Straatnamen Houten Zuidwest
(wijzigingen voorbehouden er kunnen geen rechten aan deze lijst ontleend worden)
Gebruik Ctrl + F voor het zoeken naar je straatnaam.
Buurt De Stenen
Wijknaam thema: diverse steen soorten
De Stenen geportretteerd op zondag 13 augustus 2006, door Sander van Scherpenzeel. |
1. De Steen - Steen is een harde stof met een minerale samenstelling. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 17 maart 2020. |
Steen is een harde stof met een minerale samenstelling (bijvoorbeeld baksteen, beton of natuursteen). Steen kan op verschillende wijzen worden geproduceerd of gewonnen: gedolven uit een steengroeve, gebakken uit klei, gevormd uit beton gemaakt van kalk en zand: kalkzandsteen. |
2. Damsteen - Een van de witte of zwarte speelstukken van het damspel Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
Dammen is een bordspel. Het bord bestaat uit 100 vakjes, velden genaamd, in 10 rijen van 10, waarbij de velden afwisselend wit en zwart zijn. Er wordt gespeeld met damschijven. Dit zijn ronde schijven (meestal van hout). Voor het spel worden 20 witte en 20 zwarte damschijven gebruikt. Als oorsprong voor dammen geldt het bordspel Alquerque. |
|
3. Deksteen - Een deksteen is onderdeel van een hunebed of dolmen. Een hunebed bestaat uit draagstenen (rechtopstaande grote stenen), waarop dekstenen rusten. De dekstenen vormen het plafond. Er zijn in de loop der eeuwen veel stenen verdwenen, ze werden gebruikt voor bijvoorbeeld de aanleg van wegen, de bouw van huizen en het versterken van zeeweringen. |
Doorgaans staan de draagstenen grotendeels op evenwijdige lijnen. Twee draagstenen en een deksteen worden samen een juk of trilithon genoemd. De juk of meerdere jukken worden afgesloten door sluitstenen. De ruimtes tussen deze stenen werden opgevuld door kleinere stenen, de stopstenen. De ingang is vaak in het midden van de lange zijde te vinden en bevat in sommige gevallen poortstenen. |
Het geheel werd afgedekt door een dekheuvel, waarbij in sommige gevallen de dekstenen niet werden bedekt en zichtbaar bleven. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
|
4. Dobbelsteen - Een dobbelsteen (ook wel: teerling) is in de gebruikelijke uitvoering een kubusvormig voorwerp met op elk van de zijden een van de ogenaantallen 1 tot en met 6. Het woord dobbelsteen verwijst naar het oude spel dobbelen. Door werpen van de dobbelsteen zal een van de zijden min of meer toevallig boven komen. Het aantal ogen op deze zijde wordt als uitkomst van de worp beschouwd. De dobbelsteen fungeert daarmee als toevalsgenerator die met gelijke kansen van 1/6 de getallen 1 t/m 6 voortbrengt. |
Tegenwoordig zijn er ook dobbelstenen met andere aantallen genummerde zijden; dit zijn meestal regelmatige veelvlakken of daarop gebaseerde lichamen. Ook zijn er varianten van de kubusvormige dobbelsteen met andere afbeeldingen op de zijden, afhankelijk van de gewenste toepassing. Een dobbelsteen behoort zo gevormd te zijn dat elke zijde een even grote kans heeft om boven te komen liggen. Zo'n dobbelsteen heet zuiver. |
Dit is niet bij elk aantal vlakken even makkelijk te verwezenlijken. In werkelijkheid zal elke dobbelsteen wel wat onregelmatigheden hebben, zodat een zuivere dobbelsteen niet bestaat. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
5. Dominosteen - Domino is een legspel dat met speciale dominostenen wordt gespeeld. De stenen zijn vaak gemaakt van plastic of hout, vroeger ook van echte steen of ivoor. De stenen zijn langwerpig van vorm en verdeeld in twee vierkante veldhelften, ieder gemerkt met ogen. In de standaarddomino-uitvoering hebben de helften nul tot zes ogen maar er zijn ook uitvoeringen met nul tot negen, nul tot twaalf en nul tot achttien ogen. |
In de standaardset komen alle 28 combinaties van 0 tot 6 eenmaal voor. Domino is zeer populair op het eiland Curaçao en in Latijns-Amerika, onder de jeugd verliest domino echter aan populariteit. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
6. Drijfsteen - Drijfsteen is een lichte bouwsteen die bestaat uit vulkanisch en licht puimsteen gruis (ook wel bims genoemd) gebonden door portlandcement. Deze steen is erg licht door de vele lucht die in de bims is opgesloten en daardoor drijft deze steen dan ook op water. De dichtheid van drijfsteen bedraagt 700 à 740 kg/m3. |
Drijfsteen is vooral geschikt voor warmte- en geluidsisolatie en minder geschikt voor constructieve doeleinden. Daarom veel gebruikt voor warmte- en geluidsisolerende tussenwanden en niet dragende wanden. De eigenschappen van drijfsteen zijn verwant aan die van cellenbeton. De drijfsteenindustrie ontstond na 1840 in het Neuwiederbekken aan de Rijn (Neuwied, Andernach en dergelijke), waar de grondstof puimsteengruis ruim voorhanden was. In Nederland werden deze stenen in 1881 geïntroduceerd. De productie bedroeg 119 miljoen stenen in 1894 en 229 miljoen stenen in 1902. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
Firet |
7. Edelsteen - Edelstenen zijn zeldzame gesteenten, die meestal worden bewerkt en verwerkt in sieraden en sierobjecten. Edelstenen beschikken over de volgende kenmerken: Schoonheid. Hieronder vallen visuele aspecten zoals kleur, glans, vuur, doorzichtigheid en lichteffecten. Duurzaamheid. Hierbij wordt gekeken naar hardheid, breekbaarheid/splijtbaarheid en chemische bestendigheid. Zeldzaamheid. Hierbij wordt gekeken naar hoe vaak een product in de natuur voorkomt. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
8. Gevelsteen - Een gevelsteen is een stenen plaat of blok met een inscriptie en vaak een emblematische voorstelling in reliëf die (meestal) de voorgevel van een gebouw siert. De gevelsteen verleent het gebouw een eigen, herkenbare identiteit. |
Gevelstenen zijn meestal van natuursteen, maar er zijn ook exemplaren van terracotta bekend en in Hoorn is een eiken reliëf te vinden, op de plek waar anders een gevelsteen zou zitten. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
* |
9. Granietsteen - Graniet is een zuur (of felsisch) stollingsgesteente dat voornamelijk bestaat uit drie mineralen; kwarts, veldspaten (kaliveldspaat en plagioklaas) en mica's (muscoviet en/of biotiet). Ook amfibool komt in graniet voor. De onderlinge verhouding van de mineralen verschilt, maar doorgaans is kwarts de dominante component (ongeveer 50%). |
Het kwarts is meestal grijs, het veldspaat kan gekleurd zijn (crème, roze voor kaliveldspaat en (melk)wit voor plagioklaas) en de glimmers zijn meestal bruin of lichtgrijs van kleur. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
*
10. Kalksteen - Kalksteen is sedimentair gesteente dat ontstaat door de opeenhoping van (kalkhoudende) stoffelijke overblijfselen van in zee levende organismen. Daarmee bestaat kalksteen voornamelijk uit calciumcarbonaat (CaCO3) en vindt men er regelmatig fossielen in terug (schelpen, ammonieten, e.d.). Blauwe hardsteen is bijvoorbeeld een vorm van fossiele kalksteen, bestaande uit de restanten van zeelelies. |
Kalksteen wordt vooral in tropische gebieden gevormd (koraal), maar ook in Noordwest-Europa komt het voor. In Zuid-Limburg dagzoomt de kalksteen op veel plekken. Een deel van deze kalksteen is in de vorm van krijtgesteente, dat in Limburg mergel wordt genoemd. Ook de witte krijtrotsen van Dover bestaan uit krijtgesteente. In België komt in de Ardennen op veel plekken kalksteen voor. |
In kalksteen treden vaak karstverschijnselen op zoals grotten met druipstenen, dolines, poljes en diepe karstdalen. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
11. Kiezelsteen - Kiezelstenen of kiezels zijn afgeronde, gladde klasten (keien, stenen of grind, naargelang de korrelgrootte). Ze worden gevormd door slijting en schuring tegen elkaar onder invloed van water of wind. Vandaar dat men ook spreekt van rolstenen. Uit hun aanwezigheid op Mars kon worden afgeleid dat er ooit water heeft gestroomd: sommige exemplaren waren te zwaar om door wind te zijn meegevoerd. |
Kiezelstenen krijgen hun vorm door te worden meegevoerd in een rivier of onder inwerking van zeegolven en -getijden. In zogenaamde reuzen- of duivelsketels worden bijzonder sferische exemplaren gevormd. Ze worden vaak als zodanig gebruikt in kunstwerken of als bouwmateriaal. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
|
|
12. Kraagsteen - Een console is in de bouwkunde een vooruitspringend of uitkragend constructiedeel aan een kolom of wand. Een console brengt het gewicht van zijn belasting, van bijvoorbeeld van een ligger of een vloer, over op die kolom of wand. Kraagstenen, consoles en klossen. Van oudsher worden vooruitspringende stenen in een muur gebruikt om gewicht te kunnen dragen van balken, gewelfribben, kroonlijsten en balkons. Deze stenen worden kraagstenen genoemd. De term console werd in de bouwkunde aanvankelijk alleen gebruikt voor een relatief hoge kraagsteen, vaak met een S-vorm en/of met één of twee voluten. Rijk versierde consoles met voluten werden veel toegepast in de barokke architectuur. |
Vandaag de dag is de benaming console de algemene term voor elk vooruitspringend constructiedeel, al was het maar omdat een kraagsteen een steen is. Consoles kunnen ook van andere materialen zijn gemaakt, zoals beton, staal of hout (klossen). Consoles en kraagstenen zijn net als kapitelen blikvangers bij een constructie. Ze zijn dan ook vaak uitbundig versierd. In de architectuur is de decoratieve functie soms minstens zo belangrijk als de bouwtechnische. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
13. Lazuursteen - Lapis lazuli of lazuursteen is een ondoorzichtig gesteente met een intense azuurblauwe kleur. Het wordt voornamelijk gewonnen in Afghanistan. Als edelsteen zijn vooral de intens blauwe stenen gewild, liefst licht goudkleurig gespikkeld met pyriet gouden glitters. Witte calcietaders maken de steen waardeloos. Lapis lazuli met te veel calciet en pyriet is ook minder gewild. Kleine hoeveelheden pyriet helpen echter een steen als echt te identificeren en brengen de waarde niet naar beneden. |
De beste kwaliteit lapis wordt in Afghanistan en Chili gevonden, maar er zijn ook vindplaatsen verder noordelijk in Centraal-Azië en China. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
|
14. Leisteen - Leisteen (Engels: slate; Duits: Schiefer) is een metamorf gesteente dat gekenmerkt wordt door één duidelijke, dominante foliatie van afwisselende laagjes kwarts met veldspaat en laagjes mica. Dankzij deze foliatie heeft leisteen een sterke splijting en verbrokkelt het in dunne, plaatvormige brokken. |
Leisteen wordt in de natuur gevormd door de metamorfose van kleirijk sediment, zoals schalie of kleisteen. Het wordt veel als dakbedekking gebruikt, zeker in gebieden waar het aan het oppervlak voorkomt, zoals in het zuiden van België en aangrenzende delen van Duitsland. Leisteen kan in bepaalde gebieden in de bergen worden gevonden. Het ontstaat uit klei die onder druk in de loop van vele miljoenen jaren omgevormd wordt tot leisteen. |
Leisteen, een natuursteen, bestaat uit een compositie van verschillende sedimenten, die door samenspoeling van verschillende stoffen, waaronder kwarts, hematiet en pyriet, om er maar een paar te noemen, onder hoge druk zijn ontstaan. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
15. Maansteen - Maansteen is een natrium-kalium-aluminium-silicaat met de chemische formule (Na,K)AlSi3O8. |
De meestvoorkomende maansteen bestaat uit het mineraal orthoklaas. De plagioklaasveldspaat oligoklaas vormt ook maansteen. Maansteen is een veldspaat met een parelmoer- of glasglans. |
Maansteen bestaat in het algemeen uit twee soorten veldspaat, orthoklaas en albiet. De twee soorten komen in de vorm van een mengkristal voor. Als een dergelijk mengkristal afkoelt, ontstaat er ontmenging in de vorm van afwisselende laagjes orthoklaas en albiet. Wanneer licht op deze dunne laagjes valt, wordt het in vele richtingen verspreid (adularescentie). Dat verklaart het gebruik van maansteen als siersteen. |
Er komen maansteenafzettingen voor in Australië, de Centrale Alpen, Mexico, Madagaskar, Myanmar, Noorwegen, Polen, India, Sri Lanka en de Verenigde Staten. |
Er zijn op de Aarde drie bronnen van maansteen: verzameld door het Amerikaanse Apolloprogramma; (2415 monsters met een gewicht van 382 kg) monsters meegenomen door het Russische Loenaprogramma; (326 gram) gesteente dat door inslagen van de oppervlakte van de Maan zijn geslingerd en als maanmeteoriet op de Aarde terechtkwamen (vanaf 2006 meer dan 30 kilo). |
De leeftijd van de op de Maan verzamelde rotsen kan door middel van radiometrische datering vastgesteld worden, en bedraagt van 3,2 miljard jaar voor de basalt-monsters uit de maanzeeën tot 4,6 miljard jaar in de hooglanden. De samenstelling van het gesteente is vooral plagioklaas, pyroxeen en kleinere hoeveelheden olivijn en ilmeniet. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
|
16. Mergelsteen - Mergel is een sedimentair gesteente dat uit een mengsel van klei en fijnverdeelde kalk bestaat. Het is een slecht afgebakend begrip. Qua samenstelling neemt dit gesteente een plaats in tussen kalksteen en schalie, de overgang verloopt gradueel. Hoewel er verschillende definities bestaan, wordt in Nederland de regel gehanteerd dat mergel een gesteente is dat voor 25-75% uit kalk bestaat en voor het restant uit klei. Door het grote gehalte aan kleimineralen kan mergel niet zo goed cementeren als kalksteen, waardoor het gemakkelijker erodeert. De limburgse mergel is eigenlijk geen mergel maar een kalksteen. |
Limburgse mergel is de naam die in Limburg wordt gegeven aan krijtgesteente. Hierbij gaat het meestal niet om mergel volgens de geologische betekenis. De Limburgse mergel is vooral afgezet tijdens het Krijt en komt ondergronds in vrijwel geheel Nederland en grote delen van Vlaanderen voor. |
Mergel is in België een van de vele steensoorten die gewonnen wordt voor gebruik in de bouw en monumentaal werk, maar voor Nederland is het de enige voor deze doeleinden gewonnen steensoort. Hoewel het zeer zacht gesteente is, is het vrij weervast, mits de vochthuishouding goed geregeld is; natte mergel kan kapotvriezen. Mergel bestaat voor 98% uit koolzure kalk en 2% uit andere bestanddelen, voornamelijk zand. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
17. Metselsteen - Kalkzandsteen is zowel een uit kalk en zand samengestelde kunststeen als een bepaald type natuursteen. In de bouwkunde is kalkzandsteen de benaming voor een metselsteen die gevormd wordt door ongebluste kalk en zand intensief te mengen, in steenvorm te persen en onder stoomdruk te verharden. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
18. Natuursteen - Natuursteen is in de bouwkunde en civiele techniek een gesteente, dat in de natuur wordt aangetroffen en dat na een eventuele bewerking, geschikt is als bouwmateriaal. Natuursteen treft men aan in vele variëteiten. Tegenwoordig wordt gesteente uit de hele wereld naar Nederland en België gehaald. Gewoonlijk wordt een onderverdeling gemaakt in: stollingsgesteente: onder andere granieten, trachieten en basaltlava's afzettingsgesteente: onder andere kalkstenen, zandstenen en tuffen |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
De voorgevel van huis Klein-Curaçao aan De Poort 36. De eerste steen werd in juli 1866 (rechtsonder) gelegd door 6 jarige Lena Stoltz. Haar vader was militaire op Curaçao. Lena Stoltz emigreerde met moeder Elizabeth Adriana Gerber met haar 7 zussen en 5 broers in 1866 naar Houten. Vader Jacobus Stoltz van beroep sergeant infanterie was al overleden.
Opdrachtgeefster tot de bouw van het huis was Lena Abels, zij woonde destijds op huis Bollesteyn in Maarssen. Zij was de enige erfgename van haar vader Theo Abels die sociliteur-militaire was (militair-zakenman of zaakwaarnemer). Een vermogen persoon in het begin van de negentiende eeuw. Lena Abels kon heel wat geld (uit de Vechtstreek) in dit nieuw te bouwen huis pompen als vastgoed investering. Misschien ook wel dat Lena Abels het huis om mevrouw Gerber, weduwe van Jacobus Stoltz bouwde om met een aantal van haar 13 kinderen uit de Nederlandse Antillen laten overkomen. De heer Theo Abels, die eerder overleden was, was in de eerste helft van de negentiende eeuw een vermogend man. In de verkoopakte wordt het voorgaande huis De Grund genoemd. Al bekend en ingetekend op een plattegrond van Houten uit 1590 van de Ridderlijke Duirsche Orde, Balije van Utrecht. Van dit eerder huis De Grund zijn uit de vroegere negentiende eeuw geen afbeeldingen bewaard gebleven. Mevrouw Gerber maakte haar woonverblijf naar de zin en noemde het nieuwe huis Klein-Curaçao. wat het tot op de dag van vandaag nog steeds heet. Elf jaar later in 1877 bij de bouw van het huis waar de burgemeester van Houten Jacob Waller in ging wonen aan De Poort 40. Werd dat het (nieuwe) huis De Grund. Van oorsprong heette de grond waar het op staat al de Grund, wat ongetwijfeld van het woord grond komt. Wat veel mensen niet weten is dat de langste periode van het huis De Grund van familie Waller tussen 1877 tot ca. 1900 op naam van Herman Waller kadastraal stond ingeschreven. Herman is de vader van Jacob Waller. Voor veel oud inwoners van Houten zal het dan het huis De Grund (De Poort 40) van de burgemeester zijn. Maar gezien de kadastrale administratie was het meer een familiehuis van de familie Waller. |
19. Sluitsteen - Een sluitsteen is een vaak zorgvuldig behakte steen, aangebracht in de top van een boog of op de ontmoetingsplaats van enkele ribben in de top van een ribgewelf. Wanneer de sluitsteen doorhangt, wordt de term druiper gebruikt. Deze vorm komt voor in sommige laatromaanse Duitse gewelven. Wanneer een sluitsteen in een gewelf ver naar beneden hangt, spreken men van een Mariakroon. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
20. Waalsteen - Klei gewonnen in of nabij rivier de Waal waar steen van gemaakt is. (baksteen). |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
21. Zandsteen - Zandsteen is een sedimentair- of afzettingsgesteente dat voornamelijk bestaat uit zandkorrels. Bij sedimentatie van zandkorrels worden ook silt, kalk, grind, glimmers, veldspaat en andere gesteentefragmenten afgezet. |
Door verwering wordt een van oorsprong geelbruine zandsteen grijs. Het voorkomen van bepaalde oxiden en andere mineralen kleurt varianten bruinrood. Zandsteen bestaat voornamelijk uit kwarts. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 13 juni 2000. |
In 1996 werden voor de zuidwestelijke kwadrant van Houten diverse wijknamen vastgesteld. Voor bouwprojecten in de buurt De Stenen en De Muren werd voor de wijknaam Schonauwen gekozen. Genoemd naar het gelijknamige kasteel, heerlijkheid en vroegere gemeente (1818-1857) Schonauwen betekend 'mooi land' of 'mooi natte weidegrond'. Waarop scho teruggaat op het middelnederlandse woord voor mooi of prachtig. En nauwen de betekenis heeft van weidegrond of natte weidegrond zoals de echte betekenis ervan is. Vergelijke maar eens Nassouwe en Rhijnauwen. Bij herziening van de wijkindelingen en buurten in 2011 in opdracht van het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft de gemeente Houten de wijknamen die eerder waren vastgesteld bij collegebesluit van burgemeester en wethouders op dinsdag 13 maart 2012 ingetrokken. Na deze dag werd de wijknaam Schonauwen niet meer gebruikt in de administratie. Na dit besluit werd De Stenen een buurt van de wijk Houten Zuidwest. |
Buurt De Muren
De Muren geportretteerd op vrijdag 1 december 2006, door Sander van Scherpenzeel. |
1. De Muur - Een muur is een verticale constructie die dient als afscheiding tussen twee ruimten. Een muur kan gemaakt zijn van leem, natuursteen, baksteen of gewapend beton. Het woord muur is afgeleid van het Latijnse woord murus (= muur). Daarmee is het woord muur een van de meest ingeburgerde leenwoorden van het Nederlands. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 mei 2001 en 1 juni 2004. |
2. Boogmuur - Een spaarboog is een boogconstructie die gebruikt is om materiaal en/of arbeid uit te sparen. Om een fundering of muur te bouwen is veel metselwerk nodig, waarbij men door middel van een boog een deel van de muur of fundering overbrugde. De meeste boogmuren komen voor in funderingen en worden grondbogen genoemd. |
Ook bovengronds komen spaarbogen voor zoals in Romeinse aquaducten, een zijde van muren en andere plaatsen. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 mei 2001. |
3. Burchtmuur - Muur deel uitmakend van een burcht, fort of kasteel. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 2004. |
4. Cascademuur - Cascade is het woord voor kleine waterval. Een Waterval is een geologische formatie die ontstaat doordat water stroomt over een gesteentelaag die harder, en dus erosie-bestendiger is, dan een daaronder liggende laag. Als de bovenlaag door het water wordt doorbroken ontstaat een plotseling hoogteverschil. |
Sommige watervallen ontstaan in bergachtige omgevingen met snelle erosie en stroombeddingen die aan snelle veranderingen onderhevig zijn. In deze gevallen is een waterval niet het gevolg van het langzaam uitschuren van een bedding door het water maar van een betrekkelijk snel geologisch proces als het verschuiven van platen in de ondergrond of van vulkanische activiteit. De meeste watervallen zijn het resultaat van het uitslijpen van een rivierbedding gedurende vele jaren. |
Meestal is de ondergrond een behoorlijk harde steensoort met daaronder een zachtere. Het over de rand stortende water zal de zachtere onderlaag onder de harde laag wegslijpen. De harde bovenlaag zal veel langzamer afbreken. Hierdoor blijft steeds een scherpe rand bestaan die zich echter langzaam stroomopwaarts verplaatst. Cascademuur een muur waar een kleine waterval vanaf komt. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 mei 2001 en 1 juni 2004. |
5. Donjonmuur - Een donjon is een middeleeuwse versterkte woontoren, al dan niet gebouwd op een motte. De eerste donjons waren van hout; later werden ze gebouwd met stenen uit een steengroeve of in baksteen. |
De naam is afkomstig van het Gallo-Romaanse woord dominionem (op zijn beurt weer afgeleid van het Latijnse dominium/dominus) en betekent zoiets als (huis van de) Heer. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 mei 2001. |
6. Draagmuur - Een muur die een belangrijke functie heeft in het ondersteunen van de daarboven liggende delen van een gebouw. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 2004. |
7. Galerijmuur - Muur onderdeel uitmakend van een (flat)gallerij. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 mei 2001 en 1 juni 2004. |
8. Grachtmuur - Muur onderdeel uitmakend van een oever naast de gracht. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 mei 2001 en 1 juni 2004. |
9. Haardmuur - Muur deel uitmakend een een schouw of haard De Haard (ook schouw) is de stookplaats. Van oorsprong was de haard de plek waar (binnen het huis) het vuur brandde, in het begin een open vuur (het haardvuur) of, zoals wij het nu zouden noemen, de open haard. Het was daarom ook de plek waar gekookt werd. |
De naam haard is overgegaan naar het fornuis, waarop, nog steeds met vuur, werd gekookt. Ook de op hout en kolen gestookte kachels werden haard genoemd. De haard was, vanwege de warmte, vaak de centrale plek van het huis. Vandaar dat het woord ook overdrachtelijk gebruikt wordt als middelpunt. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 2004. |
10. Hofmuur - Muur deel uitmakend van open of gesloten hof. Een ommuurt hof. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 mei 2001. |
11. Kademuur - Havenmuur of muur aan de walkant van een gracht. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 mei 2001. |
12. Kanaalmuur - Muur deel uitmakend van de oever van een kanaal. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 2004. |
13. Kantelenmuur - Een kanteel of tinne is een onderdeel van verdedigingswerken. Het is een rechtopstaand, vierkant of rechthoekig stuk van een borstwering, met eventueel een schietgat in het midden. |
Kantelen worden al sinds de oudheid gebruikt als verdedigend element, later, vanaf de Middeleeuwen, ook als verfraaiing. Het doel van kantelen was het beschermen van de verdedigers tegen door de aanvallende partij afgeschoten projectielen (pijlen, later kogels en projectielen), terwijl ze door het gebruik van schietgaten en de openingen tussen de kantelen de aanvallers relatief veilig konden beschieten. Naast hun praktische nut werden en worden kantelen ook gebruikt als architectonisch element. |
Muur bestaande uit kantelen. |
|
14. Kapelmuur - Muur deel uitmakend van een kapel. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 mei 2001 en 1 juni 2004. |
15. Keermuur - Een keermuur of keerwand is een stijf, grond- of waterkerend kunstwerk dat door een groot gewicht en een brede voet een grote standzekerheid kan bereiken. Een keermuur is vaak van gewapend beton of van stalen damwandplaten gemaakt, maar er kunnen ook andere materialen gebruikt worden. |
De geprefabriceerd betonnen elementen worden langs elkaar geplaatst waardoor een betonnen muur ontstaat met een groot draagvermogen. Hierdoor kunnen de keerwanden dan ook voor een groot aantal doeleinden gebruikt worden waaronder het maken van kelders, sleufsilo's, solide fundering, kademuren en opslagtoepassingen. Een vroege toepassing van dit prefab principe is de muraltmuur, een snelle en goedkope manier om dijken te verhogen. |
Kenmerkend is dat een deel van het benodigde gewicht wordt geleverd door de grond die op de fundatieplaat rust, dit leidt tot materiaalbesparing. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 2004. |
16. Kerkmuur - Muur deel uitmakend van een kerk. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 2004. |
17. Kleimuur - Muur gemaakt van klei of stenen van klei. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 2004. |
18. Kloostermuur - Muur deel uitmakend van een klooster. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 2004. |
19. Kluismuur - Muur onderdeel uitmakend van wal-, kluis-, of werfmuur. Muur waar een brandkast of kluis in gevestigd is. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 mei 2001 en 1 juni 2004. |
20. Paleismuur - Muur onderdeel uitmakend van een paleis. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 mei 2001 en 1 juni 2004. |
21. Slotmuur - Muur onderdeel uitmakend van een slot of kasteel. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 mei 2001 en 1 juni 2004. |
22. Spiegelmuur - Muur bestaande uit spiegels. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 2004. |
23. Stadsmuur - Een stadsmuur is een muur of ommuring van een stad waarmee een verdediging tegen vijanden werd gevormd. In de middeleeuwen moest een stad eerst toestemming van de landsheer verkrijgen, voordat een stadsmuur mocht worden gebouwd. |
Dit was niet direct gekoppeld aan het verkrijgen van stadsrechten: meestal was het een afzonderlijk privilege dat pas later werd verleend. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 mei 2001. |
24. Tolmuur - Economische afsluiting door hoge invoerrechten. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 2004. |
25. Torenmuur - Muur onderdeel uitmakend van een toren. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 mei 2001. |
26. Tuinmuur - Een muur naast of om een tuin. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 2004. |
27. Vestingsmuur - Muur van een vesting, kasteel of burcht. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 mei 2001. |
|
28. Werfmuur - De stenen afsluitmuur van de werfkelder is de werfmuur, hij hoorde bij de kelder, en om de paar meter was er dus een andere eigenaar. En dat was te zien: de ene werfmuur was goed onderhouden, de ander stond op instorten. Voor de werven zelf gold eenzelfde verhaal. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 15 mei 2001. |
In 1996 werden voor de zuidwestelijke kwadrant van Houten diverse wijknamen vastgesteld. Voor bouwprojecten in de buurt De Muren en De Stenen werd voor de wijknaam Schonauwen gekozen. Genoemd naar het gelijknamige kasteel, heerlijkheid en vroegere gemeente (1818-1857) Schonauwen betekend 'mooi land' of 'mooi natte weidegrond'. Waarop scho teruggaat op het middelnederlandse woord voor mooi of prachtig. En nauwen de betekenis heeft van weidegrond of natte weidegrond zoals de echte betekenis ervan is. Vergelijke maar eens Nassouwe en Rhijnauwen. Bij herziening van de wijkindelingen en buurten in 2011 in opdracht van het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft de gemeente Houten de wijknamen die eerder waren vastgesteld bij collegebesluit van burgemeester en wethouders op dinsdag 13 maart 2012 ingetrokken. Na deze dag werd de wijknaam Schonauwen niet meer gebruikt in de administratie. Na dit besluit werd De Muren een buurt van de wijk Houten Zuidwest. |
Buurt De Polders
Wijknaam thema: diverse soorten polders
De Polders geportretteerd op vrijdag 1 december 2006, door Sander van Scherpenzeel. |
1. De Polder - Een polder is een door waterkeringen omgeven gebied waarvan de waterstand kunstmatig geregeld kan worden. De waterstand binnen de polder is hierdoor lager dan in het omliggende gebied. Polders worden in het algemeen doorkruist door watergangen. Voor de waterhuishouding is het noodzakelijk dat de sloten goed door kunnen stromen. |
Om hiervan zeker te zijn worden de sloten twee keer per jaar geschouwd: er wordt gecontroleerd of het water diep genoeg is en of er geen waterplanten in het water staan. Eigenaren van land grenzend aan water zijn verplicht om hun sloten te schouwen. Een polder is een waterstaatkundige eenheid, dat wil zeggen dat het geen verbinding heeft met het buitenwater behalve via kunstwerken. |
Een poldermolen, gemaal (soms meerdere) of spuisluis regelt het polderpeil; via inlaten kan (vers) water worden binnen gelaten. Een polder is omgeven door een of meer waterkering(en). Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
|
2. Dampolder - Een dam is een dwars door een water gelegen afsluiting, bedoeld om vissen te vangen, water te keren of te beheersen ten behoeve van bijvoorbeeld inpoldering, energieopwekking voor met name de mijnindustrie, of wegenaanleg. Natuurlijke dammen worden gebouwd door bevers en stuwdammen door mensen. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
3. Dijkgraafpolder - De dijkgraaf is de benaming voor de voorzitter van een waterschap, in Vlaanderen polder genoemd. Een dijkgraaf is vergelijkbaar met de functie van burgemeester. Een dijkgraaf maakt geen deel uit van het algemeen bestuur en heeft daarin ook geen stemrecht. In het dagelijks bestuur van een waterschap heeft hij wel zitting en stemrecht. Het dagelijks bestuur van een waterschap wordt college van dijkgraaf en heemraden genoemd. |
Een dijkgraaf wordt voor een periode van zes jaar door de Kroon benoemd. In het verleden werden bij voorkeur mensen benoemd die zelf aanzienlijke bezittingen hadden in het te beschermen gebied. De gedachte hierachter was dat het eigenbelang van de dijkgraaf hem motiveerde om de veiligheid van het gebied tegen overstromingen te waarborgen. Hoewel de titel 'dijkgraaf' geen adellijke titel is, kwamen in de praktijk dijkgraven door dit beleid vaak uit adellijke families. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
4. Herfstpolder - De herfst of het najaar is een van de vier seizoenen. De Germaanse wortel harbista werd in het Oudhoogduits herbist, in het Middelhoogduits herbest en in het Oud-Fries en Middel-Nederlands hervest. |
Ook het Engelse woord harvest oogst is verwant met onze naam voor dit seizoen. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
5. IJsselpolder - De IJssel (Nedersaksisch: Iessel) of Gelderse IJssel (ter onderscheiding van de Hollandse IJssel) is een Nederlandse aftakking van de Rijn. De rivier takt bij Westervoort (de IJsselkop) ten oosten van Arnhem af van de Rijn bij Kmr 878,6 en stroomt in noordoostelijke en later in noordelijke richting naar het Ketelmeer respectievelijk het IJsselmeer. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001 en 30 januari 2007. |
6. Lentepolder - De lente of het voorjaar is een van de vier seizoenen. De lente volgt op de winter en wordt gevolgd door de zomer. Tijdens de lente worden in de noordelijker streken van het noordelijk halfrond de bomen veel groener en gaan veel planten bloeien; geleidelijk wordt het warmer en wordt de kans op vorst kleiner. |
De astronomische lente begint op het noordelijk halfrond (meestal) op 20 maart en eindigt (meestal) op 21 juni. Op het zuidelijk halfrond begint de astronomische lente meestal op 22 september. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
7. Lingepolder - De Linge is een rivier die in de Betuwe van Doornenburg tot Gorinchem stroomt. Grote delen van de Linge zijn niet bevaarbaar voor gemotoriseerde schepen. De gemeenten Lingewaard en Lingewaal ontlenen hun naam aan de Linge. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 30 januari 2007. |
8. Maaspolder - De Maas (Frans: Meuse) is een 950 kilometer lange rivier in West-Europa. De Maas ontspringt in Frankrijk en stroomt daarna nog door België en Nederland. In Nederland is de Maas de zuidelijkste van de grote rivieren en mondt ze in de Nederlandse rivierdelta uit in de Noordzee. |
De naam Maas is afgeleid van het Middelnederlandse Mase. Er kan worden aangenomen dat deze naam voortkomt uit het Oudnederlandse Masa, dat niet in teksten is aangetroffen, en dat deze naam uit de Oergermaanse vorm Masō is ontstaan. Deze naam is zeer waarschijnlijk vroeg uit het Keltisch ontleend, waar de rivier oorspronkelijk waarschijnlijk Mosā heette. |
In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, is de Nederlandse naam niet van het Latijnse Mosa afkomstig. De naam heeft namelijk een overgang van oudere o in a, die kenmerkend is voor het Germaans. Het is dus aannemelijk dat de Germanen al hun eigen naam hadden voor de rivier, die echter alleen in het huidige Nederlands en het verwante Duits nog is bewaard. Zowel de Germaanse als de Latijnse naam zouden dan afzonderlijk aan het Keltisch zijn ontleend. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001, 30 januari 2007 en 17 maart 2009. |
9. Plantagepolder - Een plantage is een stuk grond waarop op grote schaal gewassen verbouwd worden. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
10. Rijnpolder - De Rijn (Duits: Rhein, Frans: Rhin, in het Nederlands vroeger ook: Rhijn) is met 1233 kilometer een van de langere rivieren van Europa. 800 kilometer ervan ligt in Duitsland, waar ook het grootste deel van het stroomgebied (120.000 van de 185.000 km²) ligt. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001 en 30 januari 2007. |
11. Scheldepolder - De Schelde (Frans: Escaut) is een 350 kilometer lange rivier die ontspringt in de gemeente Gouy in het noorden van Frankrijk en door België en het zuidwesten van Nederland naar de Noordzee stroomt. Haar eerste benaming was Scaldis, in een Romeinse tekst uit de 1e eeuw voor Chr. Een andere naam was Scala. De grootste haven aan de Schelde is die van Antwerpen. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001, 30 januari 2007 en 17 maart 2009. |
|
12. Vechtpolder - De Vecht, ter onderscheiding van de Overijsselse Vecht soms ook als Utrechtse Vecht aangeduid, is een Nederlandse rivier die door de provincies Utrecht en Noord-Holland loopt. De Vecht begint bij de Weerdsluis in de stad Utrecht en mondt zo'n 42 kilometer verder bij Muiden uit in het IJmeer. Onderweg stroomt de Vecht onder andere langs de plaatsen Maarssen, Breukelen, Loenen en Weesp. |
In 1996 is het beheer en onderhoud van de Vecht door het Rijk overgedragen aan het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. In de Vecht is ten zuiden van Muiden tussen 2014 en 2016 het aquaduct Vechtzicht gerealiseerd. Hiermee wordt de rijksweg A1 onder de rivier door geleid. |
De Overijsselse Vecht (Nedersaksisch: De Vechte) is een regenwaterrivier in Duitsland en Nederland. Zij is 167 kilometer lang waarvan 60 km in Nederland. Haar oorsprong ligt in het Münsterland en zij mondt bij Zwolle in het Zwarte Water. Het stroomgebied van de Overijsselse Vecht beslaat 3780 vierkante kilometer. In Duitsland wordt de rivier Vechte genoemd. De eerste schriftelijke vermelding van de Overijsselse Vecht stamt uit omstreeks 1232 en staat in het geschrift Narracio. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 30 januari 2007. |
|
13. Winterpolder - De winter is een van de vier seizoenen in de gematigde en polaire streken. Het afwisselen van de winter met de andere seizoenen wordt veroorzaakt door de schuine stand van de aardas. In de winter staat op het noordelijk halfrond de aardas van de zon af en in de zomer juist naar de zon toe. |
Op het zuidelijk halfrond is dit omgekeerd, zodat de winter zich daar juist afspeelt tijdens de zomer van het noordelijk halfrond. Het meest kenmerkend aan de winter is hierdoor, behalve de in vergelijking met andere seizoenen lage temperaturen, de korte dagduur. Zoals ook met de andere seizoenen, wordt onderscheid gemaakt tussen de meteorologische en de astronomische winter. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
14. Zomerpolder - De zomer is een van de vier seizoenen. |
De oorsprong van de naam is waarschijnlijk afgeleid van het Middelnederlands somer en verwant aan het Oudsaksisch, Oudhoogduits en Oudnoords sumar. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
In 1996 werden voor de zuidwestelijke kwadrant van Houten diverse wijknamen vastgesteld. Voor bouwprojecten in de buurt De Polders en De Waters werd voor de wijknaam De Hoon gekozen. Teruggaande op de Hoonpolder en vroegere Hoonwetering die in de buurt gelegen lag. De buurt De Polders ligt in deze voormalige polder. De naam Hoonwetering komt al in de vijftiende eeuw voor. Vaak werd in die tijd hoon ook wel als hoen geschreven. Wat de betekenis heeft van vogel. Maar dit lijkt een onwaarschijnlijkere verklaring. De naam van de polder en wetering gaan terug op de laag gelegen ligging van het gebied. Hoon is het oud Nederlandse woord voor laag, laag gelegen of laag denkend over iemand doen. De buurtnamen De Polders en De Waters gaan terug op de betekenis van hun ligging in wijk Zuidwest. Wat voor het jaar 2000 nog laag gelegen en een drassige gebied was. Bij herziening van de wijkindelingen en buurten in 2011 in opdracht van het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft de gemeente Houten de wijknamen die eerder waren vastgesteld bij collegebesluit van burgemeester en wethouders op dinsdag 13 maart 2012 ingetrokken. Na deze dag werd de wijknaam De Hoon niet meer gebruikt in de administratie. Na dit besluit werd De Polders een buurt van de wijk Houten Zuidwest. |
Buurt De Waters
Wijknaam thema: diverse water soorten
De Waters geportretteerd op vrijdag 1 december 2006, door Sander van Scherpenzeel. |
1. Het Water - Water (H2O; aqua of aq.; zelden diwaterstofoxide of oxidaan) is de chemische verbinding van twee waterstofatomen en een zuurstofatoom. Water komt in de natuur voor in de drie verschillende hoofdfasen: als vloeistof, als vaste stof en als gas. |
Bij kamertemperatuur is water een vloeistof zonder specifieke kleur en geur. Al het leven op aarde bestaat grotendeels uit en is afhankelijk van water. Water bedekt 71% van het aardoppervlak. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
2. Ballastwater - Ballastwater wordt in schepen gebruikt om de diepgang, stabiliteit en sterkte van het schip te verbeteren wanneer het schip niet (volledig) geladen is. Jaarlijks wordt er ongeveer 10 miljard ton ballastwater over de wereld getransporteerd. Het water wordt in havens, rivieren en op open zee door zeeschepen in ballasttanks geladen en elders op de wereld weer gelost. Dit proces wordt verduidelijkt met behulp van nevenstaande afbeelding. |
Vertrek (bijvoorbeeld in New Orleans): het schip is bezig met vracht te lossen en ter voorbereiding van de reis naar een nieuwe haven (bijvoorbeeld Rotterdam), moet het schip ballasten. Dit gebeurt door water (waarin het schip drijft) in te nemen. |
Aankomst: het schip is aangekomen en begonnen met leegpompen van de ballasttanks ter voorbereiding van het innemen van lading Het schip is geladen en onderweg naar een nieuwe bestemming met lege ballasttanks. Water, geladen in de vertrekhaven (Mississippiwater), komt daardoor terecht in vreemd Rotterdams water. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 31 mei 2005. |
|
3. Bluswater - Bluswater wordt door de brandweer gebruikt als blusmiddel om een brand te bestrijden. Een vuur dooft als het brandende materiaal tot onder het vlampunt wordt afgekoeld. |
Water als blusmiddel is goedkoop, goed verkrijgbaar en effectief. Vloeibaar water verdampt bij 100 graden Celsius, dat is veel lager dan het vlampunt van veel materialen. Voor de verdamping van water is veel warmte nodig, wat aan het vuur wordt onttrokken, terwijl waterdamp de toevoer van zuurstof verhindert. Bij volledige verdamping geeft 1 liter water ongeveer 1700 liter stoom. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 31 mei 2005. |
4. Buiswater - Buiswater is water dat door de combinatie van wind, golven en snelheid over een schip slaat. Meestal over de boeg van een varend schip, maar bij harde wind kan het ook over de zij en het hek overslaan. |
Ook bij kalm weer en met weinig wind kan buiswater ontstaan, namelijk als de koers van een schip die van een ander schip op korte afstand kruist. Ook dan kan die combinatie van factoren voor buiswater over de schepen zorgen. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
5. Dooiwater - Dooiwater, o . water door ’t smelten van sneeuw en ijs ontstaan. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
6. Fonteinwater - Een fontein (Latijn fons, fontis: bron) is een natuurlijke of kunstmatige installatie die water spuit. Dit kan permanent zijn of variëren afhankelijk van de druk door de toevoer van de vloeistof. De oorsprong van de kraan en van de wastafel is de fontein. Een kleine wastafel (bijvoorbeeld in een toiletruimte) wordt nog altijd een fonteintje genoemd. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
7. Geiserwater - Een geiser of doorstroomverwarmer, foutief ook wel doorstroomboiler genoemd, is een apparaat dat dient voor de bereiding van warm water, het water wordt hierbij meestal verwarmd door middel van aardgas, soms met propaan of butaan, maar er zijn ook geisers die gebruikmaken van elektriciteit. De naam is afgeleid van een geiser, een warmwaterbron in de natuur. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 31 mei 2005. |
8. Getijdewater - (getijdewater, tijwater) water waarop eb en vloed heersen. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
9. Hemelwater - Regen is, net als sneeuw (ijskristallen) en hagel (kleine, gelaagde ijsklompen), een vorm van neerslag alias hemelwater. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
10. Hoogwater - Hoogwater is het bereiken van een bepaald kritisch waterpeil in zeeën of rivieren, dat soms leidt tot overstromingen. In zeeën en wateren met merkbare getijden is hoogwater het moment van het hoogste waterpeil aan het einde van de vloed en voor de overgang naar eb. Hoog- en laagwater van het getij wisselen elkaar gemiddeld gezien af om de 6 tot 6½ uur. |
Hoge getijdenstanden bij volle en nieuwe maan worden springtijden genoemd en worden soms versterkt door getijgolven of wind (driftstroom) tot stormgetij die zo een vlakke kust mijlenver kunnen overstromen. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
11. IJswater - Water van gesmolten ijs. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
12. Kristalwater - Kristalwater is water dat als ligand is opgenomen in het kristalrooster van een chemische stof. In chemische formules worden de moleculen kristalwater meestal aangegeven achter een punt. |
Kristalwater komt heel veel voor in zouthydraten, kristallen van eiwitten, maar ook in kristallen van polaire organische stoffen. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
|
13. Laagwater - Laagwater is het ogenblik dat de eb op zijn laagst is. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
14. Mineraalwater - Mineraalwater is water dat mineralen bevat die het een specifieke smaak geven. Zouten, zwavelverbindingen en gassen zijn voorbeelden van stoffen die in het water zijn opgelost. Sommige mineraalwaters zouden volgens overlevering therapeutische eigenschappen hebben. |
Traditionele mineraalwaters werden gebruikt of geconsumeerd bij hun bron. Bij deze bronnen ontstonden vaak kuuroorden, waar echter meer in het water gebaad werd dan dat het water geconsumeerd werd. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
15. Oceaanwater - Zeewater is het zoute water dat in zeeën en oceanen voorkomt. Het onderscheidt zich van zuiver water door het grote aantal er in opgeloste stoffen, zoals anorganische vaste stoffen, organische stoffen en gassen. Daarnaast bevat zeewater ook zwevend materiaal als slibdeeltjes en plankton. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
|
16. Pompwater - Omhooggepompt water. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001 en 31 mei 2005. |
17. Smeltwater - Smeltwater is het water dat afkomstig is van gesmolten sneeuw of ijs. Het smeltwater wordt vaak gevonden in de ablatiestreek van gletsjers, waar de sneeuwdekking minder is. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
18. Sneeuwwater - Gesmolten sneeuw. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
19. Sodawater - Sodawater, gazeuse, bruiswater of spuitwater is gewoon leidingwater, waarin koolzuurgas (kooldioxide) onder druk is opgelost. Dit wordt ook wel carboniseren genoemd. |
Het opgeloste koolzuurgas wordt na opening van de fles zichtbaar als belletjes tegen de wand van het glas. Een fles met sodawater staat onder druk door het opgelost gas, dat deels uit de vloeistof ontsnapt. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 31 mei 2005. |
20. Vijverwater - Een vijver is een door de mens aangelegd, relatief klein meer. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
21. Viswater - Water waarin men vist of waar vis zich in bevindt. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001 en 31 mei 2005. |
22. Vloedwater - Water van de vloed of van een overstroming. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
`
23. Zeewater - Zout water is een oplossing van zouten in water. Meestal wordt hieronder een fysiologische zoutoplossing van 0,9% onder verstaan, maar in de Angelsaksische wereld wordt er een zoutgehalte van meer dan 1,8% mee bedoeld. |
Hiertoe worden bijvoorbeeld zeewater, het water van zoutmeren (en zoutpannen) of pekel gerekend. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
24. Zoutwater - Zout water is een oplossing van zouten in water. Meestal wordt hieronder een fysiologische zoutoplossing van 0,9% onder verstaan, maar in de Angelsaksische wereld wordt er een zoutgehalte van meer dan 1,8% mee bedoeld. |
Hiertoe worden bijvoorbeeld zeewater, het water van zoutmeren (en zoutpannen) of pekel gerekend. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 27 maart 2001. |
In 1996 werden voor de zuidwestelijke kwadrant van Houten diverse wijknamen vastgesteld. Voor bouwprojecten in de buurt De Waters en De Polders werd voor de wijknaam De Hoon gekozen. Teruggaande op de Hoonpolder en vroegere Hoonwetering die in de buurt gelegen lag. De buurt De Waters ligt in deze voormalige polder. De naam Hoonwetering komt al in de vijftiende eeuw voor. Vaak werd in die tijd hoon ook wel als hoen geschreven. Wat de betekenis heeft van vogel. Maar dit lijkt een onwaarschijnlijkere verklaring. De naam van de polder en wetering gaan terug op de laag gelegen ligging van het gebied. Hoon is het oud Nederlandse woord voor laag, laag gelegen of laag denkend over iemand doen. De buurtnamen De Waters en De Polders gaan terug op de betekenis van hun ligging in wijk Zuidwest. Wat voor het jaar 2000 nog laag gelegen en een drassige gebied was. Bij herziening van de wijkindelingen en buurten in 2011 in opdracht van het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft de gemeente Houten de wijknamen die eerder waren vastgesteld bij collegebesluit van burgemeester en wethouders op dinsdag 13 maart 2012 ingetrokken. Na deze dag werd de wijknaam De Hoon niet meer gebruikt in de administratie. Na dit besluit werd De Waters een buurt van de wijk Houten Zuidwest. |
Buurt De Houten
Wijknaam thema: diverse houtsoorten
Het Houten geportretteerd op vrijdag 1 december 2006, door Sander van Scherpenzeel. |
1. Het Hout - Hout is het voornaamste bestanddeel van houtige planten: (vooral) bomen en struiken. Botanisch gezien is hout het door het cambium geproduceerd secundaire xyleem van zaadplanten. |
Volgens deze definitie zijn de houtige weefsels van bijvoorbeeld palmen geen hout in de strikte zin. Een kenmerk is verder de afzetting van lignine (houtstof) in de celwanden. In een andere omschrijving wordt hout daarom gezien als verhout plantenweefsel. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 12 oktober 2010. |
2. Beukenhout - Beukenhout hout van de beukenboom. Beuken of ook wel beukenhout is een houtsoort, een van de belangrijkste loofhoutsoorten voor de industrie in Nederland en België. |
Het is het hout van de beuk (Fagus sylvatica), een in vrijwel heel Europa algemene boomsoort. In delen van Azië, in Japan en in het oosten van Noord-Amerika komen soorten uit ditzelfde geslacht (Fagus) voor, waarvan het hout bij benadering dezelfde materiaaleigenschappen heeft. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 19 oktober 1999 en 22 februari 2002. |
3. Dennenhout - Dennen is de genormeerde naam voor het hout van het geslacht Abies (zilverspar of -den). Het heet ook wel dennenhout. In Duitsland heet het Tanne (of Tannenholz). Een vergissing die licht gemaakt kan worden is de veronderstelling dat dennen afkomstig zou zijn van de grove den (Pinus sylvestris). De naam grove den is echter heel recent, en tot voor enkele decennia heette deze pijnboom (vergelijk het Engelse pine en het Franse pin). Voor zover er hier sprake is van een fout dan ligt deze dan ook in het lichtvaardig veranderen van de Nederlands naam voor de boom. |
Dennenhout wordt in Nederland niet veel gebruikt. Het favoriete naaldhout in Nederland is het vuren (of vurenhout) van Picea abies (de fijnspar). Daarentegen gebruikt Vlaanderen liever grenen (of grenenhout) van Pinus-soorten, voornamelijk, Pinus sylvestris (de grove den). Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 19 oktober 1999. |
4. Ebbenhout - Ebben, of ook wel ebbenhout, is zwartgekleurd hout, dat heel zwaar is (het zinkt in water). In engere zin wordt het geleverd door een aantal tropische soorten uit het geslacht Diospyros (familie Ebenaceae). De genormeerde Nederlandse naam is ebben. Merk op dat de meeste soorten uit dit geslacht geen ebben leveren en dat niet alle soorten tropisch zijn. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 5 juli 2011. |
5. Eikenhout - Eiken (of eikenhout) is een van de bekendste houtsoorten. In het algemeen is eiken sterk en hard, maar toch redelijk makkelijk te bewerken en af te werken. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 19 oktober 1999. |
6. Iepenhout - Iepenhout hout van de iep. Iep (Ulmus) is een geslacht van loofbomen. De bladeren zijn veernervig en hebben een gezaagde bladrand. Ze lijken soms op de bladeren van de haagbeuk (Carpinus betulus). |
Iepenbladeren hebben echter in tegenstelling tot die van de haagbeuk een ongelijke bladvoet. De bloemen bloeien eerder dan dat de bladeren verschijnen. |
Het bloemdek is klein, groen en aan de slippen zijn ze onderling vergroeid. Daar boven staan de meeldraden met paarse helmhokken en de stamper. De zaden zijn afgeplat en hebben een brede gevleugelde rand. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 19 oktober 1999. |
7. Kastanjehout - Kastanjehout hout van de kastanjeboom. Kastanje (Castanea) is een geslacht van loofbomen dat in Nederland niet autochtoon is. De bladeren hebben evenwijdig lopende nerven en een gezaagde bladrand. Het geslacht kastanje omvat circa negen soorten kastanjebomen,waarvan de meeste zo'n 30 tot 40 meter hoog worden: -Castanea alnifolia, Castanea crenata, - Japanse tamme kastanje, - Castanea dentata, Castanea henryi-zeldzame tamme kastanje uit ChinaCastanea mollissima - tamme kastanje uit Oost-ChinaCastanea ozarkensis, Castanea pumila, Castanea sativa - Tamme kastanjeCastanea seguinii. |
De vrucht kan, nadat de stekelige huid (bolster) is verwijderd, worden geroosterd en gegeten, in tegenstelling tot de vruchten van de giftige paardenkastanje, Aesculus hippocastanum, die overigens bij een geheel andere plantenfamilie behoort en dus niet tot dit geslacht. tamme kastanjes. |
Makkelijker dan roosteren is het om de kastanjes te koken. Het is wel lastig de hete gekookte kastanjes te pellen. In Frankrijk wordt graag kastanjepuree (crème de marron) gegeten, en is daar in blikken te koop. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 19 oktober 1999. |
8. Kienhout - Kienhout fossiele houtsoort die in de veengrond te vinden is. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999. |
9. Langshout - De term Langshout wordt gebruikt om een stuk hout te beschrijven op uiterlijk. Een Langshout is een vlak dat ontstaat als een stuk hout in de groeirichting doorgezaagd wordt. |
Na het zagen kan je de vlammen (vormen in het hout) goed zien. Het tegengesteld van langshout is kopshout. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999. |
10. Leedijkerhout - De Leedijk is vermoedelijk tegelijk met de Leesloot aangelegd (vóór het jaar 1000) als verbindingsweg tussen Loerik en de Schalkwijkse polder en, na de ontginning van deze polder in de twaalfde eeuw, met Schonauwen. Al in de zeventiende eeuw komt deze weg voor onder de naam Leewech en Leedijck. Vanwege de toename van het verkeer op de Schalkwijkseweg werd in 1979 de aansluiting van de Leedijk op deze weg opgeheven. De Leedijk werd via een weg die parallel loopt aan de Schalkwijkseweg verbonden met de Lange Schaft. Bron: Rondom de Leedijk 2003; Otto Wttewaall. De naam van de Leedijk aan de westkant van de spoorlijn Utrecht-'s-Hertogenboosch-Boxtel werd in 2003 veranderd in de naam Leedijkerhout. |
De Leedijk aan de oostkant was al in 1998 veranderd in een fietspad en had de toepasselijke naam van het Loeriksepad gekregen. De naam van Leedijk werd in 2012 officieel opgeheven bij besluit van college van burgemeester en wethouders. |
|
11. Mahoniehout - Mahonie is een bekende houtsoort, en als gevolg daarvan, in het algemeen spraakgebruik, ook wel een kleur. Oorspronkelijk was mahonie afkomstig uit West-Indië, van Swietenia mahagoni (familie Meliaceae). Het is mooi stabiel hout, waarmee meubels te maken zijn die niet in een andere houtsoort te maken zijn (de favoriete houtsoort van Chippendale en zijn navolgers). Ook wordt het veel gebruikt in de botenbouw. Tevens is het in gebruik voor bepaalde muziekinstrumenten, met name voor de klankkast van gitaren. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 5 juli 2011. |
12. Merantihout - Meranti is een verzamelnaam voor een groep van meer dan negentig boomsoorten die afkomstig zijn uit Zuidoost-Azië. |
Het in Nederland geïmporteerde hout is voornamelijk uit Maleisië en Indonesië afkomstig. In Nederland zijn deze op zeer grote schaal gebruikt, en zijn lang het voornaamste (bijna enige) tropische hout geweest dat in de bouw gebruikt werd. Daarom wordt de term meranti ook wel onterecht gebruikt als algemene aanduiding voor tropisch hardhout. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 5 juli 2011. |
13. Parkhout - De straatnaam Parkhout is in een periode bedacht dat er door de commissieleden van de straatnaamgevingscommissie weinig inspiratie was. Om enige landschappelijke onderdelen of historische aspecten uit de omgeving van Leebrug te kunnen combineren in straatnamen. Als voorvoegsel of achtervoegsel in de naam. Voor het gedeelte van de Schalkwijkseweg wat heden het Parkhout heet in de Buurt De Houten. Bedacht men de naam 'Parkhout' met een knipogende verwijzing naar de in de buurt gelegen Vijfwal. De Vijfwal is een groenzone die als wal dwars door Houten Zuidoost en Zuidwest loopt. Die vanuit de lucht gezien een vorm met vijf hoeken heeft als een pentagram. De wal wordt veel gebruikt door wandelaars, hondenbezitters en sporters voor recreatie doeleinden. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 oktober 2002. |
|
14. Robiniahout - Robinia is een houtsoort afkomstig van de robinia (Robinia pseudoacacia, familie Leguminosae). Sinds het Europees importverbod voor niet duurzaam geteeld tropisch hardhout uit 2000 gaat robinia de concurrentie aan met houtsoorten als teak en meranti, met grote robinia-plantages in onder meer Polen, Slowakije en vooral Hongarije. |
Het heeft een zeer hoge weerstand tegen aantasting door insecten en rot (duurzaamheidsklasse 1). Robinia is het meest duurzame hout dat in ons klimaat kan groeien. Het kernhout is bruinig tot groenig geel en het spinthout is wit en slechts enkele jaarringen dik. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 19 maart 2013. |
15. Sandelhout - Het Sandelhout wordt liefst geleverd door bomen van de soort Santalum album (familie Santalaceae). |
Nederland had indertijd plantages op Timor en Soemba (Soemba werd ook wel het sandelhout-eiland genoemd). Tegenwoordig zijn er plantages in India, maar deze kunnen de vraag niet dekken. Andere soorten uit hetzelfde genus werden en worden ook gebruikt, met name soorten in Australië en in Hawaï. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 21 oktober 2008. |
16. Schelhout - Een ander woord voor Schel is Schil of Schors, Schelhout het Schors van de boom. (Buitenkant van de boom.) |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999. |
17. Spanhout - Spaanhout (Spanhout) zeer dun en buigzaam hout waarvan onder andere dozen worden gemaakt. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999. |
8. Sparrenhout - Sparrenhout het hout van de sparrenboom. Spar (Picea) is een geslacht van naaldbomen, dat belangrijk bijdraagt aan de bossen op het Noordelijk Halfrond. Verschillende soorten van het geslacht Spar staan niet alleen in het bos, maar worden ook gekweekt voor de sier. Voor sierdoeleinden zijn er kweekvormen met alle mogelijke vormen, zoals bol, piramide, dwerg en treur. De bomen behouden het hele jaar door hun naalden. |
De Fijnspar wordt veel als kerstboom gebruikt en hier dan ook speciaal voor gekweekt. Duurdere kerstbomen zijn de Blauwspar (Picea pungens) en de Nordmann-spar (Abies nordmanniana), die trager groeien, maar waarvan de naalden minder snel uitvallen. De Nordmann-spar behoort tot het geslacht Zilverspar. Kerstbomen met kluit zijn veel minder brandbaar dan bomen zonder kluit. Sparrenhout het hout van de sparrenboom. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 19 oktober 1999. |
19. Stelhout - Stelhout een getande of gekerfde houtstrook waarmee voorwerpen zoals een ziekenstoel, bed of een blad van een lessenaar hoger of lager gesteld kan worden. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999. |
20. Teakhout - Teak is een houtsoort met een grote reputatie, waarover veel misverstanden circuleren. Oorspronkelijk komt teak uit Zuidoost-Azië, maar de teakboom (Tectona grandis) wordt tegenwoordig op grote schaal aangeplant in de tropen. Dit leidt ertoe dat er grote verschillen zijn in kleur, gewicht, hardheid, enzovoort.
|
Verwarrend is ook dat er in de handel tal van namen in omloop zijn die bestaan uit teak met een voorvoegsel. Deels zijn dit teakkwaliteiten uit een bepaald groeigebied (er zijn immers zeer grote verschillen), deels zijn dit fantasienamen (dus voor andere houtsoorten). Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 5 juli 2011. |
21. Timmerhout - Hout wat geschikt is voor timmerwerk. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999. |
22. Vlechthout - Rijshout (Vlechthout) is de verzamelnaam voor tenen en twijgen van veelal wilgenhout die oorspronkelijk werden geoogst in de grienden langs de rivieren en in de Biesbosch. Hiervan worden voornamelijk zinkstukken gemaakt, die worden toegepast in de waterbouw. Van de tenen worden ook matten gevlochten, die worden toegepast als windscherm en dergelijke. Een toepassing die weinig meer wordt toegepast is de verwerking tot rijsdammen bij de landaanwinning achter de waddendijken. Deze dammen remden de afstroming, zodat de kleideeltjes in het water eerder bezonken. |
Tegenwoordig wordt rijshout voornamelijk gekweekt en geoogst op speciaal aangelegde plantages voor de productie van rijshout. Daar wordt het hout machinaal gepoot, geoogst, gebundeld en opgeslagen. Het oude beroep van griendwerker is niet meer aantrekkelijk om twee redenen: het is niet meer rendabel en het is uitermate zwaar werk. De twijgen moeten namelijk op een hoogte van 60 – 70 cm boven het maaiveld met een speciaal hakmes worden gekapt, vervolgens gebundeld en uitgedragen. De ondergrond waarop gewerkt moet worden is meestal moerassig en drassig en dus moeilijk begaanbaar. Vlechthout hout afkomstig van de wilgenboom. |
23. Weteringhout - Het Weteringhout maakte ooit onderdeel uit van de Houtensewetering (weg). De straatnaam commissie gemeente Houten wilde in de tijd dat de buurt De Houten werd gebouwd de naam van de Houtensewetering behouden. Alleen dat was niet mogelijk. Uiteindelijk is het het Weteringhout geworden. Inpassend bij de vroegere naam. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 22 febrauri 2002. |
24. Woelhout - Woelhout)(Knevel) een stok waarmee je ergens in kan woelen, bijvoorbeeld in de grond. Woelen grondbewerking bestaand uit het losmaken van de ploegzool of van andere vaste lagen van de grond met een ondergrondswoeler. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999. |
25. Zonnehout - Zonnehout de zon die op het hout schijnt. Straatnaam het Zonnehout verwijst ook naar de aanliggende school De Zonnewijzer. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 9 september 2003. |
26. Zwenghout - Zwenghout, hout waaraan men de strengen van paarden vastmaakt. (Strengen zijn dunne touwen.) |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999. |
In 1996 werden voor de zuidwestelijke kwadrant van Houten diverse wijknamen vastgesteld. Voor bouwprojecten in de buurt De Houten en De Bouwen werd voor de wijknaam Leebrug gekozen. De naam gaat terug op de vroegere Leebrug over de Leesloot en het nog bestaande voormalige buurtschap van die naam. Gelegen aan het Leedijkerhout. De Leebrug heeft als brug tot ca. 1930 bestaan. Na die tijd is de brug verdwenen doordat de toenmalige provincialeweg Schalkwijkseweg (Parkhout-Zonnehout) werd verbreed en verlegd. De Leesloot en Houtensewetering werden hierbij ook verbreed en verlegd. Enkele foto's van deze brug met het buurtschap zijn op deze pagina te bekijken. Bij herziening van de wijkindelingen en buurten in 2011 in opdracht van het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft de gemeente Houten de wijknamen die eerder waren vastgesteld bij collegebesluit van burgemeester en wethouders op dinsdag 13 maart 2012 ingetrokken. Na deze dag werd de wijknaam Leebrug niet meer gebruikt in de administratie. Na dit besluit werd De Houten een buurt van de wijk Houten Zuidwest. |
Buurt De Bouwen
De Bouwen geportretteerd op vrijdag 1 december 2006, door Sander van Scherpenzeel. |
1. De Bouw - De bouw is de economische sector of bedrijfstak die zich bezighoudt met het produceren van woningen en andere bouwwerken. De kennis die hiervoor nodig is, en de wetenschap die zich daarmee bezighoudt, heet bouwkunde. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 25 januari 2000. |
|
2. Akkerbouw - Akkerbouw is een vorm van landbouw: het is het geheel van economische activiteiten waarbij het natuurlijke milieu wordt aangepast ten behoeve van de productie van planten voor menselijk gebruik. Afhankelijk van het product, de productiemethode en het niveau van welvaart wordt gebruikgemaakt van een groot aantal uiteenlopende technieken, variërend van het werken met eenvoudige werktuigen tot het gebruik van grote machines, waarbij arbeid steeds meer vervangen wordt door machines. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999. |
3. Bosbouw - De bosbouw is een vorm van bosbeheer waarbij bos ten minste ten dele dient als natuurlijke hulpbron. Bij dergelijke deels of geheel op productie gerichte bossen is het verwerven van hout hoofd- of nevendoel. In Vlaanderen en Nederland zijn voor boseigenaren bosgroepen opgericht. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999. |
4. Dagbouw - Dagbouw is een vorm van mijnbouw, waarbij de delfstoffen in een groeve worden afgegraven aan de oppervlakte. Daarom is de aantasting van het landschap bij deze wijze van ontginning erg groot, veel meer dan bij gesloten mijnen. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999. |
5. Grasbouw - Het verbouwen of telen van gras. De grassenfamilie (botanische naam: Gramineae of Poaceae, beide namen zijn toegestaan) is een van de soortenrijkste plantenfamilies van de bedektzadigen: de familie omvat ongeveer 8000 soorten. Leden van deze familie komen op alle werelddelen voor. Op Antarctica groeit een smele-soort. Ook granen, zoals tarwe en rijst, zijn vertegenwoordigers van de grassenfamilie. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999. |
|
6. Hooibouw - Het oogsten van hooi van het land. Hooi bestaat hoofdzakelijk uit gedroogd gras, maar er zitten ook andere planten in die tussen het gras groeien. Ook is er luzernehooi dat uit gedroogde luzerne bestaat. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999. |
7. Landbouw - Landbouw (ook: agricultuur) is het geheel van economische activiteiten waarbij het land wordt gebruikt ten behoeve van de productie van planten en dieren voor menselijk gebruik. Er bestaan vele definities, waarbij tuinbouw en veeteelt meestal wel tot landbouw worden gerekend, maar bosbouw en visteelt vaak niet. |
Afhankelijk van het product, milieu-factoren als de grondsoort en maatschappelijke omstandigheden zoals het niveau van welvaart, wordt gebruik gemaakt van een groot aantal uiteenlopende methoden, technieken en organisatievormen. Zo is er landbouw waarin men werkt met eenvoudige werktuigen en trekdieren, terwijl elders de arbeid verregaand gemechaniseerd en geautomatiseerd is, en machines groot en duur zijn. |
Naast de zwerflandbouw die weinig arbeidsintensief is, maar slechts een kleine gemeenschap kan onderhouden, zijn er de permanente landbouw en irrigatielandbouw die veel grotere aantallen mensen kunnen ondersteunen. |
8. Rijstbouw - Het verbouwen of telen van rijst. Rijst (in Middelnederlands 'rijs') is het voedselgewas uit het geslacht Oryza. Dit zijn Aziatische rijst (Oryza sativa) en Afrikaanse rijst (Oryza glaberrima) , waarvan de eerste de bekendste is. Binnen de Aziatische rijst worden O. sativa subsp. indica en O. sativa subsp. japonica onderscheiden. China is de grootste producent en consument van rijst en Thailand is de grootste exporteur. |
Rijst kan gemalen worden tot rijstemeel en vervolgens gezeefd tot rijstebloem. |
9. Scheepsbouw - Scheepsbouw is een specialisatie in de techniek waarin men zich bezighoudt met de bouw van schepen en boten. Het vindt normaal gesproken plaats in een gespecialiseerde faciliteit, genaamd een scheepswerf. De scheepsbouw behelst naast de constructie van schepen ook de reparatie ervan en het gereedmaken van schepen voor de vaart. |
Technici die gespecialiseerd zijn in de scheepsbouw volgen een gespecialiseerde opleiding. Het is een zeer oud ambacht, waarvan de wortels vermoedelijk vóór de geregistreerde geschiedenis liggen. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999. |
10. Stedenbouw - Stedenbouwkunde is het vakgebied (onderdeel van bouwkunde) dat onderzoek doet naar wenselijke en mogelijke ontwikkelingen voor bestaande en nieuw in te richten gebieden inclusief de openbare ruimte. Onder meer de inrichting van groenvoorziening en landschap, recreatiegebieden, woongebieden, industriegebieden, parkgebieden en landbouwgebieden, maken deel uit van de stedenbouwkundige discipline. In toenemende mate wordt de computer ingezet als instrument voor visualisering van het ontwerp CAD. |
In de stedenbouwkunde wordt gebruikgemaakt van rapporten en haalbaarheidsstudies, technische middelen, schetsvoorstellen, enz. De stedenbouwkundige is daarmee iemand die werkt op het grensvlak van planologie en architectuur. De vakgebieden van de verkeerskunde en de landschapsarchitectuur hebben ook raakvlakken met de stedenbouwkunde. |
De voorstellen worden in conceptvorm gepresenteerd en men heeft veelvuldig overleg met betrokken werkgroepen, opdrachtgevers, w.o. gemeenten, particuliere instellingen en andere belanghebbenden. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 25 januari 2000. |
|
11. Steigerbouw - Het bouwen of opzetten van bouwsteigers op een bouwplaats. Een bouwsteiger is een tijdelijke constructie opgebouwd uit steigerpijpen en -planken om het mogelijk te maken te bouwen of onderhoud te plegen op plaatsen die vanaf de grond niet bereikbaar zijn. |
In de regel wordt een steiger voor een bouwwerk geplaatst, de steiger groeit mee naarmate het gebouw hoger wordt. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 25 januari 2000. |
12. Tuinbouw - Tuinbouw of horticultuur is het op commerciële basis op intensieve wijze telen van groenten, paddenstoelen, fruit, bloemen, planten, bomen, bollen of zaden. Iemand die beroepsmatig bezig is met tuinbouw wordt een tuinder genoemd. |
Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999. |
13. Wegenbouw - Wegenbouwkunde is het vakgebied dat zich bezighoudt met het bouwen van wegen. Het is een toegepaste wetenschap en onderdeel van de civiele techniek. |
Wegenbouwkunde heeft betrekking op de planning, het ontwerpen, de aanleg alsmede het beheer en onderhoud van wegen en wegvoorzieningen (bruggen, tunnels en dergelijke). Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999 en 25 januari 2000. |
14. Wijnbouw - Wijnbouw of viticultuur is het geheel aan land- en tuinbouwmethoden dat ziet op het verbouwen van druiven, het oogsten daarvan en het door middel van persing, gisting en botteling bereiden maken van wijn. Wijnbouw wordt uitgevoerd door wijnboeren in landen die het geschikte klimaat hiervoor hebben. |
De gronden waarop wordt verbouwd heten wijngaarden. De ligging van de percelen en in het bijzonder het microklimaat kunnen bepalend zijn voor de kwaliteit van de druiven en de wijn. Bij besluit van college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 1 juni 1999. |
In 1996 werden voor de zuidwestelijke kwadrant van Houten diverse wijknamen vastgesteld. |