Kromme Nieuwegracht 6 - Nobelstraat G399 (1) en G400 (3)
Overgenomen en deels aangepast uit het tijdschrift Steengoed van het Utrechtse Monumenten Fonds, Nr 38, augustus 2004. Naar een tekst en onderzoek van J. van der Molen. |
Het pand aan de Kromme Nieuwegracht 6 werd in 1697 gebouwd. |
De dames Strick van Linschoten, bewoners-eigenaren. e dames Strick van Linschoten gebruikten het huis waarschijnlijk vooral als winterhuis. Hun broer Jan Balthasar kocht namelijk in 1733 de ridderhofstad Rhijnauwen. Gezien de sterke familiebanden (in Utrecht woonden de diverse familieleden in de buurt van de Kromme Nieuwegracht en Drift) zullen zij de Utrechtse woning in de zomer vaak hebben verlaten voor een verblijf op deze buitenplaats. Rhijnauwen is tot de verkoop aan de gemeente Utrecht in 1919 in het bezit van de familie Strick van Linschoten gebleven. Elisabeth Christina heeft van de genoemde drie zusters het langst geleefd. ij testamentaire beschikking van 22 mei 1803 heeft zij het huis Kromme Nieuwegracht, dat al die jaren door hen drieën (en het nodige personeel) was bewoond met koetshuis en stal, alsmede de hele inboedel en al haar persoonlijke bezittingen gelegateerd aan twee dochters van de eerder genoemde broer Jan Balthasar. Deze dochters waren: Isabella Susanna (1770-1818) en Suze Christina Strick van Linschoten (1772-1823). |
De twee zusters Isabella en Suze bewoonden het huis Kromme Nieuwegracht 6 na het overlijden van hun tante Elisabeth (1804). In oktober 1808 kochten zij van Arie de Haart een huis met ‘kameren’, erf en grond aan de Nobelstraat. eze ‘kameren’ (kleine woningen van anderhalve bouwlaag, die vaak niet veel meer bevatten dan één vertrek met stookgelegenheid, een bedstede en mogelijk een halletje bij de voordeur) alsmede het vermelde huis stonden achter het erf van de weduwe van Jan Willem van der Voort, de buurvrouw op nummer 8. Het “huis” was het eerder genoemde oostelijk deel van de herberg De Zon. Na de aankoop door de twee zusters is een deel van de opstallen verwijderd en het erf gevoegd bij dat van Kromme Nieuwegracht 6. |
Twee huizen bleven blijkens een verklaring in een akte van 15 oktober 1812 bestaan. Waarschijnlijk is met verwijdering van een deel van de opstallen toen de afbraak van het overblijvende deel van de oorspronkelijke herberg De Zon bedoeld. et erf van Kromme Nieuwegracht 6 was met de aankoop ongeveer gebracht op de oorspronkelijke grootte van het erf genoemd Lockhorst. De akte van 15 oktober 1812 was opgemaakt, omdat Suze Christina in verband met haar huwelijk met de hoogleraar Dethmer Huisman het huis aan de Kromme Nieuwegracht verliet en zij haar aandeel, de helft in het huis aan de Kromme Nieuwegracht met tuin, stal en koetshuis en daarnaast in de twee laatstgenoemde woningen aan haar zuster Isabella Suzanna verkocht. |
Isabella Susanna was nu alleen eigenaresse. Zij maakte op 14 oktober 1814 haar testament. Daarbij wees zij haar zwager Cyprian Gerard van Hengst aan als executeur-testamentair. Van Hengst was de man van weer een andere zus Strick (Charlotte, 1778-1850). Dit paar woonde aan de Drift ten noorden van de Nobelstraat. Zij benoemde haar vader Jan Balthasar Strick van Linschoten tot haar enige en algemene erfgenaam. an Jan Carel Wendel Strick van Linschoten, haar broer ‘van halve bedde’ - zoon van haar vader en diens tweede vrouw Petronella Johanna Godin (1753-1791) - legateerde zij haar huis aan de Kromme Nieuwegracht met stalling en koetshuis aan de Nobelstraat, genummerd G 399 en G 400. an Carel aanvaardde na haar overlijden op 12 september 1818 het hem toegekende legaat. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten is tot zijn overlijden in februari 1850 eigenaar geweest van Kromme Nieuwegracht 6. Hij woonde met zijn gezin (zijn vrouw, vijf zonen en twee dochters) het grootste deel van het jaar op Rhijnauwen. Daar is hij ook overleden. Aan zijn weduwe, Paulina Gerarda Sibylla Poelman is bij de daarop volgende boedelscheiding het huis Kromme Nieuwegracht 6 met tuin, stalling en koetshuis toegewezen, alsmede de daarbij behorende woningen met erf in de Nobelstraat. Later, in oktober 1853, heeft zij het huis op de hoek van Drift en Nobelstraat, het meer genoemde Groot Luchtenstein, aangekocht |
Julien Wolbers, eigenaar-bewoner. Wolbers werd in juli 1819 in Heemstede geboren. Hij werkte in het schildersbedrijf van zijn vader en heeft dat bedrijf na diens overlijden in 1843 samen met zijn broer voortgezet. In 1856 verkochten hij en zijn broer het bedrijf. Julien vertrok met zijn vrouw Albertina Stoffels naar Utrecht. Daar kon hij zijn al lang bestaande wens vervullen om meer tijd te besteden aan studeren en schrijven. Zij woonden eerst aan het begin van de Catharijnesingel waar inmiddels de situatie door de bouw van Hoog-Catharijne totaal gewijzigd is. Julien Wolbers kocht op 1 november 1865 het huis aan de Kromme Nieuwegracht van Paulina Gerarda Sibylla Poelman, weduwe van Jonkheer Jan Carel Wendel Strick van Linschoten. In de aankoop van het huis waren begrepen de zonneblinden aan de gevels. De vaste spiegels in het huis konden worden overgenomen na een door twee deskundigen uitgebrachte schatting. Wolbers kocht niet de stal en het koetshuis met de beide daarboven gelegen woningen aan de Nobelstraat. Deze bleven aan de verkoopster. Hij had aan die stal geen behoefte, want |
Hij bezat geen rijtuig en geen paarden. Wolbers had ook geen buitenhuis, waar hij ’s zomers naartoe ging. Voor zijn studies over de geschiedenis van de overzeese gebieden deed hij onderzoek in archieven buiten Utrecht. Ook ging hij ’s zomers met zijn vrouw voor een aantal weken naar familie in Leeuwarden, naar een van zijn zusters en naar de ouders van zijn vrouw. Daarvoor nam hij de trein.In een op gemeenschappelijke kosten opgerichte scheidsmuur tussen zijn erf en dat van de woningen en het koetshuis aan de Nobelstraat werd een deur aangebracht. Hierdoor had Wolbers toegang tot de Nobelstraat voor o.a. het aan- en afvoeren van zijn tuinmaterialen. Wolbers ging inderdaad studeren en schrijven: hij schreef een geschiedenis van het toenmalige Nederlands Oost-Indie en een geschiedenis van Suri-name. Voor deze geschiedenis van Suriname kreeg hij van Koning Willem III - die tevens Groothertog van Luxemburg was - in 1862 de Luxemburgse onderscheiding Ridder in de Orde van de Eikenkroon. Velerlei initiatieven zijn door hem genomen. In Utrecht heeft hij onder meer in oktober 1864, in navolging van Rotterdam, een werkinrichting voor blinden opgericht (eerst gevestigd aan de Neude, later Achter St.Pieter). Het was de bedoeling de blinden het brailleschrift te leren en bezigheden te verschaffen door het vlechten en weven van matten. Door de verkoop daarvan zouden zij minder afhankelijk worden van de bedeling. Hij richtte ook een militair tehuis op. Zo’n tehuis vond hij in een garnizoensstad als Utrecht heel belangrijk. De beter gesitueerde ouders konden de dienstplicht voor hun zoons afkopen door het stellen van een vervanger. Het waren dus voornamelijk de financieel zwaksten die militair werden. Verveling bracht hen vaak naar de kroeg met alle negatieve gevolgen. Het Militair Tehuis zou een goede vervanging van het ouderlijk huis moeten zijn. Daarnaast was hij oprichter van een weekblad ‘De Werkmansvriend’, bedoeld als een contactorgaan tussen de verenigingen voor werklieden. In 1876 werd dit blad het orgaan van het mede door hem opgerichte werkliedenverbond Patrimonium. Wolbers had door deze activiteiten zijn contacten niet alleen in Utrecht, maar ook daar-buiten.In januari 1866 verzocht Wolbers toestemming aan burgemeester en wethouders van Utrecht om voor zijn huis een hardstenen stoep aan te leggen, ‘gelijk strekkende’ met het bestaande bordes en daarop een ijzeren hek te plaatsen gelijk aan het bestaande hek op het bordes. Het college van B en W antwoordde geen bezwaar te hebben tegen het plaatsen van een hardstenen stoep. Wel maakten zij bezwaar tegen het afsluiten van de stoep met een hek. Aangezien de straat niet breed was, kwam hen de versmalling van de straat niet wenselijk voor. |
In oktober 1875 kocht Wolbers alsnog de stal met erf van Jan Carel Strick van Linschoten , burgemeester van Maarssen, zoon van de vroegere eigenaren van Kromme Nieuwegracht 6: Jan Carel Wendel Strick van Linschoten en Paulina Gerarda Sybilla Poelman. Wolbers liet deze stal afbreken en op die plek twee huizen bouwen met een afzonderlijke opgang naar de bovenwoning. De huizen kregen resp. de nummers G 399 a en b en G 399 c en d. |
De latere nummering werd Nobelstraat 1 en 3 met bovenwoningen. Deze woningen zijn in 1925 geofferd aan de verbreding van de Nobelstraat.Wolbers viel als rentenier niet uit de toon in vergelijking tot andere bewoners van de grote huizen in die buurt, maar hij sprong er wel uit door zijn talrijke activiteiten ten behoeve van de hulpbehoevende medeburger. Hij overleed 22 september 1889. |
Boerderijen van familie Strick van Linschoten
van Rhijnauwen in de gemeente Houten
Boerderij Dijkhoeve, De Geer of Reumsthofstede, St. Huberts of Klein Wulven aan de Lobbendijk Boerderij de Dijkhoeve fotogalerij (1946-1998) |
Het minigerecht De Geer of Reumsthofstede
Cleijn Wulven wordt voor het eerst genoemd in een brief uit 1304 betreffende de waterhuishouding in het Vechter en Oudwulverbroek. Als begrenzing voor het gerechtje werd een kade in het Oudwulverbroek genoemd en de Lobbendijk. Hoe groot dit minigerecht was vinden we in een acte uit 1382 als Dirk van Wulven in leen heeft: 24 morgen land met het dagelijks gerecht, met de tijns en de tiende gelegen in de Parochie Houten geheten zijnde die Geer De naam Cleijn Wulven wordt dan al niet meer gebruikt. In 1474 komt het in bezit van Gerrit Aertszoon Kosijns die ook nog als achternaam Van Reumst had. |
Zijn familie blijft lange tijd de bezitters van het gerechtje en we vinden dan ook in 1575 dat er een naam aan toegevoegd is; vanaf dan wordt het De Geer of Reumsthofstede genoemd. In 1578 komen we nog een andere naam van het gerechtje tegen in de rekeningen van de Lekdijk Bovendams, namelijk Huijberts gerecht van Wulven; dit is de oorspronkelijke naam, ten tijde van de verdeling van het gerecht van Wulven. |
|
Het hield in dat hij deze 24 morgen land geheel vrij bezat en vrij was van allerlei soorten belasting en zelf de lage rechtsmacht had. Dat deze rechten door de eeuwen heen niets van hun waarde hadden verloren blijkt, als in 1662 Johan van Mansvelt, eigenaar van het minigerecht, procedeert bij het Hof van Utrecht tegen Frans van Linden de schout van Houten, omdat deze laatste het gerechtje had aangeslagen voor de Lek- en dijklasten en de Dorps- en huurlasten. |
Het hield in dat hij deze 24 morgen land geheel vrij bezat en vrij was van allerlei soorten belasting en zelf de lage rechtsmacht had. Dat deze rechten door de eeuwen heen niets van hun waarde hadden verloren blijkt, als in 1662 Johan van Mansvelt, eigenaar van het minigerecht, procedeert bij het Hof van Utrecht tegen Frans van Linden de schout van Houten, omdat deze laatste het gerechtje had aangeslagen voor de Lek- en dijklasten en de Dorps- en huurlasten. |
Uiteindelijk werden in 1795 de heerlijke rechten opgeheven, zo ook die van het gerechtje De Geer of Reumsthofstede. Op 13 maart 1840 vindt er een verkoop plaats van een hofstede, bestaande uit een boerenwoning, een bakhuis, een schuur, twee hooibergen, een duivenhok met erve en landerijen en beplantingen zijnde het voormalige Huberts gerecht van Wulven. Sinds die tijd voert de enige boerderij die binnen dit gerechtje stond de naam Dijkhoeve. |
De eigenaren van de Dijkhoeve, De Geer of Reumsthofstede,
St. Huberts of Klein Wulven
Thans ligt op de 24 morgen het centrum van Houten. Enkele pachters: Ariaen van Oostrom en Jan Cornelis Knapschinkel; voor 1694 Jacob Dircks Clock; 1694 Arien Elisse van Schaijck en zijn broer Jan Elisse van Schaijck; 1731. |
De oorspronkelijke bebouwing
Als het gerecht in het jaar 1304 wordt genoemd, mogen we aannemen dat daar toen ook al een gebouw stond waar de eigenaar of de pachter van de grond op woonde. Van dit gebouw zijn geen afbeeldingen bekend. Het stond vermoedelijk op het omgrachte terreintje dat we op de kadastrale kaart onder nr. 16 nog terug vinden. Deze gracht is pas in 1967 door de toenmalige eigenaar gedempt. Binnen deze gracht stond de woning en de daarbij behorende gebouwen voor het vee en de opslag van de oogst, oftewel een omgrachte boerderij met als toegang vermoedelijk een poortgebouw die de bewoners veiligheid bood tegen rondtrekkende roversbenden etc. Binnen de gemeente Houten lagen nog meerdere van dergelijke omgrachte boerderijen, enkele voorbeelden zijn: Overdam, Rietdijk 5; Ter Weide, Waalseweg 33 en boerderij De Steenen Poort. |
Pas in 1659 krijgen we meer inzicht in de bebouwing op Ruemsthofstede, namelijk uit een bestek voor de bouw van een nieuwe woning; "Bestek en conditie waer naer de heer Johan van Mansvelt scheepen ende raet inde Vroedschap der stad Utrecht wil besteeden het maecken en leeveren en stellen van een huijs op de hofsteede tot Houten van ouds genaemt Rumps hofsteede in vorme alst volcht op sijne kost ende dranck vrachten en al". Op 1 augustus 1659 moest de boerderij worden opgeleverd. Het werk werd aangenomen door Frans van Reumelaer voor de som van f 588, met de toevoeging dat de opdrachtgever enkele bouwmaterialen beschikbaar stelde, o.a. oude kruiskozijnen, stijgerdelen, enig ijzerwerk en nog wat afgebrand werk. |
|
Reconstructie tekening van de Dijkhoeve in 1659 |
Waarschijnlijk was een brand de aanleiding tot de nieuwbouw. Volgens het bestek kreeg het gebouw een afmeting van 44 x 41 voet (13,81 x 12,87 m.). Het voorhuis 41 x 17,5 voet (12,87 x 5,49 m.) en het achterhuis 41 x 23,5 voet (12,87 x 7,38 m.). Het voorhuis had een grote woonkamer met een schoorsteen en een bedstede, naast de voorkamer was een kelder en een zijkamer met nog een bedstede. De kelder was 2 voet diep en had een oppervlakte van 9x9 voet. In de woonkamer moest een plavuizen vloer komen, het zijkamertje, de kelder en ook de kamplaats kregen een stenen vloer. De voorgevel van het woonhuis werd gemetseld in kalkspecie met nieuwe stenen. De zijgevels van het voorhuis en de muur tussen het voorhuis en de koestal werden gemetseld met savereerd (gezuiverde aarde) met gebruikte stenen. De zijmuur en de tussen muur werden aan beide kanten bepleisterd met kalk en de voorgevel werd aan de buitenkant gevoegd. Verder vermeld het bestek een ingang in de voorgevel met een boven- en onderdeur en boven het deurkozijn twee ramen. In het voorhuis kwamen ook twee kruiskozijnen en een half kruiskozijn die waarschijnlijk in het zijkamertje kwam. Over het gehele voorhuis kwam een balklaag met een planken vloer. Het achterhuis ofwel de koestal had een fundering die een voet boven het maaiveld uitstak. Daarop kwam een sloof (een balk) met 15 staande palen met daarop de muurplaat. die even hoog kwam als bij het voorhuis. Ook de achtergevel werd in hout uitgevoerd met daarin opgenomen de hoofddeur en de staldeuren. De buitenwanden werden bekleed met planken, de een over de ander. Het hout voor de palen werd door de aanbesteder beschikbaar gesteld van appelbomen die op de hofstede aanwezig waren. Het gehele dak van de boerderij werd gekapt met goede geschilde sparren en gedekt met riet. |
Het gehele bestek voor de bouw omvatte 34 artikelen waarin de voorwaarden stonden waarnaar het werk moest worden uitgevoerd. De betaling van het werkgeschiede in vijf termijnen: Bij de laatste termijn betaling wordt vermeld: "Ontvangen uijt handen voorschr. de somme van acht ende tachtich gulden waar mede onder begrepen is het maecken van vijf blieken (overzichts rekeningen) soo dat ick bekennen in alles voldaen te sijn van mijn aengenomen besteck van het maecken van het nieuwe huijs op Huijbrecht Gerecht van Wulven actum den 7e maij 1660". Frans van Reumelaer. |
Door middel van dit bestek is het mogelijk om het gebouw op enkele centimeters na nauwkeurig uit te tekenen, alleen over de plaats waar het gestaan heeft wordt niets vermeld, maar het zal vermoedelijk wel op het omgrachte terreintje zijn geweest. Pas na de opmeting door het kadaster in 1830 is er wat bekend over de plaats van de bebouwing, alsmede de grote en de vorm van het voormalige minigerecht. Maar de afmeting van de boerderij zoals die op de kadasterkaart zijn aangegeven, beantwoorden niet meer aan die van de bouw in 1660, zodat we moeten aannemen dat deze alweer door een nieuw gebouw is opgevolgt. In 1830 staat de boerderij direct langs de Lobbendijk en op het omgrachte terreintje staan geen gebouwen meer, maar het doet dienst als boomgaard. |
Op 16 januari 1840 verkoopt Aletta van Schaik de boerderij met de daarbij behorende landerijen aan Jan Carel Wendel Strick van Linschoten voor de som van f 18.100,— De beschrijving van de gebouwen en landerijen luidt alsvolgt: "Een hofstede bestaande in een huizinge of boerenwoning, bakhuis, schuur, twee bergen, een duifhok met erve grond en tuin bepotinge en beplantingen met aanhorige boomgaard bouw en weilanden, alle tiendvrij te samen groot 20 bunders 31 roeden en 40 ellen zijnde het voormalige Huberts Gerecht van Wulven genaamd 'de Geer"'. Vanaf 1840 tot 1929 is de Dijkhoeve in het bezit van de opeenvolgende generaties Strick van Linschoten. |
De boerderij en het land was in gebruik bij pachters. In 1866 vind de aanleg plaats van de spoorweglijn Utrecht - 's-Hertogenbosch. Het spoor verdeeld de 24 morgen land in twee complexen, de boerderij met ongeveer de helft van het land aan de westkant van het spoor en de andere helft van het land aan de oostkant. |
In de jaren 1884-1886 vermeldt het kadaster een verbouwing: het bouwen van een bijgebouw en het bouwen van een schuur. Dit bijgebouw is waarschijnlijk het in 1986 afgebroken bakzomerhuis. In 1921 wordt door koop, Dijkhoeve eigendom van Willem van Dijk, een veehouder die er zelf op woonde. Als in 1928 Jochem van Dijk eigenaar is geworden, verhuurdt deze de boerderij aan Jan Veen. In 1932 komt er een einde aan het bestaan van de 24 morgen. |
Jochem van Dijk verkoopt de boerderij met de grond aan de westkant van het spoor aan H.Picard, koopman te Utrecht, de grond aan de oostkant van het spoor wordt gekocht door Reyer van Dijk die ze toevoegd aan zijn boerderij aan de Odijkseweg. H. Picard laat de Dijkhoeve bewonen door een van zijn personeelsleden de heer Steven van Oostrom, die het bakzomerhuis bewoonde. De Dijkhoeve zelf verkeert dan in slechte staat en wordt niet meer bewoond. Picard laat het woongedeelte inrichten als paardenstal en het achterhuis als bergruimte. |
In 1951 werd zijn zoon F.C.J. Picard eigenaar die al vanaf 1941 bakzomerhuis bewoonde. In een gesprek met de heer Picard (dd. 15-7-88), kon deze zich nog goed herinneren dat er naast het bakzomerhuis een terreintje was, dat hoger lag dan zijn omgeving met, zoals de heer Picard het verwoordde, omgeven door een sloot die breder en dieper was dan de andere perceelssloten (dit was het terreintje van de voormalige omgrachte boerderij). Het duifhok dat in 1840 bij een verkoop werd vermeld is bij zijn komst op de boerderij al verdwenen wel waren er nog drie hooibergen waarvan er al kort daarna twee gesloopt werden. In 1965 koopt B.V. Nifterik Dijkhoeve. Hij laat in 1967 de oude fruitboomgaard op het omgrachte terreintje rooien, het perceel egaliseren en de grachten dempen Het geheel wordt daarna ingepoot met een struiken-boomgaard. Tenslotte laat hij in 1969 een nieuwe schuur bouwen, deze schuur werd in 1980 door de gemeente verbouwd tot het sociaal cultureel centrum Dijkhoeve. Op 29 oktober 1973 verkoopt B.V. Nifterik de Dijkhoeve met de bijgebouwen en de aanliggende gronden aan de gemeente Houten ten behoeve van de uitbreiding van het dorp. In 1980 laat de gemeente de boerderij en de hooiberg slopen en in 1986 ondergaat het bakzomerhuis hetzelfde lot. En nog in 1988 zal de tot sociaal cultureel centrum verbouwde schuur eveneens worden gesloopt. Binnen enkele jaren zal het na sloop vrijgekomen oude woonperceel met zijn rijke geschiedenis door de nieuwbouw van Houten zijn bedekt. |
Overgenomen uit: 'De Geer of de Reumsthofstede, Leen de Keijzer, Peter Koch, Otto Wttewaall, 1988, Houten'. |
Aankoop landbouwgrond van landbouwer Jan van Schaik
Boerderij 'Zorgvliet'
gelegen aan De Poort 8, 10, 10A en Suevenpoort 16
Geschiedenis boerderij Zorgvliet
‘Zorgvliet’ was de naam van een zeventiende-eeuwse buitenplaats die tot in het begin van de negentiende eeuw ten zuidwesten van de huidige langhuisboerderij lag. Deze is in 1926 in opdracht van M. Oostveen gebouwd, ter vervanging van een oudere boerderij, die ooit deel uitmaakte van de buitenplaats. Het ontwerp was van architect G.J. Brinkhof uit De Meern. Een gevelsteen vermeldt: ‘Deze steen/ is gesteld/ door/ Maria Oostveen/ 25 Maart 1926’. De voorgevel heeft een risalerende middenpartij waartegen een rondbogig portiek met balkon is geplaatst. Links van de portiek bevindt zich een grote serre. Opvallend zijn de halfronde roeden bovenlichten van de balkondeuren en vensters op de verdieping. Beide zijgevels hebben eveneens rivalerende middenpartijen onder steekkappen in de vorm van wolfdaken. Terracotta pirons bekronen de nokvorsten. In 1964 is het voorhuis in twee woningen gesplitst. Links van het hoofdgebouw staat nog een schuur uit 1908, die door een aanbouw met de boerderij is verbonden. Overgenomen uit: Houten Historische Bebouwing. O.J. Wttewaall en J.A.M. Smits 1991. De Naam Zorgvliet betekend: 'De geweken zorgen' of 'De verdwenen zorgen'. |
De Bouwgeschiedenis van Zorgvliet
De eerste bouwperiode Binnen de bouwgeschiedenis onderscheiden we twee bouwperioden. Het gedeelte van het fundament dat maar voor een klein deel in het opgravingsvlak was gelegen, direct naast de geluidswal, was afgedekt door een brandlaag van as, stro en houtresten. Onder deze brandlaag werden scherven gevonden van blauwgrijs aardewerk en steengoed, stammende uit het einde van de 15de eeuw. Deze vondsten geven aan dat het gebouw in het begin van de 16de eeuw moet zijn afgebrand. Het steenformaat dat voor de funderingen gebruikt is, is 29 x 14x7 cm, een formaat dat bekend is onder de naam ’kloostermop’. Deze kloostermoppen werden al in de 14de eeuw gebruikt. Doordat de funderingen van het gebouw niet geheel opgegraven konden worden, is het onmogelijk een juiste datering voor deze bouwperiode te geven. In ieder geval kunnen we de aanwezigheid van een gebouw in de 16de eeuw bevestigen. |
Op de opgravingstekening zijn een groot aantal funderingen getekend, aangegeven met A t/m I, die ons een beeld geven van de bouwgeschiedenis van het huis Zorgvliet en van het |
Tussen het vondstmateriaal van deze bouwperiode bevindt zich een interessante bijzonderheid, namelijk leemresten die door de hoge temperaturen tijdens de brand en van de nagloeiende aslaag tot vaste brokken zijn gebakken. Onderzoek wees uit dat de leem afkomstig is van de vlechtwerkwanden, die ter isolatie met deze grondstof bestreken waren. In de vaste brokken zijn de uitsparingen nog zichtbaar van het weggebrande vlechtwerk. We kunnen dus op grond van deze vondsten concluderen dat het gebouw uit de oudste bouwperiode moet zijn opgetrokken uit gemetselde muren en houten vlechtwerk wanden. In het opgravingsvlak bevindt zich nog een aantal funderingen van andere gebouwen uit de oudste bouwperiode. Deze funderingen zijn op de opgravingstekening aangegeven met A t/m D. A Een gedeelte van een ovaal keldertje met een diepte van 90 cm en een stenen B Een fundering met de afmeting 2,30 x 2,30 m. Vermoedelijk is dit het C De funderingen van een gebouw, die onder de geluidswal verder lopen. De afmeting van de stenen is 29 x 14 x 7cm. Op de vloer liggen geel geglazuurde plavuizen met de afmeting 16,2 x 16,2 x 3,2 cm. D Een keldertje met de afmetingen 2,20 x 2,05 x 0,80 m. Het keldertje heeft een stenen vloer. De stenen hebben de afmeting 29 x 14 x 7cm. In het keldertje lag een laag verkoold hooi en stro van 30 cm dik. |
De tweede bouwperiode
Na de brand, die aan het begin van de 16de eeuw de gebouwen uit de eerste bouwperiode verwoestte, is aan de noordkant van het terrein een nieuw gebouw opgetrokken. De opgegraven en gedetermineerde bouwmaterialen, aardewerkscherven en glasscherven tonen aan dat deze woning rond 1650 gebouwd moet zijn. Het gebouw was vrij groot en had vele voorzieningen. Deze zijn op de opgravingstekening aangegeven met E t/m I. E Een grote kelder met de afmetingen 4,30 x 3,30 m. De toegang tot de kelder werd verschaft door een gemetselde, stenen trap. De stenen hebben de afmetingen 22 x 11 x 4 cm en 23 x 11,5 x 4,5 cm. De vloer van de kelder was belegd met lichtbruin geglazuurde plavuizen met de afmetingen 22 x 22 x 2,5 cm. F Een regenwaterbak met de afmetingen 1,70 x 6,55 m. De bak was opgebouwd met stenen met de afmetingen 22 x 10 x 4 cm en 23 x 10,5 x 4 cm. |
De bak was aan de binnenkant bekleed met ongeglazuurde, blauwgrijze plavuizen met de afmetingen 22 x 22 x 2,5 cm. De waterbak werd afgesloten met een overkluizing waarin een opening voor een pompbuis was uitgespaard. De bak bevond zich geheel onder de grond, afgedekt door een dikke laag aarde. Op deze wijze werd het regenwater stofvrij, koel en vorstvrij bewaard. Het regenwater diende als drinkwater en voor het gebruik in de keuken. Voordat de waterbak gebouwd werd is eerst een laag eiken boomstammetjes op de grond gelegd ter grootte van de bak. Hierop werd een vloer gelegd uit 3 cm dikke planken. Op deze vloer werd de regenwaterbak gemetseld. Dit vloertje was noodzakelijk voor de gelijke verdeling van het gewicht van de bak. Bij ongelijke gewichtsverdeling zou de bak door verzakking kunnen gaan scheuren en lekken. |
G Voor de afvoer van de gootsteen etc. zijn een aantal gemetselde goten aangebracht die het water in overkluisde zinkputten loosden. H Een pompput, gestapeld op een houten wagenwiel, met een gemetselde kluis waarin een opening voor de zuigbuis van een pomp was aangebracht. Over de functie van het wagenwiel kunt u uitvoerig lezen in het hoofdstuk HOUT. I Een beerput met een gestapelde onderkant die rust op een planken raamwerk. De kluis van de put was tijdens de sloop al verwijderd. Over de indeling van het gebouw worden we uitvoerig ingelicht door een beschrijving die gegeven werd bij de verkoop van het huis op 12 augustus 1808.1 Aangezien de tekst een zeer gedetailleerde weergave van het gebouw geeft, is er voor gekozen de tekst geheel over te nemen. |
12 augustus 1808 Een bijzonder tot de jagt wel gelegene buitenplaats genaamd Zorgvlied gelegen bij den dorpe van Houten, een uur van de stad Utrecht, bestaande in een heeren huizinge, waar van de gang bij ’t inkomen in 't voorhuis met wit marmere steen belegd ende huizinge voorzien is aan de een zijde van drie kamers. De eerste behangen met geschilderd doek en een fraaije schoorsteen. De tweede met dito behange schoorsteen, de derde zijnde een zeer groote kamer met een beschildert behang en zeerfraaije schoorsteen met een schilderstuk penant spiegel en verguld penant tafeltje met een marmer blad, aan de andere zijde eerst een gemakkelijke trap daar aan volgende een met zes trappe opgaande fraaije behangen kamer met een schoorsteen en secreet en onder dezelve kamer een schoone overkluisde wijn en bier kelder, daar naast een kleine kamer waar aan een tweede gemak ofsecreet, dan een grootere behangen kamer, item ruime keuken metfournuisen 1 put en regenwaterpomp en daarbij een overkluisde prooisiekelder, boven die kelder een domistique kamer en hierbij een tweede trap. Boven twee logeerkamers een prooisie kamer en nog een domistique kamer en groote zolders, een spatieuse koetshuis en ten weder zijden stallinge ieder voor zes paarden waar van de eene met een steene krib, koetsiers kamer en extra groote hooi zolder, ter zijde een schuur voor turf als anders, groote menagerie, welaangelegde tuinen met schuttinge met persiken en andere vruchtboomen, als mede eene steene muur gegarneerd met persiken, abricosen boomen en wijngaarden, aan 't begin van dezelfde een put waters pomp, en agter die muur een groote loots tot berging van brandhout en 7 geene de tuinen betreft, voortsfransche boomgaard allerhande verdere fijne exquise vruchtdragende boomen, lanen van ijpe ijke en beukeboomen, slinger en andere boschen te zamen groot ruim vier en een halve mergen. |
Bron: in 1988 nog Rijksarchief Utrecht, Protocollen van transporten 1682- 1810. Rechteliike archieven. Wulven nr. 1291. Heden te vinden in het archief 64 Dorpsgerechten, Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU), Wijk Bij Duurstede. |
De buitenplaats, zoals Zorgvliet in de verkoopbeschrijving wordt genoemd, wordt gekocht door Pieter de Goey voor de som van ƒ. 7800,-. |
Eigenaren en bewoners van Zorgvliet
Bewonerslijst 1. 1599 Wouter Frederikse van Bemont (OSG) |
Eigendomsstructuren van Zorgvliet
OSG 1536 Jan Dirksz. te Utrecht 4m + hoff. OSG 1691 Nu eigendom wed. Mr. Ploos van Amstel te Utrecht a/d Strosteeg br. Adriaan Claesz. won Houten. Ploos van Amstel of Zoudenbalch? Frans van Linden en Judith van Rheenen. -1690 1/2 Frans van Linden, 1/2 erven Judith van Rheenen. (1M) 1690-1692 1/3 Jasper van Linden, 1/3 Dirk van Linden en 1/3 Anthonetta van Linden gehuwd met Hendrik Roeck. 1692-1709 Jasper van Lynden. 1709-1711 Jasper van Lynden en Digna Elisabeth Booth, bewoners. 1711-1714 Jasper Scheurwater pander van Jasper van Lynden, bewoner. 1714-1731 Jasper van Lynden en Digna Elisabeth Booth, bewoners 1731- 1732 Digna Elisabeth Booth, woonde te Utrecht. 1732- 1734 Gerlach Frederik-, Alexander Hendrik- en Evert Comelis van der Capellen en Jasper Scheurwater. 1734 Gerlach Frederik-, Alexander Hendrik- en Evert Corned van der 1734-1740 Alexander Hendrik van der Capellen. 1740-1759 Evert Cornelis van der Capellen, heer van Mijdrecht, bewoner. 1759-1796 Daniel Cornelis van der Capellen, heer van Mijdrecht, bewoner. 1796 (1) 20 juni 1796, Daniel Cornelis van der Capellen, heer van Mijdrecht draagt over aan Jan Kol (de buitenplaats Zorgvliet, de naam wordt niet vermeld) alsmede de boerderij 14 januari 1796 ten overstaan van notaris Willem Dop gepasserd. 1803 (2) 20 oktober 1803, Jan Kol draagt over aan Cornelis Frederik d’ Hangest d’Yvoy de buitenplaats Zorgvliet en de boerderij. 20 mei 1803 ten overstaan van notaris Jan de Wijs gepasseerd. 1806 (3) 1 juli 1806, Cornelis Frederik d’ Hangest d’Yvoy verkoopt publiek de buitenplaats Zorgvliet en de boerderij aan Jean Gossiaux. 1809 (4) 13 september 1809, Jean Gossiaux verkoopt aan Pieter de Goey wonende onder de Gerechte van Schonauwen de buitenplaats Zorgvliet 12 augustus 1809 ten overstaan van notaris Willem Voorsteegh publiek verkocht te Houten. 1809 (5) 2 oktober 1809, Jean Gossiaux verkoopt aan Jan Peek de boerderij behorende bij de buitenplaats Zorgvliet met landerijen 12 augustus 1809 ten overstaan van notaris Willem Voorsteegh publiek verkocht. 1819 (6) Nr. der woning: 5. Buitenplaats gedeeltelijke geamoveerd. 1821 geheel geamoveerd Pieter de Goey. |
Overgomen uit: Zorgvliet Archeologische vondsten "van een bijzonder wel gelegene buitenplaats bij den dorpe van Houten", 1992, uitgave Archeologische Werkgroep 'Leen de Keijzer'. |
Eigenaren van boerderij Zorgvliet van 1 oktober 1832 tot 1987
1. (weduwe) Jan Peek (... - 1829) 2. Jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen (1829 - 1850) 3. Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten (zoon) (1850 - 1890) 4. Ottolina Maria van Notten - Strick van Linschoten (echtgenote) (1890 - 1905) 5. Jan Cornelis Schinkel (1905 - 1925) 6. Cornelis Oostveen, weduwe Anthonia Agatha de Wit (1925 - 1943) 7. Wilhelmus Franciscus Gerardus Sturkenboom (1943 - 1952) 8. Wilhelmus Franciscus Gerardus Sturkenboom, 9. Gemeente Houten (1966 - 1987) Bron: Kadasterarchiefviewer 1832-1987 |
Houtensewetering 19
In 1720 maakt deze boerderij deel uit van de bezittingen van het Utrechts Convent van Oudwijck. Aan het einde van die eeuw wordt hij verkocht aan Jan Peek, die daarvoor pachter van de boerderij was. De weduwe van Jan Peek verkoopt de boerderij omstreeks 1840 aan jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen. Circa 30 jaar later koopt Elisabeth Nieuwendijk de boerderij, zij was de weduwe van Cornelis Vernooij. Hierna blijft hij in bezit van de familie Vernooij. In 1928 werd een nieuwe boerderij gebouwd, hierin bevindt zich nog de kelder met tongewelf van zijn voorganger. De boerderij werd gebouwd in opdracht van J. Vernooij door de Houtense aannemer S. A. de Graaf. |
|
Eigenaren boerderij Houtensewetering 19 1832 - 1834 wed. Jan Peek |
Houtensewetering 29
Volgens de kaart uit 1720 is deze boerderij op dat moment eigendom van dr. Molenaer. Deze dr. Molenaer heeft hier niet gewoond maar verpachtte hem. Ook de volgende eigenaren verpachtten de boerderij. Evenals boerderij Houtensewetering 27 koopt in 1735 Catharina van Heusden, weduwe van J. F. Mamouchet, deze boerderij. De verkoopster was de weduwe van dr. Johan Molenaer. De omschrijving in de akte luidt: ’een huijsinge of hofstede met bergen schuer en duijfhuijs, mitsgaders omtrent sestien mergen soo bouw weij als boomgaerď. |
Eigenaren boerderij Houtensewetering 29 1832 - 1834 Willem (Evertje) Lagerweij |
In 1832 blijkt de boerderij in bezit te zijn van Willem Lagerweij, die hem op donderdag 5 juni 1834 verkoopt aan J. C. W. Strick van Linschoten van Rhijnauwen. De boerderij blijft in bezit van de familie Strick van Linschoten tot 1890, als hij verkocht wordt aan W. Sturkenboom. Zijn weduwe, Johanna Vernooij, laat omstreeks 1910 op de plaats van de oude boerderij een nieuwe bouwen. De familie Sturkenboom blijft tot op heden eigenaar. In de achtergevel van de schuur rechts naast de boerderij zijn duivennissen aangebracht. Dit is een overblijfsel van het gebruik van vele boeren om duiven te houden, zoals blijkt uit het veelvuldig voorkomen van een ’duijfhuijs’ in zeventiende- en achttiende-eeuwse overdrachtsakten van boerderijen. Bron: O.J. Wttewaall, Rondom de Leedijk, 2003. |
Boerderij De Staart aan de Hoofdveste 21
Geschiedenis boerderij De Staart De aan het einde van de Koedijk gelegen langhuisboerderij dateert in haarhuidige vorm uit de achttiende eeuw. In een akte uit 1796 wordt de boerderijomschreven als een 'huijzinge bakhuijs en berg waar in de tapperij word geexerceert'. De exploitatie van een tapperij hing nauw samen met een andere functievan de eigenaar, namelijk die van brugwachter van de nabijgelegen ophaalbrugover de Houtensewetering, die de Koedijk met de Hoonkade verbond. De gedeeltelijk witgepleisterde boerderij ligt onder een rieten afgewolfd zadeldak.De voorgevel heeft vier zesruits schuifvensters, waarvan de luiken inmiddels zijn verdwenen. In de woonkamer is nog een tegeltableau uit de tweede helft van de achttiende eeuw aanwezig. Van het achterhuis verdient de lemen vloer apartevermelding. De twee leilinden vóór het pand staan op de plaats van het aan heteind van de vorige eeuw gesloopte bakhuis. |
Overgenomen uit: Houten Historische Bebouwing. O.J. Wttewaall en J.A.M. Smits 1991. |
Eigenaren boerderij De Staart (1832-1987) 1832 - 1833 Jan Schimmel |