren hierop Het Fortuin in het bezit blijft van de gemeente Utrecht. |
Zeisteroever 2, Boerderij Zeisteroever (toenmalig) (gem. Zeist)
Boerderij Zeisteroever, heden aan de Rijnsoever 1, vroeger gelegen aan de Rijnsoever 2 was geen onderdeel van het landgoed van Rhijnauwen. We vermelden de boerderij hierbij wel omdat deze onderdeel uit maakte van de agglomeratie van het landgoed en het gebied. Boerderij Zeisterover is in het verleden het eigendom geweest van familie Pesters van Cattebroek. Heden van familie Lokhorst. Boerderij terrein bestaat nog wel maar de oude hofstede is afgebroken. |
Boerderij Atteveld aan de Rijsbruggerweg 3 te Bunnik
In februari 1836 verkochten de erfgename van Catharina Leereveld, weduwe van Dirk van der Shouw de hofstede Atteveld (Rijsbruggerweg 3) aan jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen (1790-1850). Dirk van der Schouw was elf jaar eerder in 1825 al overleden. Catharina overleed in 1835. |
Vossegatsedijk 1, Boerderij De Hoge Boomgaard
Deze dwarshuisboerderij met pannen zadeldak is in het eerste kwart van deze eeuw gebouwd op de plaats van een oudere voorganger. Het is een voormalige pachtboerderij bij kasteel Rhijnauwen. Opvallend is vooral de gave detaillering,zoals T-vensters voorzien van roedenbovenlichten en halve luiken en de geornamenteerde sluitpannen langs de dakrand. Bijzonder is het lage en brede dakraam onder een steekkap aan de voorzijde in het midden van het dak. De naam 'Hoge Boomgaard' is wellicht afgeleid van het 'Hoge Bos', een nabij gelegen stukbosaanleg (binnen het landgoed Rhijnauwen) uit de 18de eeuw.In juli 1878 wonende een zekere A. Overeem op boerderij De Hoge Boomgaard. |
|
Vossegatsedijk 4
Dit woonhuis met pannen dak is in de 18de eeuw gebouwd als dienstwoning bij kasteel Rhijnauwen. Het is een eenvoudig bakstenen pand met roedenschuif-vensters voorzien van luiken. Oorspronkelijk lag het aan een van de drie dwarslanen die het park Rhijnauwen doorsneden. Deze laan is bij de aanleg van het fort Rhijnauwen verdwenen. Het huis dat thans in gebruik is al atelier heeft nu uitzicht op de buitenste omgrachting van het fort. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Huis Rijnsweerd
In de 14e eeuw werd het huis door de bisschop van Utrecht beleend aan Frederik van Drakenburg, schout van Utrecht en tevens eigenaar van huis Drakenburg in Utrecht. |
Kasteeltype Versterkt huis |
Gebouwd in 14e eeuw |
Gesloopt in 18e eeuw |
In het begin van de 18e eeuw werd het huis afgebroken en vervangen door een boerderij. In 1908 werd ook deze afgebroken en is het huidige huis gebouwd. |
Overgenomen van Wikipedia Huis Rijnsweerd |
Weg naar Rhijnauwen, huisnr. 14A te De Bilt/Abstede te Utrecht, Boerderij Vossegat/Rijnsweerd
De geschiedenis van boerderij Rijnsweerd, die in het laatste kwart van de achttiende eeuw van naam veranderd tot boerderij Vossegat. Is in veel Utrechtse geschiedschrijving onderbelicht gebleven. De stichting ziet hierdoor een gat in de internetmarkt om op de website de geschiedenis van deze pachtboerderij, behorend bij Rhijnauwen belichten. |
In 1536 kan men al nagaan van 30 morgen land (kleine 30 ha.), dat die dan toebehoren aan Dirk van Zuilen van de Haar. Waarvan eerder betekend was dat twee hoeven lands (1 hoeve land - 15 ha.), eerder toebehoorde aan Jacob Tester. Hij moest in het jaar 1327 van commer ende lijfsnoot (van kommer en levensnood) het goed verkopen aan de Utrechtse burger Arend Godschalksz.. |
Jacob Testar hield het land wel in leen van Dirk van Overdevecht en hij op zijn beurt van de bisschop van Utrecht. De 2 hoeve worden gelokaliseerd in Abstederweyde en strekt van den Rine aen den Hoefdijcke. |
Omstreeks 1382 is Frederik van Drakenborg leenman en de twee hoeven werden toen omschreven als ghelegen ' bi der Hoelrebrugge, streckende Men Rijn opgaende aen den Hoefdijc, daer aen die één sijde naest leyt d ’Oude Steenwech ende an d' ander side naestghelant sijn die nonnen van sente Servaes I’Utrecht'. |
In 1434 verschijnt een nieuw element in het landschap wat in de omschrijving als volgt luidt: 'twe hoeven lants myt eenre hofstede geheiten Rijnsweerde, gelegen in Abstederweide, en in 1598' tenslotte worden als belendingen opgegeven: in het oosten als eigenaar van het land de St. Laurens abdi enin het westen de abdij van St. Servaas en in het noorden het S t.Jansklooster van Amersfoort, de rechtsopvolger van het klooster van Vredendaal. Bron: C. Dekker, Het Kromme-Rijngebied in de Middeleeuwen, 1983. Een wat later bekende notariële akten waarin de hofstede beschreven wordt is als Maria van Leeuwen, weduwe van Laurens Schas op donderdag 2 mei 1709 ten overstaan van de Utrechtse notaris Cornelis van Doorn haar testament laat opmaken aan haar zes kinderen en kleinkinderen. |
Het werd omschreven als: 'hoffstede met 2 hoeven bouw- en weylant, groot 32 mergen' gekregen in Abstede off wel De Bilt, genaamd: Rynsweert. Van hofstede Rijnsweerd is bekend dat deze Leenroerig was aan de Staten van Utrecht. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U060a045 aktenummer: 9 02-05-1709. |
Eerder is er een akte bekend van zaterdag 27 maart 1706 die werd opgemaakt werd ten overstaan van de Utrechtse noatris D. Houtman waarin Maria van Leeuwen het perceel onder hofstede Rijnsweerd verkocht. Aan Johannes de Vries, van beroep tichelaar en wonende 'buyten den Waard, Cornelis van der Saen, van beroep Pottebakker', ook wonende buyten de Waard en Bernardus Sluyterman, van beroep Pottebakker en wonende 'idem'. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U127a003 aktenummer: 81 27-03-1706. |
|
Hij bezat meer onroerend goed en vastgoed in de omgeving van Maarschalkerweerd en Amelisweerd. In de transcribeerde akte die te vinden is onder de bronvermelding zijn diverse hoftsede niet meegenomen in de transcribatie. Waardoor we je even verder moest kijken in het PDF document. |
Koper van hofstede Rijnsweerd is de 'Heer van Rhijnauwen', op dat moment Melchior ten Hove zijn zoon David ten Hove is gemachtigde voor de aankoop voor zijn vader. Het is niet helemaal duidelijk of de eerdere hiervoor genoemde hofstede ook dezelfde hofstede is. Want in 1797 kocht de nieuwe Heer van Rhijnauwen, jhr. Jan Balthasar Strick van Linschoten ook een boerderijtje aan. Zo is te lezen in de verkoopregister van het Ridderschap van Utrecht. De belendingen geven aan dat dit hoogwaarschijnlijk om het boerderijtje Vossegat. Waar Jan Strick f. 1.900,- gulden aan besteden om het tot zijn bezit te laten zijn. |
Na 1797 zou het boerdertije nog ruim 170 jaar bij het onroerend goed van het landgoed Rhijnuwen behoren. Tot een van de familieleden Strick van Linschoten de hofstede dan genaamd: "Vossegat" zou verkopen rond 1905. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U188a011 aktenummer: 27-1 24-05-1749. |
De hofstede Rijnsweerd werd meestal verkocht door eigenaren met bijbehorende grote hooi- en weiland van 32 morgen groot. Wat in onze maatstaven rond de 30 hectare zou zijn als landbouwgrond. In diverse noatriële akten wordt de Weg naar Rhijnauwen met diverse namen aangeduid als de Oude Steenweg naar De Bilt, Laan van Rijnsweerd of de Hogetiendweg. Eind van de achttiende eeuw ook nog Utrechtseweg genoemd. |
Op maandag 18 november 1776 verhuurd Jan Balthazar Strick van Linschoten ten overstaan van de Utrechtse notaris Cornelis van Hees 3 kampen weyland aan Cornelis Kuyper wonende te Abstede. Het goed gelegen van kampen gelegen in De Bilt en Abstede wordt als locatie omschreven als Rynsweerde aan 't Vossegat. Wat we dus lezen als een naamswijziging die toen destijds door de lokale boeren en bewoners werd ingevoerd bij wijze van mondeling gebruik. |
Twee jaar eerder verhuurde Jan Balthazar Strick van Linschoten te overstaan van de Utrechtse notaris Cornelis van Hees op vrijdag 25 maart 1774 ruim 37 morgen land en hofstede gelegen in het gerecht van Rhijnauwen. De nieuwe huurder was Anthony van der Wel met zijn echtgenote Geertruyd van der Sam. |
Bij deze pacht en verhuur tussen Jan en Anthony was ook nog 2,5 morgen bouwland inbegrepen gelegen in de heerlijkheden van Abstede en De Bilt met als belending vermelding bos van het Vossegat. In het jaar 1629 wordt de hofstede of het gebied er rondom 'Vossekuijl' genoemd. Wat vele decennia later als verbastering werd aangeduidt als genaamd, 'Vossegat'. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U264b002 aktenummer: 89 18-11-1776, 34-4 U264b002 aktenummer: 11 25-03-1774. |
Het verdwijnen van de naam Rijnsweerd heeft nooit helemaal doorgang gevonden. Vanaf het eind van de achttiende eeuw tot de het jaar 1817. In dat jaar werd het fort Vossegat gebouwd voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie aangelegd. Het fort kwam precies midden op het tracé van de Vossegatsedijk te liggen. |
Rond het jaar 1775 kwam de naam Vossegat meer en meer in zwang onder de lokale bewoners waardoor de hofstede Rijnsweerd weer meer Vossegat ging heette. Het Fort Vossegat wat later naast de hofstede werd aangelegd en gelijknamig is. Als de naam Vossegat niet qua naam was teruggekomen in de loop der tijd had het fort misschien wel Fort Rijnsweerd geheten. De kaart uit 1629 eerder getoond op deze webpagina werd de naam opgetekend als hofstede Vossekuijl, wat in de loop der eeuwen is verbasterd naar de naam Vossegat. |
Op zaterdag 29 oktober 1898 verkocht Jhr. Jan Carel Strick van Linschoten de hofstede Vossegat of Rijnsweerd ten overstaan van de Utrechtse notaris Elisa Cornelis Unico de Balbian van Doorn aan Gerrit Anthonie de Ridder voor een bedrag van ƒ. 36.000-, gulden. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4 U333d061, 1294 5588 588/17. |
Jan Carel is de achterkleinzoon van Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten die eerder in 1773 het landgoed Rhijnauwen aankocht waarbij de hofstede Vossegat of Rijnsweerd al bij inbegrepen zat. Eerder was de hofstede in 1749 bij het landgoed Rhijnauwen als pachtboerderij getrokken. Door de toenmalige aankoop ervan door familie Ten Hove. |
Vele eeuwen eerder was de grond waarop de hofstede stond in leen uitgegeven door de bisschop van Utrecht in de vijftiende eeuw. Vele jaren daarna was de grond in de ontginning de De Bilt Overdevecht van familie Drakenborch. |
De grens van het stadsbuitengerecht Abstede van Utrecht met het gerecht van De Bilt liep ten westen van de hofstede Rijnsweerd. Waarna de hofstede buiten De Bilt kwam te liggen bij een grenswijziging in 1890. Na de grenswijziging van 1890 bleef hofstede Vossegat/Rijnsweerd op het grondgebied van de gemeente Utrecht liggen. |
De nieuwe eigenaar van hofstede Vossegat was Gerrit Antonie de Ridder en Consorten en zijn gezin landbouwer. In het jaar 1911 werd de hofstede herbouwd, waarschijnlijk na brand. Familie De Ridder liet de hofstede na ruim een jaar afbreken in 1912. Familie De Ridder liet het huidige huis een aanzienlijke tijd later rond 1915-1920 bouwen. Heden geadresseerd aan de Weg tot de Wetenschap 15. |
Rond 1955 verkopen de erfgename De Ridder de genaamde villa Rijnsweerd aan Rederij N.V. De Tijdsgeest voorheen genaamd H.F.L. Reimus, destijds geadresseerd an de Nieuwe Kade 1 te Utrecht. |
In 1968 verkoop de rederij de villa in samenhang van ruiling van grond aan de gemeente Utrecht. In de periode 1958-1970 was de gemeente Utrecht het hele gebied van Rijnsweerd en Rijnsweerd-Zuid. Zwembad de Kromme Rijn die eertijds ook echt in de Kromme Rijn lag werd ook rond 1968 voorzien van een nieuwe zwembad op de hoek van de Weg tot de Wetenschap met de Weg naar Rhijnauwen. |
De gronden die ruim 150 vanaf het jaar 1817 bij het fort Vossegat behorende werd geëgaliseerd en betrokken bij de nieuwbouwwijk Rijnsweerd-Zuid. De Vossegatsedijk die vanaf 1817 verlegd was binnen het fort werd kadastraal opgeheven. Waardoor de vroegere Vossegatsedijk binnen het vroegere fort Vossegat helemaal verdwenen. Maar ok de de destijdse nieuwe percelering van de nieuwbouwwijk Rijnsweerd Zuid. |
Rijnsweerd en de Hoelrebrug Naar een tekst en onderzoek van P.H. Damsté, Oud-Utrecht, juli 1968 |
Meer dan tweemaal zo groot werd de gemeente Utrecht toen op 1 januari 1934 de belangrijke uitleg van haar grenzen van kracht werd. Zij heeft er, zo her en der, geen gras over laten groeien. Toch liggen er op die verworven agrarische randgronden ook wel uitbreidingsplannen die nog grotendeels op verwezenlijking wachten. Een van deze betreft de gronden, die liggen tussen de rondweg en het Universiteitscentrum-in-wording, ten Oosten van de stad, ten Zuiden van het fort De Bilt en ter Noorden van de Kromme Rijn. In Augustus 1960 heeft het gemeentebestuur van Utrecht dit uitbreidingsplan Rijnsweerd" gedoopt naar een oude boerderij van die naam, die, nog juist binnen de grenzen van dat plan, gelegen was aan de Weg naar Rhijnauwen. Om de plaats ervan nog wat meer te preciseren: Wanneer men vroeger, Utrecht langs de Prins Hendriklaan verlaten hebbende, het fort Vossegat was om- en de brug-met-twaalf-gaten was overgegaan, kreeg men na een bocht naar rechts en een naar links de boerderij „Rijnsweerd” dadelijk aan zijn linkerhand. |
Van de bij dit artikel geplaatste afbeeldingen laat de eerste ons de oude boerderij „Rijnsweerd" zien met het bruggetje over de Min of Minstroom. Deze waardevolle foto, waarschijnlijk de enige nog bestaande van de oude boerderij, danken wij aan de heer W. de Ridder, de laatste particuliere eigenaar van Rijnsweerd”, Zij moet op zijn laatst van 1908 dateren want in dit jaar is de boerderij. die toen in zeer slechte staat verkeerde, afgebroken en in stijl 1908 nicuw opgebouwd. Zij lag binnen de kleine kring van het fort Vossegat en volgens de Kringenwet was de eigenaar gebonden aan de bestaande fundering. Bestond het pand oorspronkelijk grotendeels uit bedrijfsruimte en was de woning maar heel klein, in 1908 bouwde men op dezelfde fundering een groot woonhuis - zie de tweede foto - en in hout apartstaande bedrijfsgebouwen die in en na de tweede wereldoorlog zijn afgebroken en opgestookt. |
In de zomer van 1967 zijn de bakstenen gevels van het huis witgernaakt. Enkele jaren geleden, toen de Platolaan en de Weg tot de Wetenschap zijn aangelegd, is de weg om het fort Vosegat opgeheven en de Weg naar Rhijnauwen bijna tot aan de Militaireweg geliquideerd. Het op foto 1 zichtbare deel van de Weg naar Rhijnauwen is toen aan de voortuin van „Rijnsweerd” toegevoegd. Dit voorerf kwam zodoende direct aan de Kromme Rijn te liggen. Het bruggetje werd afgebroken en de Min verbreed tot een vaart. Het tegenwoordige Rijnsweerd”, waarin na de oorlog een kamerverhuurbedrijf gevestigd is, is dus het in 1908 op de fundering van de oude boerderij verrezen gebouw, Het staat nu aan de Weg tot de Wetenschap, maar dan met zijn achterkant. Een steen met „Rijnsweerd” erop zit in de voorgevel maar ís alleen van de voortuin uit zichtbaar. |
De hofstede „Rijnsweerd” was vanouds een Stichts leen. In de lijst van leenmannen van het Sticht van omstreeks 1382 wordt het goed vermeld als een van de lenen van Frederic van Drakenborch en wel met de volgende bewoordingen: „item 2 hoeven lants, gheleghen bi der Hoelre-brugge, streckende uten Rin opgaende aen den Hoefdijc, daer aen die een syde naest leyt dOude Steenwech ende an dander side naest ghelant siin die nonnen van Sente Servaes tUtrecht” |
Een vrijwel gelijkluidende vermelding vinden we in het leenregister van bisschop Frederik van Blankenheim onder het jaar 1394. Dat we hier wel degelijk met ons „Rijnsweerd te maken hebben al staat dat er niet bij, blijkt uit de belening, 40 jaar later, van Frederik van Drakenborch de Jonge door bisschop Rudolph van Diepholt. Hierin lezen we: „Item beleent Frederic van Drakenborch die Jonge twe hoeven lants myt eenre hofstede, geheiten Rijnswerde, gelegen in Absteder weide, daer boven neest gelant is die Olde Steenwech ende beneden die nonnen van Sant Servaes, soe Frederic van Drakenborch sijne vader des wtgcgaen is”. |
Sindsdien blijft de omschrijving van het leengoed onveranderd, ook nadat de bisschop als leenheer door de Staten van Utrecht is vervangen. Wanneer Johan van Roijcstcijn op 8 Juli 1712 „Rijnsweerd” in een openbare veiling voor ƒ. 6000 koopt van de erven van Vrouwe Maria |
\ In het laatste kwart van de 18e eeuw gaat „Rijnsweerd” deel uitmaken van het uitgebreide bezit van de familie Strick van Linschoten, die in 1773 Rhijnauwen had gekocht. Bij de grenswijzigingswet van 20 Maart 1896 kwam de boerderij zelf met ongeveer een halve hectare grond binnen de grenzen van Utrecht te liggen. |
Het overgrote deel van het land bleef Bilts tot de grenswijziging van 1 Januari 1954. Het is opmerkelijk dat, toen Jhr. Jan Carel Strick van Linschoten in 1900 „Rijnsweerd” verkocht aan de landbouwer Gerrit Antonie de Ridder, er ongeveer evenveel land bij werd verkocht als de 2 hoeven of 32 morgen die er oorspronkelijk bij hoorden. In 1942 vererfde „Rijnsweerd” op een jongere gencratie De Ridder, de laatste particuliere eigenaren. Dezen hebben het goed in 1954 aan de gemeente Utrecht verkocht. |
Behalve de in 1908 afgebroken boerderij, die waarschijnlijk uit het eerste kwart van de 18e eeuw dateerde - bij de zo even genoemde veiling van 1712 wordt haar voorgangster nl. aangeduid met „de geruïneerde huyssinge etc. genaamt Rijnsweerde” - zien we op de oude foto nog een van witte leuningen voorzien bruggetje, een simpel geval, maar een van de oudste bruggen in Utrecht's directe omgeving °). Het is de Hoelrebrug, die al voorkwam in het boven gegeven citaat uit de opsomming van de bisschoppelijke lenen van Frederik van Drakenborch in 1382. |
|
Mag de Rijn als Westelijke begrenzing ons wat moeite kosten, dat met Hollebrugge hetzelfde bedoeld wordt als wat wij als Hoelrebrug hebben leren kennen, is wel zeker. (Later wordt de brug meestal de Hoolbrug genoemd). |
Wanneer we ons de terreinomstandigheden voor ogen stellen van voor de grote ontginning van de venen ten Noorden van de Kromme Rijn en ten Oosten van de Vecht, begrijpen we gemakkelijk welke belangrijke functie de Hoelrebrug in de communicatie moet hebben vervuld. De reiziger van Utrecht naar het Oosten had in de vroege middeleeuwen gebruik te maken van wat na rond 1300 de Oude Steenweg zou heten, d.w.z. van wat wij nu noemen de Abstederdijk, Adriaan van Ostadelaan {de eerste 200 meter). Vossegatselaan, Weg naar Rhijnauwen, enz, Deze weg over de Rijnoever was de enig mogelijke route zolang men nog niet door het veen kon. |
De Min was toentertijd een arm - misschien eens wel de belangrijkste arm") - van de Kromme Rijn. De Hoelrebrug nu lag op het punt waar de Oude Steenweg de Min moest passeren. Niet alleen gedurende de middeleeuwen maar ook later wordt de brug telkens weer als plaatsaanduiding gebruikt. Nu enkele jaren geleden heeft men de brug, die het vaor zover ik weet al lang zonder naam moest stellen, afgebroken en heeft ren het smalle Minstroompje tot een brede en rechte vaart vergraven. Niemand heeft er een kik aver gegeven af een traan om gelaten. |
Dan was het anders gesteld toen. ongeveer terzelfder tijd, de brug-metetwaalf-gaten zou verdwijnen, een van 1862 daterend werkstuk van de genie, gebouwd over een tot het fort Vossegat behorende gracht. |
De Utrechter was min of meer gehecht aan dit excemtrieke bouwwerk, vanwaar men op zijn gang naar Sphaerinda of Rhijnauwen zo plezierig om zich heen kon zien, Geen wonder dus dat de kranten de dreigende afbraak van de brug, die door de demping van de eronder liggende gracht al was komen droog te staan. signaleerden. Ook ons Maandblad schreef over de brug en iedereen vond het prettig te lezen, dat het rijk de brug als een soort muscumstuk wilde handhaven, ook al zouden we er dan ook zelf geen gebruik. meer van kunnen maken. |
Ik heb van harte gedeeld in de sympathie, die Utrecht aan de brug met-twaalf-gaten heeft toegedragen, maar vraag me wel af of de. toe gegeven, heel wat minder spectaculaire, Hoelrebrug, die uit een historisch oogpunt zo veel belangrijker was, bij haar verscheiden niet wat meer aandacht had verdiend dan haar is ten deel gevallen. De foto van de heer De Ridder is er ons te welkomer om. Het fort Vossegat, voortgekomen uit cen in 1817- 1819 aangelegde batterij en in 1964 gesloopt), is genoemd naar het eerste stuk van de Min dat met die zelfde naam werd aangeduid, het gedeelte nl. van de Kromme Rijn tot waar de Rembrandtkade begint 12). |
Het woord „weerd” in de namen „Rijnsweerd” en „Minsweerd” betekent een in of aan het water gelegen stuk land, vaak een ciland (middelnederlands: waerd. weerd, werd, enz}. |
De betekenis van Holle-. Hool- of Hoelrebrug staat niet vast, evenmin als die van de in hetzelfde gerecht voorkoinende namen Hotle-, Hool- of Hoole Bilt. De Monté ver Loren kent aan hol” in de samenstelling Holle Bilt (tegenwoordig ook de officiële naam van de oude rijksweg tussen het dorp De Bilt en „Beerschoten") de betekenis toc van laag gelegen), Wellicht mogen we dit ook aannemen als de zin van de naam Hoelrebrug. |
Weg naar Rhijnauwen 7, Boerderij Vreeswijk
De eerste schriftelijke vermelding over boerderij Vreeswijk dateert uit 1482 toen Loeff van Pallaes een stuk land, geheten Vreeswijck, overdroeg aan het klooster Oostbroek. Ruim honderd jaar later kwam het land “in pantschap” (leen) van de toenmalige eigenaar van de ridderhofstede Rhijnauwen. Vermoedelijk was het boerenhuis – zoals gebruikelijk in die tijd – eigendom van de bewoners. |
De hofstede werd namelijk ook wel ‘Spijkers Hofstede’ genoemd. Bekend is dat Gerrit Jansz. Spijcker in 1650 eigenaar was van Vreeswijk. Diens weduwe heeft de boerderij waarschijnlijk verkocht aan Jacob van Golsteyn, de toenmalige eigenaar van Rhijnauwen., want in een akte uit 1674 is er in het huurcontract sprake van verhuur van “d’huysinge en hoffstede genaemt Vreeswijk met bergen, schueren, duyffhuys en vorder getimmer.” |
Bij de sloop van de hofstede Vreeswijk in september 1981 werd geconstateerd dat de 16e eeuwse opzet bewaard was gebleven en dat er nog resten uit de 18e eeuw aanwezig waren. Mogelijk waren er ook middeleeuwse elementen aanwezig, maar door de grove wijze van slopen kon dit niet meer achterhaald worden. |
Bekend is echter dat bij de restauratie van de Utrechtse Geertekerk in 1956 middeleeuwse kloostermoppen zijn gebruikt, die afkomstig waren van boerderij Vreeswijk. Bron: historischekringdebilt.nl. |
Boerderij Vreeswijk (Weg naar Rhijnauwen 7) (met landerijen in Zeist en De Bilt) werd aangekocht op zaterdag 15 augustus 1778 door jhr. Jan Balthasar Strick van Linschoten van Rhijnauwen (decaan van het kapittel van St. Pieter) ten overstaande van de Utrechtse notaris Cornelis van Hees. Jan Balthasar Strick kocht het goed van Maurits Carel baron van Utenhove, van lid van het ridderschap van Utrecht en comparerende voor de Staten van Utrecht (familie Utenhove had ook Nieuw-Amelisweerd in bezit). Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U264b003 aktenummer: 24 15-08-1778. |
Tot 1976 zou boerderij Vreeswijk een pachtboerderij in bezit van de gemeente Utrecht blijven. Hierna werd de grond verkocht aan Rijkswaterstaat voor de aanleg van de rijksweg A27. |
De Boerderij Vreeswijk werd in 1978 gesloopt. In 1986 zouden hier de eerste auto's over de rijksweg A27 rijden. Waar eens ooit de boerderij gestaan had. Familie Van Scherpenzeel pachtte vele decennia de boerderij van familie Strick van Linschoten van Rhijnauwen en later van de gemeente Utrecht. Naar de aanloop voor de sloop van de boerderij in de jaren 70 in de twintigste eeuw. Werd de bouwkundige staat ervan steeds slechter. |
Eigenaren boerderij Vreeswijk (Weg naar Rhijnauwen 7) Kadastrale gemeente De Bilt Op zaterdag 15 augustus 1778 vond ten overstaan van de Utrechtse notaris C. van Hees het transport plaats van de landerijen en boerderij Vreeswijk van Maurits Carel baron van Utenhove, heer van Nieuw-Amelisweerd naar Jan Balthasar Strick van Linschoten van Rhijnauwen. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, U264b003, 24, 15-08-1778. 1. jhr. Jan Balthasar Strick van Linschoten van Rhijnauwen 1778-1820 2. jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen 1820-1850 (zoon) (legger 69) 3. jkvr. Petronella Johanna Strick van Linschoten 1850-1889 (dochter) (legger 236) 4. jhr. Jan Balthasar Strick van Linschoten 1889-1890 (broer) (legger 660) |
5. jkvr. Anna Magdalena Strick van Linschoten 1890-1903 (dochter) (legger 668) 6. Leendert Anthony Snoek en consorten, steenfabrikant 1903-.... (koper) (legger 888) 7. Alberdina Hendrika Snoek, gehuwd met Pieter Johannes van Ommeren ....-.... (?dochter) (legger ....) 8. Alberdina Hendrika Snoek, gehuwd met Fenterner van Vlissingen, en Lijsje Kleijn (veehoudster) ....-1954 (annextatie naar gemeente Utrecht) (legger 19720) 9. Lijsje Kleijn (veehoudster) (legger 20628 10. Aan de Staat der Nederlanden verkocht in 1982 (legger 19636) |
Boerderij aan de Hoofddijk 44 (toenmalig)
1. jhr. Jan Balthasar Strick van Linschoten van Rhijnauwen ....-1820 2. jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen 1820-1850 (zoon) (legger 69) 3. jkvr. Petronella Johanna Strick van Linschoten 1851-1888 (dochter) (legger 235) 4. jhr. Hendrik Strick van Linschoten van Rhijnauwen 1888-1889 (broer) (legger 236) 5. jhr. Unico Hendrik Strick van Linschoten 1889-1899 (zoon) (legger 669) 6. Johanna Louisa Tissot en Patot, wed. jhr. Jan Carel Strick van Linschoten (broer jhr. Hendrik Strick van Linschoten), jkvr. Johanna Henrietta Anthonia Strick van Linschoten en con., Pieter Vinkhuijsen, arts te Bunnik 1900-1908 (legger 808) |
7. William de Wit, houthandelaar 1908-1908 (koper) (legger 991) 8. Roelof van Dijk en Gerrit Albertus Gijsbertje van Dijk 1908-1926 (koper) (legger 1003) 9. Roelof van Dijk en Gerrit Albertus Gijsbertje van Dijk en con. 1926-1953 (legger 3274) 10. Roelof van Dijk en Gerrit Albertus Gijsbertje van Dijk en con. 1954-1961 (legger 19788 (Utrecht)) 11. Gemeente Utrecht 1961-1965 (koper) (legger 15984-2643) 12. Gemeente Utrecht 1965-1965 afgebroken. Bron: Kadasterarchiefviewer 1832-1987 |
Koffiehuis aan de Schoudermantel nr. 2 nabij de toenmalige plaats waar van Station Bunnik eens stond
Daghuurderswoning Schoudermantel te Bunnik, huisnr. 4
De daghuurswoning huisnummer 4. gelegen tussen de Schoudermantel en de rivier de Kromme Rijn was maar een simpel wit huisje van weinig aluren. Van de historie ervan voor 1832 is ons niets bekend. In 1832 staat Dirk van der Wel als eigenaar geregistreerd als bezitter van de daghuurswoning. Hij was zelf ook van beroep daghuurder. Een daghuurder waren knechten en/of werklieden die vooral in het hoogseizoen rijke herenboeren in de omgeving voor een dag ingehuurd konden worden voor vooral klussen op het land, de boomgaarden of het parkbos. Kort na 1832 zou Carel Joseph van Hengst de daghuurderswoning van Ditk van der Wel kopen. Waarop Carel Joesph de daghuurderswoning in 1837 aan zijn neef Jan Carel Wendel Strick van Linschoten zou verkopen. Een jaar later doet Jan Carel Wendel de boerderij in 1838 van de hand aan Anthony van Elst, van beroep opzichter der jacht en eerder wonende te Odijk. Ergens rond 1845 verkoopt Anthony van Elst de woning aan de familie Schröder die deze tezamen met ieder 1/3 deel bezit in eiegedom houden alsook 1/3 deel bezit voor twee heren Schröder uit Velp en Zeist. |
Na het overlijden van Gustav Carl Schröder en het opmaken van zijn memories van successie in 1900. Is Anthonie van Elst de nieuwe eigenaar in 1/2 deel. Zijn andere wederhelft als eigenaars zijn Magdelena Altena en consorten, Greetje van Altena, gescheiden echtgenote van Jacob Thomas va Tricht. In 1905 vind er weer een verandering plaats in het eigendom van het huisje. Rijksveldwachter Anthonie van Elst zal vermoedelijk zijn overleden. En de nieuwe eigenaar is rijksveldwachter Willem Cornelis van Beek en consorten, wonende te Bunnik. Greetje van Altena staat er ook bijgeschreven als 1/2 eigenaar. Maar Magdelena van Altena niet meer. |
Hierop komt in 1909 de woning aan de Schoudermantel helemaal in het bezit van rijksveldwachter Van Beek. Hij bezit in die tijd meerdere huizen en landerijen in Bunnik. Waarschijnlijk heeft hij deze diverse huisjes in bezit om inwoners van Bunnik een onderdak te kunnen geven voor als in noodzakelijke situatiën zouden zitten. Of gescheiden, arm of oud. Zodat ook de minderbedeelde uit die tijd een onderdag hadden. Mede mogelijk gemaakt door Van Beek. |
In 1930 zou de woning bij veiling worden verkocht aan Cornelis Rijksen, van beroep bouwkundige en wonende te Utrecht. Rijken verkoop de woning drie jaar later in 1933 bij veiling aan Evert van Essen, geen beroep. |
Waarop Evert van Essen het huis in 1939 verkoopt aan Rijkswaterstaat en het huis in 1941 wordt afgebroken voor de aanleg van de Rijksweg A12 van Den Haag naar Arnhem tot de Duitse grens. Het huis wat dus ooit even bij het landgoed Rhijnauwen stond. Heeft op de plek gestaan waar nu de rijkswe A12 met brug over de Kromme Rijn en Schoudermantel gaat. Bron: Kadasterarchiefviewer 1832-1987 |
Landgoed Bloemerwaard,
Schoudermantel te Bunnik, huisnr. 10 (37a)
Van het goed of buitenplaats Bloemerwaard of wel Bloemerswaarde is al bekend dat in het jaar 1451 een zekere Gijsbert van Roemst en Jan Wantenaarsz. de eignaren zijn van het perceel waarop Bloemerwaard dan gelegen is. In juli van het jaar 1708 wordt ten overstaande van de Utrechtse notaris Peter Leechburch door Willemina Mechtelt van Waey aan Jan Willemsen van Rossum, vn beroep schipper een pacht afgesloten voor de boomvruchten die groeien op het landgoed Bloemerwaard, gelegen net buiten Bunnik. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U097a012 aktenummer: 80 01-07-1708 (gefingeerde datum). Op woendag 26 januari van het jaar 1724 werd ten overstaande van de Utrechtse notaris Johannes Wechter op het goed Bloemerwaard verhuurd door Wilhelmina Mechteld van Waey aan Jan van Linden. Het goed wordt omschreven als een zekere huysinge met gras van de ouden en nieuwen boomgaard, naast de hofstede Bloemerweerd in het gerecht van Bunnik. Als bijzonderheid werd in de huur en pachtakte overeengekomen dat 'In achterhuis van hofstede Bloemerweerd mogen koeien gestald worden met de helft van les van de boomgaarden.' Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U120a003 aktenummer: 123 26-01-1724. |
Op zaterdag 24 juli 1751 werd ten overstaande van de Utrechtse notaris Maurits Overvesteen zekere heerehuyzinge c.a. tuyn, boomgaerden, duyfhuys, speelhuys, boerehuyzinge en hoffsteede met bouw- en weylanden, tesamen 19 mergen lands groot. Verkopers waren Gerard Thiens, Isaacq Munnicks, Gerard Munnicks, (onmondige), Frederick Lodewyck Abresch, Dionisius van de Wynparsse, Anthonia Catharina Thiens, Allard Rudolph van Waay, Allerd Renssen, Lambarta Renssen, Jacobus Winoldi, Gerard Blydenbergh. Koper van het goed genaamd: Bloemerswaerde Rudolp van Waay. Eerder werd door erfnamen van Jeremias Casteleyn een akoord bereil ten overstaande van de Utrechtse notaris op vrijdag 26 maart 1751. De getranscirbeerd titel hiervoor stata te lezen: "over verdeling opbrengst van de te verkopen hofstede Blommers Weerd onder Bunnik, gekomen uit de nalatenschap van Jeremias Castelyn den ouden en Catharina van Heeteren, in leven echtelieden." Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U176a004 aktenummer: 142 26-03-1751. |
Op dinsdag 13 april 1773 werd ten overstaande van de Utrechtse notaris Hendrik van Dam het goed Bloemerwaard verkocht door Alard Rudolph van Waay van beroep advocaat aan het Hof van Utrecht. Koper van het goed was Andries Oortman dht. Kol als gemachtigd rentemeester van Van Oortman. Het goed werd omschreven alszijnde: heerehuysinge, thuyn, 2 boomgaarden, lanen en sterrebosch, duyffhuys en speelhuys, tesamen groot 4 merge, gelegen naast de Crommen Ryn, achter de Rysbrugger wetering. Hierbij nog begrepen boerehuysinge en hofsteede met 8 mergen bouw- en 7 mergen weyland, gelegen naast de Crommen Ryn en achter de Rysbrugger wetering, genaamd Bloemerweerde. Nog verder bij begrepen ene helft van 25 mergen bouw-, wey- en boslanden, gelegen aan de Crommen Ryn. Alle gelegen in het gerecht van Bunnik en Vegten. De bijzonderheid bij deze verkoop was dat de heer Alard Rudolph van Waay er levenslang in mocht wonen wonen en het gebruiken van het herenhuis, tuin en duivenhok met zijn bedienden voor niet. Dus dat Alard Rudolph van Waay gratis kon wonen in het huis Bloemerwaard terwijl de heer Andries Oortman er de eigenaar ervan bleef. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U269c001 aktenummer: 99 13-04-1773. |
Villa Bloemerwaard, Schoudermantel 22 (33) (1894-1959)
In het jaar 1801 verkocht Andries Oortman het goed Bloemerwaard aan Gijsbertus Achterberg. In het jaar 1832 is bekend dat Cornelis van Dam de eigenaar van het goed Bloemerwaard was. Bij de invoering van het kadaster in 1832 staat Cornelis van Dam nog geregistreerd als eigenaar van de Bloemerwaard. Kort daarop verkocht Van Dam het buiten aan Carel Joseph van Hengst, de neef van Jan Carel Wendel Strick van Linschoten. In 1833 een jaar later koopt Carel Joseph respectiefelijk twee hofrenten over de Bloemerwaard en hofstede Rhijnzicht af aan zijn neef Jan Carel Wendel. |
Ruim 4 jaar later in 1837 verkocht Carel Joseph van Hengst een deel van de landerijen van de Bloemerwaard, hofstede Rhijnzicht en de daghuurderswoning die verderop ten oosten gelegen lag in het buurtschap Schoudermantel aan zijn neef Jan Carel Wendel Strick van Linschoten. |
Carel Joseph van Hengst verkocht het hoofdhuis Bloemerwaard aan Willem Jacoba Voogt, van beroep Rijksontvanger der belastingen en wonende te Werkhoven. Het hoofdhuis werd in latere tijden afgebroken en een later huis wat werd gebouwd werd aan de Schoudermantel 37a werd in 1940-1945 gebouwd. Anno 2021 werd dit pand afgebroken. Het bouwland wat in 1837 in het bezit van Jan Carel Wendel was gekomen. Gelegen tussen villa Bloemerwaard en hofstede Rhijnzicht. Werd omstreeks 1840 aangekocht door de Nederlandse Rhijnspoorweg Maatschappij. Die bezig waren met de ontwikkeling van een tweede spoorlijn in Nederland van Amsterdam naar Utrecht, Arnhem, Zevenaar tot de Duitse grens bij Zevenaar. |
Na deze tijd werd het 'bouwland' door tweeën gedeeld. De Rhijnspoorweg werd in 1844 ingebruik genomen. In latere tijd kwam het stuk grond ten zuiden van de spoorlijn en ten oosten van de Schoudermantel in het bezit van andere eigenaren. |
In latere tijd komt het landgoed en hoofdhuis Bloemerwaard in het bezit van Jhr. Carel Willem de Geer. Die op de hoek van de oprijlaan van Bloemerwaard in de noordelijke hoek met de kruising van de Schoudermantel een nieuwe villa liet bouwen. Hoe deze villa eruit heeft gezien is niet bekend. In 1852 verkoopt jonkheer De Geer de villa met omliggend land aan Jhr. Jan Carel Strick van Linschoten van Rhijnauwen. |
Het land en villa (Schoudermantel 22) wat in bezit kwam van van Jhr. Jan Carel Strick van Linschoten van Rhijnauwen was decennia eerder nog van zijn opa Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen. Jan Carel Strick liet in 1894 een nieuwe villa bouwen. Zoals in de kadasterlegger staat geschreven 'herbouwd'. Waarschijnlijk was het eerdere huis afgebrand. |
Op zaterdag 4 november 1899 verkoopt Jan Carel Strick de villa aan de Schoudermantel aan J.L.W Blokhuis waarop de heer Blokhuis villa Bloemerwaard op woensdag 20 september 1905 verkoopt aan de burgemeester van Bunnik de heer Willem Jabbes van Beeck Calkoen. Van Beeck Calkoen verkoopt vervolgens het huis in 1927 aan Helmert Davelaar van beroep koopman te Bunnik. Hij laat vervolgens de villa Bloemerwaard (toenmalige adres aan de Schoudermantel 33) in 1959 afbreken. En het vervangen door een nieuw huis in 1960. |
Bronnen: Bunnik, Odijk en Werkhoven Toen en Nu, Arie van der Gaag, Kadaster Archiefviewer NL (1832-1987). |
Lijst van eigenaren van landgoed Bloemerwaard
Onderzoek en tekst Henk Blok, Bunnik
Datum | Naam | Rol | Oppervlakte | Gebruiker | Opmerkingen | |
1. | 1501 | Jan Wijers | eigenaar | 2 hoeven | achterstand morgengeld | |
2. | 1511 | Jan Wijers | eigenaar | 4 hoeven | achterstand morgengeld | |
3. | 1534 | Jan van Wael | eigenaar | 3 hoeven | Hendrik Wijers | Adriaan en Hendrik zonen van Jan Wijers |
4. | 1534 | Adriaan Wijers | eigenaar | 1 hoeve | Hendrik Wijers | Adriaan en Hendrik zonen van Jan Wijers |
5. | 1545 | Jan Hendricksz. erven | eigenaar | 19,5 morgen | volgens Hisgis, is Jan Hendricksz zoon van Hendrick Wijersz? | |
6. | in/voor 1556 | Wilhelmina van Brakel | eigenaar | 2 hoeven | ||
7. | 1594 | Jfr Petronella zaliger dirck van de Waeldr. | eigenaar | 3 hoeven | Cornelis Martens x Marrichjen Jans | |
8. | 1600 | Juffers van Wael | eigenaar | 4 hoevenmin 1 morgen | ||
9. | 1617 | Wilhelm van Brakel | eigenaar | 4 hoeven | ||
10. | 1617 | Cornelis Martens x Marrichjen Jans | gebruiker | 1 hoeve | ||
11. | 22-05-1636 | Marten Cornelisz | erfgenaam vader | 1 hoeve | ||
12. | 21-09-1637 | erfgenamen Cornelis Martens | verkoper | helft van 25 morgen | koper is Jeremias Casteleijn sr | |
13. | 12-11-1644 | Diderick van der Lee, gehuwd Aletta van der Wel | verkoper | helft van 25 morgen | koper is Jeremias Casteleijn | Aletta weduwe van Hubert van Zuijlen |
14. | 07-10-1653 | Jeremias Casteleijn jr | erfgenaam J Casteleijn sr (x Catharina van Heteren) | 19 morgen (Bloemenweert) | ||
15. | 11-04-1646 | Grietgen Cornelis wed. Anthonis Peterss van Sijll | gebruiker | hofstede van Jeremias Casteleijn sr genaamd Backers-hoeff | Grietje is dr van Cornelis Mertens | |
16. | 17-10-1659 | Jeremias Casteleijn jr. | erflater | erfgenamen zijn zijn zusters: Catharina, dan Johanna, dan haar dochter Maria Catharina | ||
17. | 29-08-1660 | erfgenamen Jeremias Casteleijn jr. | taxatie | 7 morgen op 2400 | ||
9 morgen op 2700 | ||||||
2,5 morgen oude en nieuwe boomgaard op 1500 | ||||||
huis/berg/schuur e.d. op 2500 | ||||||
¼ van 5 morgen op 500 | ||||||
¼ van 4 morgen op 400 | ||||||
1 morgen boomgaard op 500 | ||||||
14 morgen op 3500 | ||||||
18. | 01-04-1661 | Jeremias Castelijn sr. | erflater | 19 morgen (Bloemenweert) | aan J Casteleijn jr | |
19. | 12-11-1664 | erfgenamen Catharina Castelijn | taxatie | helft 7 morgen op 1155 | ||
helft 9 morgen op 1350 | ||||||
huis, berg, schuur, oude en nieuwe boomgaard, samen 3 morgen, op 1950 | ||||||
helft 5 morgen op 1275 | ||||||
helft 4 morgen op 820 | ||||||
helft 1 morgen boomgaard op 215 | ||||||
helft 14 morgen op 1750 | ||||||
20. | 13-10-1677 | Samuel Thiens en Johan van Waey | verhuurder | 25 morgen | Bemmel | FC v Bemmel heeft gehuurd vanaf minstens 1669 |
21. | 01-03-1684 | Samuel Thiens en Johan van Waey | verhuurder | 25 morgen | Peter Fransen van Bemmel | |
22. | 05-04-1690 | Samuel Thiens | verhuurder | helft van 25 morgen | Peter Fransen van Bemmel | ook 19-12-1696 (door Johan Thiens) |
23. | 15-03-1693 | Johan van Waeij wed Johanna Casteleijn | erfgenaam | 25 morgen | Deze 2 staken delen de 25 morgen | |
Abigail Casteleijn wed. Samuel Thiens | erfgenaam | 25 morgen | Deze 2 staken delen de 25 morgen | |||
24. | 03-05-1694 | erfgenamen Van Verssen | verklaring | erfgenaam van 16 m van ov ouders | ov ouders zijn Francois Verssen en Sophia van Mansvelt | |
25. | 14-04-1698 | Francois Verssen | verkoper | 16 m | gebruiker Thonis Corssen | gekocht voor Daniel van Berck |
26. | 11-06-1699 | Daniel van Berck | verhuurder | 16 m | aan Anthonis Corssen van Loo | |
27. | 01-07-1708 | Wilhelmina Mechteld van Waay | verhuurder | boomvruchten bij Bloemerwaard | Jan Willemsen van Rossum | |
28. | 08-09-1714 | W. Houthof en F. Hulsdouw | huurder | 7 morgen | ||
29. | 30-05-1716 | Wilhelmina Mechteld van Waay | verhuurder | 14 morgen | Lambertus van Bemmel (zoon van Peter Frans van Bemmel, getr. met Bastiantien van Schaijck). Daarvoor gebruikt door Ernst Jansz van Schaik, haar vader | er is sprake van de Lange ackers en de Grauwers kamp |
30. | 27-11-1717 | de heer Martin Plucque, erfg. Van Lodewijk Plucque | verkoper | 8 m 355 roeden | Gerrit Deurgoed | |
31. | 04-12-1717 | Wilhelmina Mechteld van Waay | verhuurder | 5,5 morgen | Lambertus van Bemmel (x Arianetje van Schaik) | |
32. | 30-05-1718 | Anna Clara de la Tour wed. Daniel van Berck | verkoper | 16 m | aan Nicolaes Hoffkens | waar voorheen een huis gestaan heeft, huurders zijn Jacobus en Arien van Loo (vanaf 1712) |
33. | 09-08-1721 | Jan Thiens | verhuurder | 12 morgen | Lambertus van Bemmel | huurschuld |
34. | 09-01-1723 | erfgenamen Gerrit (Gerard) Deurgoed | scheiding | 8 m 355 roeden | toegescheiden aan Neeltje Uijthof | Gerrit (ov 4-3-1722) tr 1 Metta Leegburgh en 2 Neeltje Uijthoff |
35. | 26-01-1724 | Wilhelmina Mechteld van Waay | verhuurder | huis met gras vd oude en nieuwe boomgaard | Jan van Linden | |
36. | 01-11-1725 | Wilhelmina Mechteld van Waay | verhuurder | huis met gras vd oude en nieuwe boomgaard | Anthoni Bouman | |
37. | 24-01-1728 | Wilhelmina Mechteld van Waay | verhuurder | gras vd boomgaard, huis en achterhuis van de hofstede | Hendrick Cornelisse van Schayck | |
38. | 11-06-1729 | executeurs erfenis Anna Maria Bosch | verhuurder | 19 m | aan Willem van de Velde hospes te Odijk, het ligt bij de Kath. Kerk in Bunnik | zie 9-9-1766 |
39. | 25-06-1729 | Andries Oortman | koper | 17 m 300 roeden, (4 m + 4 m + 9,5 m) | Hij kocht het van Lambertus van Bemmel (gerechtelijke verkoop door schout) | |
40. | 13-05-1730 | Andries Oortman | koper | 3,5 m | Hij kocht het van Aert van Zijl en diens vrouw Hendrikje van Rhijn | |
41. | 23-02-1731 | Andries Oortman | koper | 8 m 355 roeden | van Frederik Oltborg, getr. met Neeltje Uijthof (eerst weduwe van Gerrit Deurgoed) | |
42. | 03-03-1731 | Wilhelmina Mechteld van Waay | verhuurder | huis met gras vd oude en nieuwe boomgaard | Bastiaan van Vliet | |
43. | 30-04-1732 | erfgenamen Jan Thiens | taxatie | helft van 25 morgen op 1500 | ||
44. | 20-09-1735 | Andries Oortman | koper | helft van 19 m | van Cornelis van Rossem en zijn vrouw Johanna Maria Tartmans. Het wordt gehuurd door de wed. Van de Velde | |
45. | 26-02-1737 | Andries Oortman | verhuurder | 16 m | aan Jan Corsen van der Wel, daarna Frederick de Graaf | |
46. | 28-03-1737 | Andries Oortman | in erfpacht bekomen | 4 m | van het kapittel van St.Pieter te Utrecht, behorende aan de vicarie op het altaar Sanctorem Stephani & Laurenti, gefundeerd in de Pieterskerk | |
47. | 12-12-1739 | Andries Oortman | verhuurder | huis met 38 + 4 morgen | Arnoldus van Blommevelt | Andries Oortman tr 1741 Anna Hooft |
48. | 30-12-1741 | erfgenamen Jan Thiens | verhuuder | 12 morgen | Gerrit van Engelen, getr. met Gerrigje Huijbertse Damen, weduwe Arnoldus van Blommevelt | ook 03-04-1745 |
49. | 03-03-1744 | codicil Jeremias Thiens | erflater | Bloemerwaard, 19 morgen | aan zijn kinderen | afkomstig van Maria Catharina van Waey wed Johan Hamel |
50. | 04-09-1745 | David ten Hove | koper | 1 hoeve leenroerig aan Nijvelt | Cornelis Janse van der Poel | Gekocht van Hindrick Herman van der Burgh getrouwd met Adriana Jacoba Hooft |
incl huisje eigendom van Teunis Jacobse | ||||||
51. | 24-02-1748 | Allard Rudolph van Waay | verhuurder | 6 morgen | Willemina Houthoff wed. Huldsdouw en Gerrit van Engelen | Het heet de Veldenbogaart en ligt tussen de Elskamp en de Rijsbruggerwetering |
52. | 24-07-1751 | verkoper | helft van 25 morgen | kapittel Oudmunster koper | ||
53. | 24-07-1751 | erven Jeremias Thiens en erven Maria Catharina van Waay wed. Johan Hamel | verkoper | 4,5 morgen | Isaacq Munnicks koper (weduwnaar van Anna Hillegonda Thiens) | eerder verhuurd aan Cornelis van der Well (14-2-1739), Willemina van de Velde en Frans Vulto (7-3-1733), |
54. | 24-07-1751 | erven Jeremias Thiens en erven Maria Catharina van Waay wed. Johan Hamel | verkoper | Bloemerwaard, 19 morgen + helft van 25 m | Rudolph van Waey koper | |
55. | 27-11-1751 | erfgenamen Jan Thiens | verkoper | transport van deel van de helft van 25 morgen | kapittel Oudmunster koper | |
56. | 18-05-1752 | erfgenamen Jeremias Thiens en Maria Catharina van Waey wed. Johan Hamel | verkoper | herenhuis 4 morgen. Boerenhofstede van 8 + 7 morgen vanouds Bloemerswaard, helft 25 morgen en nog 7 morgen | Rudolph van Waey koper | |
57. | 30-12-1752 | verhuurt Johanna Maria Cromhuijsen (weduwe Melchior ten Hove) | verhuurder | 7 morgen | Jan Hulsdouw huurder (daarvoor Cornelis van der Poel) | |
58. | 15-07-1758 | David ten Hove | verhuurder | 7 van de 16 morgen | Willemina Houthof, weduwe van Ferdinand Hulsdouw. | |
59. | 27-10-1759 | Andries Oortman | verhuurder | Bloemerwaard | Gerrit van Engelen | |
60. | 04-11-1763 | Allard Rudolph van Waay | hypotheek nemer | Bloemerwaard, 19 morgen, 12 morgen (helft 25 morgen) | bij Reijnier Verhaaf | |
61. | 21-04-1764 | David (of zoon Melchior?) ten Hove | verkoper | 16 morgen | Alexander Jacobus Elsnerus is koper | |
62. | 09-09-1766 | Jan de Bie, administrateur over de goederen van Wilhelmina Anthonia van der Velde (weduwe van Johannes de Keijser) | transport | 9,5 m (deel van 20 = 16 + 4 m) | aan Andries Oortman 10-8-1766 | op 20-09-1766 verklaring dat Jan de Bie namens |
63. | 17-03-1770 | Allard Rudolph van Waaij | toestemming | bouw van schuitenhuis in zijn tuin | aan A.J. Elsnerus, predikant te Bunnik | |
64. | 26-01-1771 | Allard Rudolph van Waaij | verhuurder | 18,5 m | aan Jan de Groot | |
65. | 12-11-1771 | Allard Rudolph van Waay | hypotheek nemer | Bloemerwaard, 19 morgen, 12 morgen (helft 25 morgen) | bij Andries Oortman | |
66. | 26-02-1773 | Gerard Munnicks | verkoper | 4,5 morgen | Jan Kol koper | |
67. | 13-04-1773 | Allard Rudolph van Waay | verkoper | herenhuis, tuin,boomgaarden, lanen en sterrebos, speelhuis, samen 4 morgen, boerenhuis met hofstede en 8 + 7 morgen land, helft van 25 morgen land | aan Andries Oortman | |
68. | 13-04-1773 | Allard Rudolph van Waay | verkoper | herenhuis, tuin,boomgaarden, lanen en sterrebos, speelhuis, samen 4 morgen, boerenhuis met hofstede en 8 + 7 morgen land, helft van 25 morgen land | Pieter van Manen huurt achterste deel van de boerenplaats dan, en Jan de Groot de rest (18,5 morgen) | |
69. | 26-01-1774 | Allard Rudolph van Waay | verhuurder | 18,5 morgen | aan Jan de Groot | |
70. | 13-08-1774 | Andries Oortman | verhuurder | huis met 61 + 6 morgen | Jan de Groot | |
71. | 1775 | Allard Rudolph van Waay | verkoper | 4 m | aan Willem Peek en Gijsbert van Viegen | |
72. | 03-05-1776 | Andries Oortman | koper | 4 m | door Willem Peek en Gijsbert van Viegen, land afkomstig van Clasina Johanna van Montfort (weduwe van Heerma d'Holwinde) en Johannes Philippus de Vos (als gemachtigde van Augustinus Tilemanus van Rijkevorsel, gehuwd met Maria Barbera van Leempoel), Arie Weijman is huurder. In 1775 betaalt Cornelis Fransiscus de Monfort de ongelden, in 1599 aangebracht door Harmen Schijff | |
73. | 05-09-1798 | Andries Oortman | verhuurder | 91 morgen | Gerrit Vulto | vanaf 24-03-1781 opvolger is Huibertus Vulto x Martina Smorenburg, zeker tot 1830 |
74. | 09-03-1801 | Andries Oortman | verkoper | herenhuis Bloemerwaard 4 morgen, + een halve hoeve | aan Gijsbertus Achterbergh | |
75. | 02-06-1820 | Gijsbertus Agterbergh | verkoper | Bloemerweerd met 21 m en Rijn en Dijk met 26 m | aan Joseph Leijdel | in totaal 4 erfpachtbrieven van 26-3-1821 tussen deze 2, en op 5-9-1827 tusen JCW en C van Dam en vrouw |
76. | 26-03-1821 | Jan Carel Wendel Strick van Linschoten | erfpachtgever | hoeve van 16 m | aan Joseph Leijdel | |
77. | 26-03-1821 | Jan Carel Wendel Strick van Linschoten | erfpachtgever | halve hoeve, 9,5 m. 4 m + huis, | aan Joseph Leijdel | in totaal 4 erfpachtbrieven van 26-3-1821 tussen deze 2, en op 5-9-1827 tusen JCW en C van Dam en vrouw |
78. | 11-08-1823 | Joseph Leijdel | verhuurder | hofstede Rijn en Dijk | aan Gerrit Vulto en zoon Huijbert Vulto | |
79. | 19-07-1824 | Joseph Leijdel en zijn vrouw Everdina van Hal | donatie | Bloemerwaard + landerijen | aan Cornelis van Dam + Everdina Josepha Leijdel (hun dr). Op 05-09-1837 in erfpacht gegeven door JCWS Strick van Linschoten | |
80. | 04-01-1828 | Cornelis van Dam en diens vrouw Everdina Josepha Leijdel | verhuurder | Rijn en Dijk | aan Huybert Vulto | ook 05-01-1833, 03-09-1836 |
81. | 07-08-1832 | Cornelis van Dam en diens vrouw Everdina Josepha Leijdel | verkoper | Boemerwaard, tuinmanswoning, bosch, boomgaard | aan Carel Joseph van Hengst | hofgeld van 2 gld per jaar aan JCW Strick van Linschoten |
82. | 17-11-1832 | Carel Joseph van Hengst | koper | hofstede | van Cornelis van Rijn en Hendrica Peters | |
83. | 27-04-1833 | Carel Joseph van Hengst | afkoop | hofgeld | aan JCW Strick van Linschoten | |
84. | 18-12-1836 | Carel Joseph van Hengst | verkoper | Bloemerwaard, hofstede en daghuurderswoning | aan JCW Strick van Linschoten | pachter is Cornelis van Rijn |
85. | 1834-1838 | Carel Joseph van Hengst | bewoner | op Bloemerwaard | ||
86. | 28-10-1839 | Cornelis van Dam | verkoper | deel van A84, 85 en 86 | aan Cornelis Pel, afkomstig van Joseph Leijdel, 19-07-1824 door hem gekocht | |
87. | 1847 | EA de Geer -Casembrood | bewoner | van Bloemerwaard | ||
88. | 1881 | H Strick van Linschoten | eigenaar | van Bloemerwaard | ||
89. | 01-04-1862 tot min 1868 | CS van Ewijk- van Leeuwen | bewoner | van Bloemerwaard | ||
90. | 1873-1878 | WJ de Pesters-Gaymans | bewoner | van Bloemerwaard | ||
91. | 1902 | HJ Blokhuis | eigenaar | van Bloemerwaard | ||
92. | 1906 | WJ van Beeck Calkoen | eigenaar | van Bloemerwaard | betreft in ieder geval de boomgaard | |
93. | 1923 | HM Huydecoper | eigenaar | van Bloemerwaard | betreft in ieder geval de boomgaard | |
94. | 1880-1926 | AP en GCJJ Schroder | eigenaar | Rijn en Dijk | 89 bunder, 63 roeden, 60 ellen | |
95. | 926-1940 | F.J. van Beeck Calkoen | bewoner | van Bloemerwaard | ||
96. | 1926 | AC van der Willigen | eigenaar | Rijn en Dijk | hij was getr met Katriena Klasina Jacoba Schroder, dr van GCJJ Schroder (ov 18-10-1926) | |
97. | 31-3-1927 | T. Esmeyer | bewoner | huisje staande op Bloemerwaard | ||
98. | 1963 | W. Peek | eigenaar | Rijn en Dijk | daarna afgebroken ivm aanleg A12 |
Boerderij Rhijnzicht, Schoudermantel te Bunnik
De hofstede Rijnzicht was vanaf de 15de eeuw al geruim 48 morgen groot (1 morgen en 1 hectare). Het behoorde van oorsprong niet bij Utrechtse kapittels of andere kerkelijke geoderen. In het jaar 1451 is een zekere Braam van Luttikhuis de eigenaar van de grond. In het jaar 1630 is het goed Rhijnzicht in het bezit van Jan van Brienen die het goed verkoopt aan Reinier van Golsteijn en Nicolaas Berck. |
Drie jaar later in 1633 verkoopt Reinier van Golstein en Nicolaas van Berck het goed aan de executeuren van de Evert van de Poll fundatie. |
Vele eeuwen zou het goed Rijnzicht bij de fundatie Van de Pol blijven tot hierop in 1757 een einde aan hun bezit kwam. De fundatie verkocht de hofstede aan Jan de Pesters. Familie De Pesters die ook het verderop gelegen Landgoed de Niënhof bezat. Ruim veertig jaar later verkoopt Willem Nicolaas de Psters in 1798 de hofstede en landerijen aan Gerrit van Rijn. |
|
Kleinzoon Jan Carel Wendel Strick van Linschoten verkocht boerderij Rijnzicht op vrijdag 22 december 1905 ten overstaande van de Houtense notaris Immink, aan Jan Samuel Roodvoets en Co. en Jacob Jan Roodvoets, beide smit van beroep en wonende te Bunnik. De koop werd bekrachtigd ten overstaande van de Maarssense notaris Nieuwenhuizen op zaterdag 3 november 1906. |
Een jaar later op vrijdag 7 december 1906 werd ten overstaande van de Utrechtse notaris Besier de boerderij Rijnzicht en landerijen verkocht door de heren Roodvoets. Jan Samuel Roodvoets was gemachtigde voor de verkoop voor notaris Dirk Hendrik van Nieuwenhuizen uit Maarssen. De hoftsede Rijnzicht werd verkocht voor ƒ 20.000,- gulden aan de heren Christianus Hendrikus Joseph Aben en Bernardus Stephanus Franciscus Aben, beide wonende te Utrecht. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 830, 255 (1906) (448) en 34-4 1300, 1083 (1918, nrs. 433-492) (308) |
Bent u een nazaat of heeft uw familie een belang gehad bij de hofstede Rijnzicht in Bunnik in het verre verleden. Dan zijn wij opzoek naar prenten, tekeningen of foto's van particulieren waarop de hofstede te zien is? Zij die bereid willen zijn om ons hiervan een digitale scan te kunnen geven voor het gebruik op deze webpagina. Mogen e-mailen naar houtensehodoniemen@gmail.com. Alvast hartelijk dank. |
Een generatie zou de boerderij in het bezit blijven van familie Aben. Hierop werd de boerdeij verkocht aan aannemer Van der Tol uit Bunnik, die ze vervolgens later met grond aan de gemeente Bunnik verkocht. Na de Tweede Wereld Oorlog, begon de gemeente Bunnik uit te breiden, en er kwamen diverse nieuwe woonwijken bij. Zo ook in de omgeving van boerderij Rijnzicht. De wijk die om de boerderij werd gebouwd heten destijds ook 'Plan Aben'. De gemeente Bunnik kocht diverse percelen land van Van der Tol. Hierna is de boerderij vermoedelijk begin jaren zeventig van de vorige eeuw afgebroken. Hiervoor in de plaats kwan een bungalow, en verder nieuwe woningen, vooral lostaande huizen aan de Kromme Rijn. Deze werden gebouwd in de periode 1965-1985. |
Hofsteden in Abstede en Wittevrouwen
Ruiling van grond tussen hofsteden Runnenburg en De Koppel
Percelen bosch in Maarn en Driebergen-Rijsenburg
Petrus Judocus van Oosthuyse en de familie Van Rijckevorsel
De familie Van Rijckevorsel is afkomstig uit Brabant. De oudste bekende gegevens wijzen naar Breda, waar de familie in het begin van de 16e eeuw gevestigd is; waarschijnlijk zal hun herkomst in een vroeger stadium in Rijkevorsel tussen Antwerpen en Breda te zoeken zijn. Eind 16e eeuw vestigde zich een telg van de familie in Rotterdam, en werd zo de stamvader van de Rotterdamse tak, die voor het archief niet van belang is, aangezien zich daarin-op een enkel stuk na-geen archivalia van deze tak van de Van Rijckevorsels bevinden. De hierin beschreven bescheiden zijn voor het grootste deel afkomstig van leden van de Rijsenburgse tak, een afsplitsing van de 's-Hertogenbossche tak. Op het eind van de 17e eeuw trok Dr. Joannes van Rijckevorsel van Breda naar 's-Hertogenbosch, en werd de stamvader van deze tak. Een van zijn nakomelingen, Jacobus Josephus van Rijckevorsel vestigde zich in het begin van de 19e eeuw in Rotterdam als firmant van de wijnhandel J. van der Kun, alwaar hij met diens dochter huwde. Na haar dood hertrouwde hij in 1814 met Hendrica Petronella Veronica van Oosthuyse, erfdochter van Petrus Judocus van Oosthuyse en Margaretha de Jongh. Deze van Oosthuyse kwam in 1783 uit Meulenbeke in Oost-Vlaanderen naar 's-Gravenhage, waar hij introk bij zijn neef Judocus Martinus van Oosthuyse en in 1788 zijn meesterproef als knopenmaker aflegde. In datzelfde jaar trouwde hij met de weduwe van zijn neef, Hendrica Smits, en, na haar dood in 1790, hertrouwde hij twee jaar later met Margaretha de Jongh. Het echtpaar woonde hoofdzakelijk in 's-Gravenhage, en naderhand gedurende enkele maanden per jaar in Rijsenburg. Beide echtelieden ontplooiden vele activiteiten op het terrein van handel en nijverheid. Zo sloten zij verscheidene compagnieschappen van korte of langere duur, onder andere tot fabricage van militaire en andere kleding en tot levering van levensmiddelen en brandstof aan de franse en bataafse legers. Tevens exploiteerden zij een goud- en zilverfabriek. Na de dood van Petrus Judocus van Oosthuyse in 1818 werd deze voortgezet door zijn weduwe Margaretha de Jongh, die zich een ware zakenvrouw toonde. Tot vlak voor haar dood in 1846 voerde zij met verve een agentschap voor de wapenfabrikant Joseph Devillers te Luik. In 1806 kocht Van Oosthuyse de heerlijkheid Rijsenburg met uitgestrekte landerijen, waar hij zich als een ijverig voorstander van de rooms-katholieke leer deed kennen. In een bijna homogeen protestantse omgeving trok hij bij uitsluiting rooms-katholieke werknemers aan. Reeds in 1808 begon Van Oosthuyse met de bouw van een kerk, die in 1810 werd gewijd aan de naamheilige van Van Oosthuyse, S. Petrus Banden. Op bijna middeleeuwse wijze oefenden hij en zijn vrouw het patronaatsrecht van de kerk uit. Na de dood van Margaretha de Jongh in 1846 ging het gehele bezit van het echtpaar Van Oosthuyse over op Jacobus Josephus van Rijckevorsel, weduwnaar van Hendrika Petronella Veronica van Oosthuyse-die hiermee de stamvader van de tak Rijsenburg werden op hun kinderen. Eén van hen, Augustinus Josephus Aloysius, was al tijdens de ziekte van Margaretha de Jongh belast met het beheer van haar onroerende goederen en hij heeft die taak tot zijn dood toe namens de erven vervuld. Afwisselend woonde hij in 's-Gravenhage en op het Staelduin, terwijl hij zijn tijd grotendeels vulde met de behartiging van de belangen van vele familieleden. |
Reeds in 1797 was Petrus Judocus van Oosthuyse begonnen landerijen en huizen te kopen in 's-Gravenzande, Loosduinen en Naaldwijk, een streek waaruit zijn beide echtgenotes afkomstig waren. Uit de verschillende aankopen werd een groot vermogenscomplex gevormd, waarvan de kern bestond uit een deel van de oude duingrond langs de Maas: het Staelduin. Bij familieleden zowel als pachters ontstond de gewoonte het totale complex aan te duiden als "Staalduin". De verwarring die deze gelijkluidende benaming veroorzaakte werd nog door twee factoren vergroot. Het vermogenscomplex "Staalduin" dankt zijn naam aan de duingronden, het Staelduin. Dit is in de tweede helft van de 19e eeuw gedeeltelijke afgegraven ten behoeve van de bouw van tuindersbedrijven. Het resterende gedeelte bleef bestaan als natuurgebied, het Staelduinse bos. Voor de duidelijkheid is hier het later door de familie ingevoerde onderscheid gevolgd: de naam Staelduin, in oude spelling, bleef in gebruik voor het oorspronkelijke duingebied, zowel het afgegraven als het niet afgegraven gedeelte; terwijl het vermogenscomplex als geheel als "Staalduin", in moderne spelling met aanhalingstekens, werd aangeduid. Ook ten aanzien van hun werknemers en pachters van deze goederen nam het echtpaar Van Oosthuyse en vervolgens de familie Van Rijckevorsel een zelfde selectief-roomse houding aan als met betrekking tot Rijsenburg, welke in 1873 resulteerde in de oprichting van de S. Lambertuskapel in 's-Gravenzande. De opvolger van Augustinus van Rijckevorsel als "familieadministrateur" was Frans Jacob Joseph Marie van Rijckevorsel, oudste zoon van zijn jongste broer. Deze was afwisselend in 's-Hertogenbosch en op het landgoed de Wamberg te Berlicum woonachtig en bekleedde een groot aantal politieke en maatschappelijke functies in Noord-Brabant. Bron: Het Utrechts Archief, 87, inleiding. |
Het Noordhout of vanouds De Warande van Rijsenburg
Het Kijkduin van Maarn
Met dank aan Thomas Sukking uit Soesterberg voor aanvulling en verbetering. |
Verkoop aan de Rhijnspoorweg Maatschappij
Verpachting van het Visrecht in de Hollandsche IJssel en de stadsgracht (Grote Gracht) van de stad Montfoort
Herberg Het Gemeentehuis van Linschoten
Landgoed Linschoten te Linschoten
Het Landgoed Linschoten bij de gelijknamige plaats in de provincie Utrecht is met rond 450 hectare het grootste landgoed in de randstad. Het omvat een landhuis met park, waterlopen, monumentale boerderijen, graslanden en bossen. Overgenomen van Wikipedia Landgoed Linschoten |
Een eerder Kasteel Linschoten stond elders in het huidige dorp Linschoten, en was waarschijnlijk eind 16e eeuw al verdwenen. Het is dus niet de directe voorganger van het huidige huis. In 1628 werd het land gekocht door Johan Strick, de latere burgemeester van Utrecht, die het huidige landhuis liet bouwen. Hierna bleef het ruim 200 jaar in dezelfde familie Strick van Linschoten. In 1850 erfde Elisabeth barones von Arnim op 16-jarige leeftijd het huis van haar oom Emile Strick van Linschoten. In 1855 trouwde zij met Friedrich Wilhelm graaf von dem Bussche Ippenburg. Else van Arnim liet op het landgoed een wit gebouwtje plaatsen in Zwitserse chaletstijl, dat ze De Elsehof liet noemen. In 1891 kocht de Utrechtse sigarenfabrikant Ribbius Peletier het 500 hectare grote landgoed. De laatste eigenaar was Gerlachus Peletier jr., die in 1969 kinderloos overleed. Al voor de Tweede Wereldoorlog had hij het landgoed in een stichting ondergebracht, vandaar dat sinds 1969 het huis en landgoed in bezit zijn van de Stichting Landgoed Linschoten. In de Tweede Wereldoorlog is het kasteel niet in handen van de Duitsers gevallen, omdat er maar één smal weggetje naartoe loopt. Er waren wel buitenlandse soldaten gelegerd. |
Het huis, huis te Linschoten genoemd, is 1638 - 1647 gebouwd door Johan Strick en heeft een bijna vierkant oppervlak van 18 x 20 meter. Het huis is in de loop der eeuwen meermaals verbouwd en gerestaureerd. Het is in bezit geweest van meerdere families. Aan de voorzijde staan twee torens. Deze sprongen oorspronkelijk uit het ontwerp, maar omdat in 1720 het voorste gedeelte van het huis met een verdieping werd verhoogd, vallen ze nu minder op. In 1991 werd het Huis te Linschoten voor het eerst geopend voor publiek. |
Het Huis te Linschoten ligt in een door landschapsarchitect Jan David Zocher in 1834 heringericht park dat met een buitengracht is omzoomd. Door het parkbos slingert een aangelegd water. Er zijn veel bijzondere planten te vinden, zoals daslook, aronskelk, vogelmelk en wilde hyacinten. Het landgoed is thans in zijn geheel beschermd natuurgebied. In het zuidelijk gedeelte van het park ligt een kunstmatige heuvel uit 1835 met daarin een ijskelder, waarin 100 ton ijs een jaar kon worden bewaard. Boven in de heuvel is een vulopening gemaakt in het bakstenen gewelf, dat 6 meter diep is en ter isolatie dubbele spouwmuren en een 10 cm dikke deur heeft. In 1952 werd de 17e-eeuwse duiventoren herbouwd. Postduiven werden vroeger gehouden om mee te nemen op reis, zodat ze berichten konden overbrengen naar het Huis. Ook werd de duif als delicatesse beschouwd. Het houden van duiven was een privilege dat alleen was weggelegd voor de rijken, omdat de duiven veel zaden van de akkers opeten. Het toegangshek tot het parkbos stamt uit 1725 en heeft siervazen in de Lodewijk XIV-stijl. |
Naast het parkbos bevat het landgoed een aantal monumentale boerderijen, graslanden en bossen ten zuiden van de A12. Door het landgoed loopt het water van de Lange Linschoten, dat richting Oudewater stroomt. De omgeving is populair bij fietsers en wandelaars. Tevens onder beheer van het landgoed vallen de Stiftsche Uiterwaarden aan de noordoever van de Waal bij Ophemert. |
Huize Arenberg, Utrechtseweg te De Bilt
De betekenis van de naam van de BUITENPLAATS Arenberg kom vermoedelijk van het woord 'aar' dat het bovenste deel van een stengel van gras of graan met bloemetjes of zaden is. Dus dan zou de betekenis van de naam Arenberg: 'grasberg' of 'grasheuvel' betekenen. Het huis stond aan de noordzijde van de Utrechtseweg, ter hoogte van de huisnummer 322 en 324 in De Bilt. De oudste vermelding van de naam Arenberg dateert van 1689. |
Het stuk grond, dat later de naam Arenberg draagt, komen we in 1587 al tegen, als het in bezit is van Van Ravenswaaij. In 1605 komt het (via een erfenis?) in bezit van Michiel Gerritsz Sem.. In 1610 neemt hij een hypotheek van ƒ. 500,- op Arenberg en dan is er al sprake van een 'groot huis'. Negen jaar later, in 1619 verkoopt hij het huis 'met turfhuys' aan Arnoud van Aeswijn, heer van Ruwiel en Portengen. |
In het Rijksarchief van Utrecht komen we een opmeting tegen van Arenberg uit 1651. Waarvoor deze opmeting is uitgevoerd is mij (KBR) niet duidelijk. In 1664 komen we dan Arenberg weer tegen als onderdeel van de failliete boedel van Cornelis van Deuverden Fransz. Arenberg wordt dan aangekocht door de weduwe Nicola Both, maar een jaar later verkoopt ze het huis al weer en wel aan Theodorus van den Parre, heer van der Aa. |
Twee jaar later wordt Louis Arskine eigenaar, die colonel ten dienste van de Vereenigde Nederlanden is. Na zijn dood verkoopt zijn weduwe Wilhelmina Egmond het huis Arenberg in 1676 aan Jhr. Nicolaas Vivien, heer van Mullier. Daarna gaat het huis meerdere keren in andere handen over, tot het in 1731 gekocht wordt door Jan van Wickevoort Crommelin. Jan is kanunnik van het kapittel van St. Pieter te Utrecht en woont op Arenberg tot zijn dood op 13 juni 1740. |
Daarna wordt het meerdere keren verkocht. Noemenswaardig is verder Theodoor Muller Massis, die het huis via een publieke veiling in 1855 koopt. Twee jaar later laat hij een deel van het huis afbreken en door middel van nieuwbouw aanzienlijk vergroten. Tot 1889 blijft hij eigenaar. In 1895 wordt Mr. Willem Herman Johan Royaards eigenaar, die het huis in 1896 en 1897 nog eens laat vergroten. Ten slotte wordt het huis in 1928 afgebroken om plaats te maken voor een nieuwe woonwijk. |
De enige herinnering aan deze buitenplaats is de naam 'Park Arenberg'. In deze woonwijk vinden we een vijver, die echter niet tot Arenberg behoorde, maar tot Vrijheidslust. Bij Arenberg hoorde een ijskelder, die tot 1930 als een begroeide heuvel zichtbaar bleef. In 1850 werden er graafwerkzaamheden uitgevoerd en men stuitte toen op een vloer (met een paar lagen opgaand metselwerk) en de toegang tot het huis. De grachten en vijvers, die tot Arenberg behoorden, zijn alle gedempt. |
Jhr. Diderik Willem Jacob Strick van Linschoten was de oudste zoon van Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten. Zijn jongere halfbroer Jan Carel Wendel Strick van Linschoten erfde in zijn nadeel bij het overlijden van der Jan Balthazar Strick veel meer goederen. Diderik kocht de landgoed de Arenberg in De Bilt aan om aan de oostkant van de stad te wonen in de buurt van zijn ambachtsheerlijkheden Abstede en Wittevrouwen die onderdeel uitmaakte als de stadsbuitengerechten van de stad Utrecht. |
Het huis kwam in 1922 in het bezit van de Exploitatie Mij NV De Nieuwe Weg, gevestigd te Utrecht. In 1928 werd het huis afgebroken. Er werd een woonwijk gerealiseerd die de naam Park Arenberg kreeg. Wel rest nog de in 1832 gebouwde duiventoren, die te vinden is in het Van Boetzelaerpark. |
Bronnen: historischekringdebilt.nl en J.W.H. Meijer, Kleine Historie van de Bilt en Bilthoven, Uitg. Reinders, Bunnik, 1995. |
Bewoners van het huis de Arenberg
Periode | Naam | |
1. | circa. 1587 | Van Ravenswaaij |
2. | 1605 - 1619 | Michiel Gerritsz Sem |
3. | 1619 | Arnoud van Aelwijn, heer van Ruwiel en Portengen |
4. | .... - 1664 | Cornelis van Deuverden Fransz. |
5. | 1664 - 1665 | Nicola Both |
6. | 1665 - 1667 | Theodorus van den Parre, heer van der Aa |
7. | 1667 | Louis Arskine |
8. | .... - 1676 | Wilhelmina Egmond, weduwe van Louis Arskine |
9. | 1676 - 1689 | Jhr. Nicolaas Vivien, heer van Mullier |
10. | 1689 - 1709 |
|
11. | 1709 - 1731 | Michiel Jan Ram |
12. | 1731 - .... | Johan Wittert (vererving) |
13. | 1731 - .... | Cornelis Wittert |
14. | 1731 - 1740 | Jan van Wickevoort Crommelin |
15. | 1740 - 1741 | Elisabeth Pannebakkers, weduwe van voorgaande |
16. | 1741 - 1766 | Catharina de Wilde |
17. | 1766 - .... | Jacob Adriaan van den Heuvel |
18. | .... - 1823 | Henrietta Hermina van den Heuvel |
19. | 1823 - 1855 | Jhr. Diderik Willem Jacob Strick van Linschoten |
20. | 1855 - 1889 | Theodoor Muller Massis |
21. | 1889 - .... | Dr. Karel Ferdinand Gustaaf van Woerden |
22. | 1889 - 1895 | Johan Petrus Wieling |
23. | 1895 - 1907 | Mr. Willem Herman Johan Royaards |
24. | 1907 - 1922 | Jhr. Mr. Christiaan Matthias Reinier Radermacher Schorer |
25. | 1922 - 1925 | Exploitatie Mij NV De Nieuwe Weg |
Aan de Kerklaan in De Bilt staat een huis voor duiven. Volgens de gedenksteen van de toren, die bij toeval in een sloot is gevonden, is hij in 1832 neergezet door jonkheer D.W.J. Strick van Linschoten, die van 1823 tot 1854 de bewoner was van het landgoed Arenberg. Toen het landgoed na zijn dood werd opgesplitst, werd de duiventil met de grond waarop hij stond bij het landgoed Sandwijck gevoegd. Die grond werd een onderdeel van het Dr. Carel van Boetzelaerpark. |
Technisch is het gebouwtje een duiventil en geen duiventoren omdat hij op poten staat en niet massief is tot aan de grond. Dat deed men omdat duiven niet alleen werden gefokt als postduif en voor de consumptie, maar ook voor de mest. Als de onderkant open was, kon men die mest makkelijk op een kar vegen. |
Niet iedereen mocht vroeger een duiventuil of een duiventoren bezitten. In de middeleeuwen was dat een van de heerlijke rechten van de adel en de geestelijkheid; later mochten ook burgers een duiventoren hebben als ze voldoende grond bezaten. Daardoor werd het bezit van een duivenhuis een statussymbool. In de negentiende eeuw was toestemming van de koning vereist en moest men voor het recht betalen. |
Literatuur: Bron: Online Museum De Bilt DE DUIVENTOREN IN HET VAN BOETZELAERPARK |
Land aan de IJsselveld over de vaart aan de
Mastwijkerdijk in Linschoten
Diverse landerijen in de ontginning IJsselveld aan de Vaart in Linschoten waren in de loop van de 18e eeuw in bezit gekomen van familie Strick van Linschoten (Rhijnawen tak). Onderaan op de bovenste kaart de stad Montfoort met in geel gearceerd de percelen stadsgracht en de Hollandsche IJssel in het bezit van jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten. De drie gegroepeerde percelen in geel gearceerde ten noorden van de Hollandsche IJssel en de Mastwijkerdijk waren vanaf 1832 in bezit van jhr. Diderik Willem Jacob Strick van Linschoten. Het breedste perceel 1 (links) ten noorden van Montfoort was op zaterdag 23 februari 1723 ten overstaan van de Utrechtse notaris J. Wantenaar in het bezit gekomen van een familielid Strick van Linschoten. Hierbij werd 'zeven morgen en 36 roeden wey- en bouwland aangekocht. Met als belendingen: westwaarts: voorheen Cornelis Cornelissen de Hoogh; oostwaarts 't capittel van den Dom, gelegen in het gerecht: Lintschoten, buyten Montfoort, Isselvelt, genaamd: Den Ouden Steenhoven. De vorige eigenaar de Fundatie van Evert van de Pol. Bron: Het Utrechts Archiekf, 34-4, 921, aktenummer: 4-1. Strick van Linschoten ten overstaan van de Utrechtse notaris J.T. Blekman kom het perceel 'de Oude Steenoven toe aan Jan Balthasar Strick van Linschoten. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 1706, aktenummer: 13. Na het overlijden van jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten in 1820 komt het perceel aan zijn oudste zoon uit zijn eerste huwelijk jhr. Diderik Willem Jacob Strick van Linschoten. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 1085, aktenummer: 90-1. Bij de boedelscheiding in 1761 kwam het perceel toe aan Jan Balthasar Strick van Linschoten. Waarop na zijn overlijden in 1820 het perceel toekwam aan zijn oudste zoon uit zijn eerste huwelijk Diderik Jacob Willem Strick van Linschoten. |
Boerderij aan de Cattenbroekerdijk nr. 26a en nr. 36
te Kattenbroek Linschoten
Het perceel linksboven op de kaart (in geel gearceerd) aan de Cattenbroekerdijk 26a was van oorsprong in het bezit van het Utrechtse Johanitterorde met een grote van ruim 8,5 morgen. In het jaar 1779 is bekend dat Jan Balthasar Strick van Linschoten, heer van Rhijnauwen de bezitter. Na zijn overlijden komt het perceel in bezit van zijn oudste zoon Diderik Willem Jacob Strick van Linschoten. |
Het perceel rechtsonder op de kaart (in geel gearceerd) aan de Cattenbroekerdijk 36 was van oorsprong in het bezit van het Utrechtse kapittel van St. Marie met een grote van ruim 8,74 morgen een kleine 7,5 tot 8 hectare. Het naast liggend perceel is 8,49 morgen groot. Beide percelen waren in het jaar 1779 al in het bezit van Jan Balthasar Strick van Linschoten, heer van Rhijnauwen. Na zijn overlijden komt het perceel in bezit van zijn oudste zoon Diderik Willem Jacob Strick van Linschoten. |
Landerijen en boerderij aan
Noord-Linschoterzandweg nr. 4 en ter hoogte van nr. 8
De boerderij aan aan de Noord-Linschoterzandweg nr. 4 (15 morgen groot) en het land ter hoogte van de boerderij aan de Noord-Linschoterweg nr. 8 (9 morgen groot) is van bekend dat bij het kadaster in 1832 land en boerderij in bezit waren van jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten, heer van Rhijnauwen. Van de voorgeschiedenis van verkrijging binnen de familie Strick van Linschoten is niet bekend wanneer en hoe zij dit bezit hebben verkregen. |
Joseph Loten en Christina Clara Strick van Linschoten aan de Drift 19 te Utrecht
Tekst en onderzoek afkomstig van Huizen aan het Janskerkhof.nl - Drift 19 |
In 1727, enkele maanden voor zijn overlijden, verkocht en transporteerde Frederick Philip baron de Geuder genaamd Rabensteiner het huis aan de Nieuwegracht en twee woningen aan de Vuilesloot aan Joseph Loten, heer van Bunnik. Joseph Loten (1680-1730) was in 1723, onder huwelijkse voorwaarden, getrouwd met Christina Clara Strick van Linschoten (1688-1780). Het was zijn derde huwelijk. Het echtpaar woonde tot dan toe op Achter Sint Pieter (zie begraafinschrijving kind, 1724). Joseph Loten was in Oost-Indië geweest. In januari 1702 was hij als onder-koopman in dienst bij de Kamer Zeeland naar Batavia vertrokken. Van 1709-1720 was hij fiscaal independent in Bengalen. In augustus 1721 keerde hij terug in Nederland. Joseph Loten overleed op 27 september 1730 aan de Nieuwegracht omtrent de Drift bij het Janskerkhof, nalatende zijn vrouw en een onmondig kind. Hij werd begraven in de Domkerk. |
Verbouwing Christina Clara Strick van Linschoten, weduwe van Joseph Loten, sloot in 1745 een akkoord met haar buurman Gerlach Frederik van der Capellen (Drift 21) inzake de verbouwing van haar keuken. In 1754 wees Christina Clara Strick van Linschoten bij testament haar dochter Constantia Johanna Loten als erfgename aan. Constantia Johanna Loten (1725-1762) was in 1742 getrouwd met Francois Doublet. In 1763 maakte Christina Clara Strick van Linschoten een nieuw testament. In 1779 stelde Christina Clara Strick van Linschoten een codicil op, ter vermeerdering van het legaat voor Helena Rebecca Hageman, die bij haar inwoonde. Op 5 mei 1780 werden een kabinetje en kabinet in het sterfhuis van Christina Clara Strick van Linschoten op de Drift verzegeld. Christina Clara Strick van Linschoten werd begraven in de Domkerk. Op 18 mei werden het kabinetje en kabinet weer ontzegeld. |
Jan Balthasar Strick van Linschoten Het huis Achter Sint Pieter werd door de erfgenamen van Christina Clara Strick van Linschoten verkocht. Drift 19 kwam in handen van haar neef Jan Balthasar Strick van Linschoten (1734-1820), de oudste dan nog levende zoon van haar broer Jan Hendrik Strick van Linschoten en diens echtgenote Johanna Anthonia Bernard. Jan Balthasar Strick van Linschoten was in 1768, onder huwelijkse voorwaarden, getrouwd met Charlotta Martha van Utenhove. In 1772 had Jan Balthazar Strick van Linschoten het huis Rhijnauwen gekocht en getransporteerd gekregen. Charlotta Martha van Utenhove overleed op 25 mei 1788 in Bunnik, nalatende haar man en zes onmondige kinderen. Zij werd begraven in de Domkerk. In 1790 hertrouwde Jan Balthasar Strick van Linschoten, onder huwelijkse voorwaarden, met Petronella Johanna Godin (1753-1791), weduwe van Jelmer Hinlopen. Petronella Johanna Godin en Jelmer Hinlopen waren in 1778 te Lage Vuursche getrouwd. Jelmer Hinlopen, predikant, was in 1783 overleden in Zaltbommel. In 1797 bepaalde Jan Balthasar Strick van Linschoten bij testament dat zijn ongetrouwde dochters de keuze kregen om het huis aan de Drift aan te nemen. In 1801 trouwde dochter Charlotta met Cypriaan Gerard van Hengst. Zij gingen in de Muntstraat wonen. Vanaf 1813 woonden zij in het buurhuis Drift 17. Dochter Christina Charlotta trouwde in 1802 met Gerard Johannes de Jonckheere. Zij woonden op Drift 9. Tijdens de volkstelling van 1813 werd op Drift 19 Utrecht alleen de achternaam genoteerd. In 1820 overleed Jan Balthasar Strick van Linschoten, weduwnaar van Petronella Johanna Godin, op 86-jarige leeftijd op zijn woonadres Drift H 616 (BS Utrecht 1820 O, aktenr. 71). |
Jhr. Diederik Willem Jacob Strick van Linschoten In de OAT 1832 staat Diederik Willem Jacob Strick van Linschoten (1776-1854), zoon van Jan Balthasar en Charlotta Martha van Utenhove, als eigenaar van perceel A524 (huis, erf, tuin, stal en kelder) vermeld. Strick van Linschoten was ook eigenaar van het achterliggende percelen A521 (huis en erf) en A 522 (huis en erf). Het ook achter het huis liggende perceel A523 (huis en erf) was in handen van zijn buurvrouw en zuster Charlotta Strick van Linschoten, douairière van mr. Cypriaan Gerard van Hengst (Drift 17). Diederik Willem Jacob Strick van Linschoten kocht in 1823 buitenplaats Arenberg in De Bilt. Tijdens de volkstelling van 1824 werden Diederik Willem Jacob Strick van Linschoten, zijn echtgenote Sibilla Antoinette van Renesse van Wilp, hun 18-jarige dochter Cornelia Sara Strick van Linschoten, en zes personeelsleden op dit adres geregistreerd. Cornelia Sara trouwde in 1827. Tijdens de volkstelling van 1830 werd Diederik Willem Jacob Strick van Linschoten met zijn echtgenote Sibilla Antoinette van Renesse van Wilp en vijf personeelsleden op dit adres geregistreerd. Sibilla Antoinette van Renesse van Wilp overleed op 31 juli 1830 (BS Utrecht 1830 O, aktenr. 747). Na het overlijden van zijn echtgenote is Diederik Willem Jacob Strick van Linschoten naar De Bilt verhuisd. Drift 19 werd vanaf toen verhuurd. |
Bij de invoering van het kadaster in 1832 is bekend dat jhr. Diderik Willem Jacob Strick van Linschoten (l1812, l5119, l5145 Utrecht) nog twee panden in de binnenstad van Utrecht in bezit had. Een pand aan de Keizerstraat 24 (Wijk G. nr. 447) Een pand aan de Keizerstraat 30 en 32 (Wijk G nr. 448) |
Landgoed Oostbroek in De Bilt