|
Strick: Familienaam uit de algemene plaatsnaam, van Germaanse striki; streep, (land)streek; 'streek'. Plaatsnaam in Elene, Velzeke, Scheldewindeke, Meerbeke, Michelbeke |
2. Familienaam uit Stricht: Maastricht (Nederlands-Limburg) of, Beroepsbijnaam, beroepsnaam van de strijker, de beambte belast met het (glad)strijken van het laken (lakenmeter) of van de korenmaat (korenmeter). 2. Bijnaam van een strikker, die strikt, knoopt. Vergelijk Duits stricken ‘breien’. Bron: Volkoomen.nl Familienamen |
Strik kan ook de betekenis hebben een 'strik/valstrik' om een dier te vangen. Of een knoop/strik die men maakt met een schoenveter bij het strikken van de schoenen. Het knopen van een vlinder das in misschien wel de bekendste betekenis: een vlinderdas of vlinderstrik is een type das die door heren op de boord van een overhemd wordt gedragen. Dit type das dankt zijn naam aan zijn vorm, die enigszins op die van een vlinder lijkt. In de volksmond spreekt men doorgaans van een strikje wanneer men de vlinderdas bedoelt. Bron: Wikipedia.nl (Vlinderdas). |
Linschoten: is een dorp dat onderdeel is van de gemeente Montfoort in de Nederlandse provincie Utrecht. Linschoten is gelegen aan de N204 tussen Woerden en Montfoort. In het dorp gaat het riviertje de Lange Linschoten over in de Korte Linschoten. |
DISCLAIMER: Foto's voorzien van een SHH watermerk in de foto zijn uitsluitend bedoeld voor vertoning op deze website. Rechten liggen bij het Huisarchief Wickenburgh. |
Linschoten wordt voor het eerst genoemd in 1172 als Lindescote, een samenvoegsel van Linde (de naam van een riviertje) en scote (een stuk land dat uitkomt boven het laagland). Hoewel er in 1270 pas voor het eerst een vermelding is van een versterkt Huis te Linschoten, was dit er waarschijnlijk ook al in 1172. Bron: Wikipedia.nl Linschoten (Dorp) Germaans lindo: linde, skauta: beboste hoek land uitspringend in het laagland, of een waternaam Linde: de zachtjes stromende. Bron: Volkoomen.nl Familienamen Rhijnauwen: natte weidegrond (uiterwaarden) langs de (Kromme) Rijn. |
Adriaan Strick van Linschoten
Portret van Adriaan Strick van Linschoten (1650-1724), Heer van Linschoten raad in de vroedschap, schepen en burgemeester van Utrecht. |
Bewoner geweest van Huize Nieuw-Linschoten. Hij is de grootvader van Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten van Rhijnauwen. |
Johan Hendrik Strick van Linschoten
Portret van Johan Hendrik Strick van Linschoten (1687-1759), schilderij uit 1736. Johan Hendrik is de zoon van Adriaan Strick van Linschoten en de vader van Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten van Rhijnauwen. |
Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten van Rhijnauwen
Op 2 oktober 1772 kocht Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten Landgoed Rhijnauwen van de Amsterdamse edelman David ten Hove, Heer van Sleeburg, Den Bosch en Den Breur. Advocaat van het Hof van Utrecht Jacob Smit trad op als gemachtigde voor Ten Hove. De rest van het vast-, en onroerend goed van Rhijnauwen kocht Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten aan van Ten Hove op 4 januari 1773. Waaronder ook boerderij De Uithof. |
Jhr. Jan Balthazar was van beroep Deken van het kaipittel van St. Pieter. Bij Koninklijk Besluit, 's-Gravenhage 8 juli 1816, nr. 57. werd Jan Balthazar Strick van Linschoten Landgoed Rhijnauwen verheven tot jonkheer en zijn nazaten tot jonkheer en jonkvrouw. Bron: Wapenregister van de Nederlandse Adel, W BOOKS. |
Jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen
Portret van Jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen (1790-1850). De zoon van Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten geboren uit zijn tweede huwelijk. Heer van Rhijnauwen, garde d'honneur van keizer Napoleon 1813, hoogheemraad van Bijleveld, den Meerndijk en Zuid-IJsseldijk. Huwde te Bunnik op 7 augustus 1822 met |
Jhr. Hendrik Strick van Linschoten van Rhijnauwen
Portret van Jhr. Hendrik Strick van Linschoten van Rhijnauwen (1827-1889). Zoon van Jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten van Rhijnauwen. Echtgenoot van Agatha Henrietta van Notten. Vader van Jhr. Carel Johan Strick van Linschoten van Rhijnauwen en Jkvr. Agatha Johanna Elisabeth Strick van Linschoten van Rhijnauwen. |
Jhr. Carel Johan Strick van Linschoten van Rhijnauwen
Dit is jhr. Carel Johan Strick van Linschoten van Rhijnauwen (1853-1910). Kleinzoon van jhr. Jan Carel Wendel Strick van Linschoten. Carel Johan was de laatste in mannelijke lijn die Landgoed Rhijnauwen in eigendom had. Na zijn overlijden verkocht zijn echtgenote J.H.A. Geertsema het landgoed in 1919 aan gemeente Utrecht. Tot haar overlijden in 1933 zou zij er blijven wonen. |
Gezin Strick van Linschoten van Rhijnauwen
Jkvr. Arendina Strick van Linschoten
Ambachtsheerlijkheden in bezit
van familie Strick van Linschoten
Rhijnauwen (1818-1858)
Bunnik en Vechten
|
Abstede en Wittevrouwen
Heerlijkheden en buurtschappen Van 1818 tot 1823 was het gebied een zelfstandige gemeente, waar ook de heerlijkheid Blijenburg bij hoorde. In 1840 had het gebied met een oppervlakte van ongeveer 280 ha 2.460 inwoners. In Utrecht bevinden zich de Abstederbrug, -dijk en –hof en de Wittevrouwenkade, - singel en –straat en de Laan van Kovelswade. |
In 1715 verkochten de Staten van Utrecht de heerlijkheden Abstede en Wittevrouwen, alsmede Bunnik en Vechten, aan Jacob de Witte te Vlissingen. In 1724 werden deze heerlijkheden verkocht aan Joseph Loten (1680-1730), die Abstede en Wittevrouwen naliet aan zijn weduwe Christina Clara Strick van Linschoten (1688-1780) en Bunnik en Vechten aan zijn dochter Constantia Johanna Loten (1725-1763). Na haar dood in 1763 werd haar moeder ook vrouwe van Bunnik en Vechten. Zij werd in Abstede en Wittevrouwen opgevolgd door haar neef Johan Balthazar Strick van Linschoten, een zoon van haar broer Jan Hendrik Strick van Linschoten (1687-1759). |
Heren en vrouwen van Abstede en Wittevrouwen |
Johan Balthazar Strick van Linschoten, jhr. mr. (1734-1820) 1759-1820 |
Volgens zijn memorie van successie bestond zijn onroerend goed uit een huis aan de Nieuwegracht in Utrecht, nog vier huizen in Utrecht, huis Rhijnauwen met boerderijen en 32 morgen, de Bisschopshoef met 25 morgen in Zeist, de boerderijen Ten Rijn met 51 morgen in Bunnik, Fortuin met 39 morgen, Rijnswaard met 31 morgen, Bremerlust met 6 morgen, De Uithof met 37 morgen, een boerderij met 12 morgen in De Bilt, met 16 morgen in Abcoude, met 66 morgen in Zuilen, met 81 morgen in Schalkwijk, met 11 morgen in Linschoten, nog vier boerderijen met totaal 108 morgen, een warmoeziershofstede in Abstede en nog bijna 300 morgen land in verschillende andere plaatsen. |
Diederik Willem Jacob Strick van Linschoten, jhr. (1776-1854) 1820-1854 Zoon van de vorige, geb. Utrecht, ov. De Bilt, huis Arenberg. Ook heer van Nieuw-Helvoet en De Quack. In 1832 kocht hij landgoed Arenberg in De Bilt. Lid Provinciale Staten van Utrecht, heemraad Lekdijk Bovendams. Tr. Kortenhoef 1801 Sibilla Antoinette van Renesse van Wilp (1777-1830). |
Volgens zijn memorie van successie bestonden zijn onroerende goederen uit een herenhuis in Utrecht, een boerderij met 67 ha en nog een met 22 ha in Schalkwijk, een boerderij met 35 ha in Linschoten en buitenplaats Arenberg met 10,5 ha in De Bilt. |
|
Cornelia Sara Wilhelmina Antoinetta Strick van Linschoten, jkvr. (1806-1855) 1854-1855 |
Arnoud Gerard Joost baron Taets van Amerongen (1838-1893) 1855-1893 |
Broer van de vorige, geb. De Bilt, huis Arenberg, ov. Brussel. Ritmeester cavalerie. Tr. Oosterbeek 1870 (scheiding van tafel en bed 1894) Maria Catharina Eleonora Riesz (1832-1908). Woonden in 1888 in Luik. Zij was eerder getrouwd met Willem Schuurman. Huis Arenberg is in 1928 afgebroken. Het is niet gelukt nog opvolgers van hem te vinden. |
Tekst en onderzoek: Peter de Jong, Schipluiden. Schrijver van het boek: van macht naar folklore, heerlijkheden in Zuid-Holland na de Franse Tijd heerlijkheden in Zuid-Holland na de Franse Tijd. |
Nieuw-Helvoet
Heerlijkheid en dorp Dorp op Voorne-Putten bij Hellevoetsluis, ambachtsheerlijkheid. Bij Nieuw-Helvoet behoorde de oorspronkelijk zelfstandige heerlijkheid en polder De Quack. In 1724 kocht Daniel Bernard de heerlijkheid voor ƒ 8.200 van de Staten van Holland; kwam via zijn kleinzoon in de familie Strick van Linschoten. Van de heerlijke rechten is weinig gevonden. |
In 1826 wordt het zogenaamde mei- en bamischot vermeld; het bracht toen netto ƒ 648 op. |
Heren en vrouwen van Nieuw-Helvoet Hij werd in 1816 ingelijfd in de Nederlandse adel. Kanunnik en deken van St. Pieter in Utrecht, raad in de Admiraliteit van Friesland, lid van de raad van Utrecht, hoogheemraad Lekdijk Bovendams, ontvanger van de Staten van Utrecht. Tr.(1) Utrecht 1768 Charlotta Martha van Utenhove tot Bottesteyn (1743-1788), tr.(2) Utrecht 1790 Petronella Johanna Godin (1753-1791). |
Diederik Willem Jacob Strick van Linschoten, jhr. (1776-1854) 1820-1854 |
Jkvr. Cornelia Sara Wilhelmina Antoinette Strick van Linschoten. Cornelia Sara Wilhelmina Antoinette Strick van Linschoten, jkvr. (1806-1855) 1854-1855 |
Joost baron Taets van Amerongen (1832-1871) 1856-1871 |
Hortense Cathérine Marie van de Poll, jkvr. (1831-1915) 1871-1915 |
Tekst en onderzoek: Peter de Jong, Schipluiden.Schrijver van het boek: van macht naar folklore, heerlijkheden in Zuid-Holland na de Franse Tijd heerlijkheden in Zuid-Holland na de Franse Tijd. |
De Quack
De polder De Quack was een polder en waterschap in de gemeente Hellevoetsluis (voorheen Nieuw Helvoet) in de Nederlandse provincie Zuid-Holland. |
Het waterschap was in 1811 ontstaan als de (gedeeltelijke) rechtsopvolger van het gelijknamige Ambacht. |
Vlooswijk
Vlooswijk is een polder in de Nederlandse provincie Utrecht die deels in de gemeente Montfoort en deels in de gemeente Woerden ligt. Vlooswijk wordt in het noordoosten begrensd door de Kromwijker wetering. In het zuidoosten grenst het aan de polder Kromwijk, daarvan gescheiden door de Haarmolenvliet, in het zuidwesten aan Diemerbroek en in het noordwesten scheidt de Broekermolenvliet het van (Woerdens) Kromwijk. |
De rechtspraak was in de Middeleeuwen eigendom van het Kapittel van Oudmunster in Utrecht. Het kapittel gaf deze heerlijke rechten in verschillende delen te leen. Vlooswijk bestond uit 6 hoeven, waarvan de twee noordwestelijke later Westenrijk werden genoemd en de zuidoostelijke 4 Oostenrijk of Oosterwijk in Kromwijk. De grond van Oostenrijk was ook eigendom van Oudmunster en werd in leen gegeven, die van Westenrijk niet. De benaming van de heerlijkheid luidt ook wel Vlooswijk en Vlooswijk in Kromrijk. |
In de Franse tijd werd Vlooswijk samen met Wulverhorst, Kromwijk en Linschoter Haar tot de gemeente Wulverhorst samengevoegd. Op 1 januari 1812 werd de gemeente Wulverhorst met Vlooswijk bij Linschoten gevoegd, waarna het op 1 januari 1818 weer zelfstandig werd. Op 8 september 1857 werd het geheel weer bij Linschoten gevoegd.Linschoten ging in 1989 op in de gemeente Montfoort. Het deel ten noorden van de A12 werd bij Woerden gevoegd. |
Tekst en onderzoek: Peter de Jong, Schipluiden. Schrijver van het boek: van macht naar folklore, heerlijkheden in Zuid-Holland na de Franse Tijd heerlijkheden in Zuid-Holland na de Franse Tijd. |
Verkoop ambachtsheerlijkheden Groot en Klein Hekendorp, IJsselveere en Polanen in 1856
Familie Strick van Linschoten (tak Linschoten)
Geschiedenis Landgoed Rhijnauwen
|
GeschiedenisEvenals Nieuw- en Oud-Amelisweerd is Rhijnauwen in oorsprong een versterkt huis, waarschijnlijk reeds voor 1212 gebouwd op de oeverwal langs de Kromme Rijn, als centrum van een ontginningsheerlijkheid. De oudst bekendebewoner is Jacob van Lichtenberg, schepen van Utrecht. Zijn dochter Aleyd bracht door haar huwelijk met de Zeeuwse edelman Jan van Renesse het goed in1248 in het bezit van deze familie.In 1449 wordt het huis in opdracht van bisschop Rudolf van Diepholt verwoest, uit wraak voor een vermeende aanslag op de stad Utrecht door de toenmalige eigenaar Frederik van Renesse. Het middeleeuwse kasteel bestond uiteen omgrachte hoofd- en voorburcht. |
De hoofdburcht bestond uit woonvleugels van twee verdiepingen op een onderbouw, gegroepeerd rond een binnenplaats, die aan de westzijde was afgesloten met een muur en een poortgebouw. Op de voorburcht stond een boerderij met stallen. Na de verwoesting van 1449 werd het kasteel gedeeltelijk herbouwd. Aan de oostzijde twee grote woonblokken met inde hoek van de binnenplaats een traptoren met achtkante bovenbouw en hogespits; aan de zuidzijde, de rivierzijde een tweedelige vleugel, waarvan het tussen lid in 1596 waarschijnlijk vernieuwd of grondig verbouwd werd (gezien de gevelankers te zien op een gewassen krijttekening door R. Roghman uit ca 1647); aan de westzijde lag de poorttoren, die via een houten ophaalbrug en een stenenboogbrug toegang gaf tot de omgrachte voorburcht; de grootste en waarschijnlijk oudste vleugel aan de noordzijde, bleef nog twee eeuwen liggen als ruïne. |
In 1536 kreeg Rhijnauwen heerlijkheidsrechten en werd officieel tot ridderhofstad verklaard.De toegang tot het kasteel liep niet via een brug over de Kromme Rijn, maar via een oprijlaan uit noordelijke richting, thans Rhijnauwenselaan/Vossegatsedijk. Deze hoofdlaan was niet op het hoofdgebouw gericht. Haaks op deze laan zijn in de loop van de 16de en 17de eeuw een drietal dwarslanen aangelegd, die het landgoed verdeelden in rechthoekige vakken, voornamelijk ingevuld met hakhout, weiland en boomgaard. Dit zou tot ver in de 18de eeuw zo blijven. |
Na door huwelijk en vererving in handen van verschillende families te zijn geweest, werd in 1717 het landgoed Rhijnauwen eigendom van David ten Hove. Zijn zoon Melchior ging er na zijn huwelijk in 1718 wonen. Hij liet het nog middeleeuwse huis verbouwen tot een modern 18de eeuws herenhuis. De poorttoren en de traptoren, de zuidvleugel en de ruïne van de noordvleugel verdwijnen daarbij. De oostvleugel werd gewijzigd en naar het westen toe verdubbeld. |
Zo ontstond een min of meer rechthoekig blokvormig huis met een symmetrisch front naar de vroegere voorburcht. De gracht rond de oorspronkelijke hoofdburcht bleef voorlopig gehandhaafd. In de loop van de 18de eeuw werd ook de boerderij op de voorburcht gesloopt, de stallen uitgebreid met poortgebouw en dienstwoningen de vierkante duiventoren gebouwd. Mogelijk is toen de hofstede Rhijnauwen gebouwd ter vervanging van de gesloopte boerderij. |
Over de Kromme Rijn werd een bruggetje gelegd. Tevens werd het ‘Nieuw Bos’ aangelegd, twee vierkante bosketten in geometrische stijl, ten noorden van het hoofdgebouw aan de Rhijnauwenselaan. Aan de oostzijde van het hoofdgebouw kwam een even eens in geometrische stijl aangelegde tuin. Aan het einde van de 18de eeuw kwamen daar nog twee moderne slinger bosjes bij ten zuiden van de Rhijnauwenselaan. |
In 1772 werd Rhijnauwen verkocht aan Johan Balthazar Strick van Linschoten, gehuwd met barones van Utenhove, lid van de familie die op Nieuw-Amelisweerd woonde. In 1919 wordt het landgoed Rhijnauwen verkocht aan de gemeente Utrecht, samen met de bijbehorende boerderijen ‘Goed ten Rijn’, ‘Numeri’ (inmiddels afgebroken), de ‘Hofstede Rhijnauwen’, de ‘Hoge Boomgaard’, ‘De Uithof’, de hofstede aan de Hoofddijk, en ‘Boschhoeve’. Kort na de verkoop is aan het einde van de hoofdlaan aan de Kromme Rijn het theehuis gebouwd. |
De brug over de Kromme Rijn is in de Tweede Wereldoorlog verwoest. Na de oorlog werd een noodbrug gebouwd, die in 1973 is vernieuwd. Het park is sinds 1953 voor het publiek opengesteld. Het hoofdgebouw een blokvormig herenhuis, is sinds 1933 in gebruik als jeugdherberg, waartoe intern enkele aanpassingen hebben plaatsgevonden. In 1975 is de zolder verbouwd en werd een ijzeren brandtrap geplaatst; in 1981 zijn er kamers op zolder gemaakt; in 1983 is de keuken en in 1986 is het sanitair vernieuwd. |
BeschrijvingOndanks deze aanpassingen heeft het gebouw zijn hoofdvorm behouden en is de oorspronkelijke indeling zoveel mogelijk gehandhaafd. Karakteristiek is de symmetrisch ingedeelde voorgevel met nadruk op de ingangspartij. Een hardstenenbordestrap leidt naar de brede voordeur, waarboven een Empire snijraam. De schuifvensters hebben alle een 19de eeuwse. Empire, roeden verdeling. Aan de voorzijde zijn zij voorzien van Louvre-luiken. In het metselwerk van de zij- en achtergevel zijn nog sporen zichtbaar van oude raam tracéringen. Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Nalatenschap Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten
'Compareerde voor Jan Hendrik van Grootveld. Openbaar notaris binnen Utrecht residerende en in tegenwoordigheid van Johannes Christian Fischer, klerk, dog niet van den ondergetekende Notaris wonende in de Heerenstraat, Cornelis Quint, Chirurgijnsgezel, Adrianus van IJsendoorn, kamerbehanger, beide wonende in de Predikheerenstraat en Jan van Wijngaarden Hendrikszoon, Grondeigenaar, wonende aan de Nieuwe Gragt, onder de Linden allen binnen Utrecht Getuigen ingevolge de Wet Vereischt en hiertoe Verzogt. De Hoog Wel Geboren Heer Johan Balthazar Strick van Linschoten, Heer van Rhijnauwen, Rentenier, wonende binnen Utrecht, aan de Nieuwegracht genaamd de Drift, Wijk H. Numero 616, dezelfde Verstand en Uiyspraak volkomen matig, als aan de Vernoemde Notaris en Vier getuigen is gebleeken'. Zo staat de introductie geschreven in het testament van Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten liet opmaken ten overstaande van de Utrecht notaris Jan Hendrik van Grootveld. Waarbij mede vier getuigen aanwezig hij zijn testament liet opmaken voordat hij zou overlijden in datzelfde jaar. Testament werd opgemaakt op vrijdag 28 januari 1820. Van oudsher is het altijd geweest bij edele of personen met veel vermogen, macht en huizen of kastelen. Dat bij overlijden het belangrijkste goed van kasteel of heerlijkheid naar de oudste zoon zou gaan. In het geval van Jan Balthazar Strick van Linschoten was dat heel anders. De jongste zoon kreeg het meest de oudste kwam er redelijk bekaaid van af. |
Uit het eerste huwelijk van Jan Balthazar Strick van Linschoten (1734-1820) met Chartlotte van Utenhove tot Bottesteyn (1743-1788) in 1768 (zijn buurvrouw wonende op Amelisweerd) krijgt hij een vier dochters en één zoon. Jhr. Diderik Willem Jacob Strick van Linschoten (1776-1854). In de eerste jaren van het jonge leven van Diderik laat Jan Bathazar Strick diverse testamenten opmaken. Waarin hij een overgroot deel van zijn bezittingen erop voorhand op laat vastleggen dat zoon Diderik het belangrijkste goed, dus dan ook Rhijnauwen zal ontvangen bij erfenis. In 1788 overlijd Charlotte op veel te vroegere leeftijd van 35 jaar. Waarop Jan Baltharzar twee jaar na het overlijden van zijn eerste echtgenote in 1790 huwde met Petronella Johanna Godin (1753-1791). Waarschijnlijk huwde hij met haar omdat zij in verwachting van een zoon. En een zoon buiten het huwelijk dat was not-done in het einde van de achttiende eeuw. Nog datzelfde jaar wordt zoon Jan Carel Wendel Strick van Linschoten geboren. Een jaar na de geboorte van Jan Carel Wendel in 1791 overlijd Petronella Godin op 38 jarige leeftijd. Hierop wil Jan Balthazar Strick van Linschoten extra zekerheid hebben en gaat nog datzelfde jaar aan de slag om diverse testamenten en beschikking te laten registreren bij diverse Utrechtse notarissen. Voor het geval dat hij overlijd en zoon Jan Carel Wendel Strick nog onmondig of minderjarig is. Hierbij worden ook diverse voogden vastgelegd. Hierin merk je al dat de zoon van de Jan Balthazar Strick van Linschoten al anders is dan ruim 20 jaar eerder. In de diverse documenten krijgt in Jan Carel Wendel Strick van Linschoten in meerderheid de goederen en heerlijkheden in het voordeel van zijn oudere halfbroer. |
Aan Jan Carel Wendel Strick, waaruit waarschijnlijk wel af-te-leiden valt dat Jan Balthazar Strick het zijn oogappeltje was in de diverse zinnen het meest toebedeeld krijgt van vader. Wel krijgt hij nog een keuze op uit te kiezen na vadersoverlijden. Of het aannemen van f. 55.000 gulden als erfenis of het landgoed Rhijnauwen met bijbehorende pachtboerderijen en landerijen in de omgeving van Bunnik, Zeist, De Bilt en Schalkwijk. Jan Carel Wendel Strick wist met deze keuze wel raad en nam het Landgoed Rhijnauwen. Jan Balthazar Strick vier dochters die hij kreeg met Charlotte van Utenhove te noemen: Johanna Henrietta Antonia Strick van Linschoten (1769-1837), Suse Christina Strick van Linschoten (1772-1823), Christina Charlotta Strick van Linschoten (1775-1846), Charlotta Strick van Linschoten (1778-1850) en schoonzonen kregen in een erfdeel in de meeste gevallen een legaat of een groot geldbedrag op hun erfdeel. Oudste zoon Diderik Willem Jacob kreeg wel de ambachtsheerlijkheden van de stadsbuitengerechten van Utrecht Abstede en Wittevrouwen van vader toebedeeld gekregen. Nog een aantal losse hofstede in Abstede en verder in de omgeing met daarbij behorend twee boerderijen in Schalkwijk gelegen aan het Overeind 31 en 39-39a. Vader Jan Balthazar vroeg wel in zijn testament of zonen Diderik en Jan Carel Wendel er onderling maar uit moesten komen van wie het ouderlijkhuis aan de Drift 19 mocht krijgen. In 1832 is dan ook te zien na de invoering van het kadaster dat Diderik het huis aan de Drift 19 heeft weten te bemachtigen voor zijn halfbroer Jan Carel Wendel. Het was gelijk ook handig want de buren Diderik waren zijn zuster en zwager die naast hem woonde aan de Drift 21. Jan Balthazar Strick liet wel zijn zijde kleding en sieraden evenredig in de helft na aan zijn zonen. Zoon Jan Carel Wendel Strick kreeg van vader nog zijn vergulde zilveren inktkoker en verzilverde tafelbestek van lepels, vorken en mesjes zo staat er geschreven. Ook zijn familieportretten, bibliotheek uit het huis aan de Drift 19 en huize Rhijnauwen kwamen toe aan jongste zoo en oogappel Jan Carel Wendel Strick van Linschoten. |
Buurman en dus zwager Cypriaan Gerard van Hengst (1776-1826) die in 1801 met Charlotte Strick van Linschoten (1778-1850) was gehuwd kregen samen 4 zonen en 1 dochter. Charlotte was de jongste halfzus van Jan Carel Wendel Strick van Linschoten. Jan Carel Wendel Strick kon goed met zijn neef Carel Joseph van Hengst opschieten. In diverse archiefstukken is te vinden dat Jan met Carel Joseph handelde in vast- en onroerend goed in Bunnik en omstreken, zoals die van de buitenplaats Bloemerwaard aan de Kromme Rijn, gelegen aan de oostkant van het dorp Bunnik en Vechten. Na het overlijden van vader Jan Balthazar kocht zijn oudste zoon Diderik Strick het buiten de Arenberg gelegen in De Bilt aan de Utrechtseweg. Gelegen ten noorden van het landgoed Rhijnauwen. Zo kon Diderik zijn twee geliefde ambachtsheerlijkheden aan de oostkant van de stad Utrecht in de gaten houden. Te noemen Abstede en Wiitevrouwen. |
Familiegraf Strick van Linschoten van Rhijnauwen
Algemene Begraafplaats Bunnik |
Het begint allemaal op 12 november 1680 te Amsterdam met Mr. Josephus (Joseph) Loten die geboren wordt. |
Zoon van Joan Loten en Constantia Hoeuft. Hij werd gedoopt in de Nederlands Hervormde Amstelkerk te Amsterdam op 17 november 1680. Op 16 januari van het jaar 1702 voerde Joseph als 21 jarige Onderkoopman voor de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) voor de Kamer van Zeeland op het schip de Oostersteijn naar Oost Indië. In oktober 1709 voerde Joseph |
Bengalen is een regio in het noordoosten van het Indisch Subcontinent die is onderverdeeld in de Indiase staat West-Bengalen en het land Bangladesh. Zijn reis hiernaar toe was volgens de beschrijvingen van een ‘aensienlijke en profitabele bedieninge’ geweest. Dus een goede en winstgevende zakenreis moet het zijn geweest. Als gerepatrieerden commandant van een retourvloot van 21 augustus 1721 werd Joseph bij thuiskomt kanunnik van het kapittel Ten Dom. Een Utrechtse kanunnik beheerde in de 17e en 18e eeuw de onroerende goederen die voor 1580 van de katholiek kerk waren geweest. Na de reformatie en het verbod om het Katholicisme in het openbaar te belijden. Joseph Loten overleed te Utrecht op 27 september 1730. Hij werd begraven in de Domkerk met 8 kwartieren. Dus 8 stenen rondom z’n eigen grafsteen waarop zijn voorouders beschreven stonden die ook van een hogere elite waren. In de 18e eeuw een soort ‘sociale reclame’ om te laten zien dat je als overleden van hogere komaf was. |
De derde keer trouwde Joseph Loten op 11 april 1723 met Christina Clara Strick van Linschoten. Zij werd geboren op Huize Linschoten op 14 november 1688 als dochter van Adriaan Strick van Linschoten en Mevr. Cecilia van Gerwen. Christina overleed te Utrecht op 5 mei 1780. Uit haar huwelijk met Joseph kwamen 2 kinderen voort: |
Christina haar tweede kind was ze met Joseph kreeg was een dochter Constantia Johanna Loten zij werd geboren te Utrecht op 31 augustus 1725. Constantia trouwde op 2 april 1742 te Utrecht met Mr. François Doubleth jr., heer van Groeneveld, Mijnsheerenland en Moerkerken. Hij was de zoon François Doubleth sr. en Constantia van der Beeck. François Doubleth jr. werd geboren te Delft op 15 november 1715. François was geëligeerde van de raad in de vergadering der Staten van Utrecht. Een geëligeerden was een gekozenen die tijdens de Middeleeuwen één van de vertegenwoordigers was van de vijf Utrechtse kapittels Ten Dom, Oudmunster, Sint-Pieter, Sint-Jan of Sint-Marie. Zij vormden het eerste lid van de Staten van Utrecht. |
Na die tijd werd François jr. extraordinaris (ongewoon functionaris) van de raad van het Hof van Utrecht in 1747. In hetzelfde jaar is François jr. super-intendant (opper toezichthouder) van het St. Maria Magdalenaklooster te Wijk bij Duurstede. Als extra-ordinairis envoyé (diplomatieke vertegenwoordiger buiten de gewone dienst) reist hij af naar het Zweedse Hof in het jaar 1760. In dezelfde functie reist hij ook af naar Madrid waar hij ook in een onbekend jaar overleed. Zijn echtgenote Constantia Johanna Loten overleed op 2 april 1742 te Utrecht. Constantia en François hadden een kinderloos huwelijk. Op 22 september 1776 voor het Dorpsgerecht van Bunnik en Vechten ruim 3,5 jaar voor het overlijden van Christina Clara Strick van Linschoten ‘prelegateert (overdracht) zij aan Jhr. Nicolaas Hendrik Strick van Linschoten, nagelaten zoon van haar neef Jhr. Daniel Johan Strick van Linschoten, de ambachtsheerlijkheid Bunnik en Vechten’. De zoon (Nicolaas Hendrik) van de neef (Daniel Jan) van Christina krijgt van zijn oudtante de ambachtsheerlijkheid Bunnik en Vechten in 1776. |
Daniel Johan Strick van Linschoten sterft nog datzelfde jaar in 1776 (geboren 1729). Zijn oudste zoon Nicolaas Hendrik Strick van Linschoten (1766-1837) is dan pas amper 10 jaar oud. Tot 1784 zou zijn moeder Christine Gesina van Hoorn (1739-1805) tijdelijk de titel Vrouwe van Bunnik en Vechten gebruiken totdat haar onmondige zoon mondig werd op zijn achttiende verjaardag. Vanaf 16 juli 1784 tot aan het overlijden van Nicolaas Hendrik Strick van Linschoten op 30 december 1837 was hij Heer van Bunnik en Vechten, Vlooswijk en Cromwijk. |
Drie jaar eerder in 1772 koopt Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten Landgoed en Huize Rhijnauwen van David ten Hove een edelman uit Amsterdam. De verkoop wordt geleid door Jacob Smit advocaat aan het Hof van Utrecht. Jan Balthazar is de kleinzoon van Adriaan Strick van Linschoten eigenaar van huize Nieuw-Linschoten. Jan Balthazar zijn vader Jhr. Johan Hendrik Strick van Linschoten is de oudere broer van Jkvr. Christina Clara Strick van Linschoten. Zoals je eerder las droeg zij de ambachtsheerlijkheid over aan de zoon (Jhr. Nicolaas Hendrik) van de broer (Jhr. Daniel Jan) van Jhr. Jan Balthazar Strick van Linschoten. Jhr. Nicolaas Hendrik Strick van Linschoten geboren 16 juli 1766 te Utrecht, overleed op 30 december 1837 op zijn kasteel IJsselstein op 71 jarige leeftijd. |
Van oorsprong werden de edelen van de landgoederen Amelisweerd en Rhijnauwen bijgezet in de grafkelders van de tegenwoordige Protestantse Gemeente de ‘Oude Dorpskerk’ Kerkpad 2 te Bunnik. Tot ongeveer 1825 zouden zowel katholieke als protestantse inwoners van Bunnik hier begraven worden. Rond die tijd kreeg de katholieke gemeenschap een eigen parochie met kerk en kerkhof. In 1830 werd het kerkhof als begraafplaats gehuurd door de burgerlijke gemeente Bunnik voor de periode van 99 jaar, maar deze werd echter in 1890 al gesloten. In de meeste graven konden vier grote kisten of een dubbel aantal kleine kinderkisten, in de twee grote grafkelders dubbel zoveel. De meeste mensen werden in Bunnik in de kerk begraven, slechts één op de tien vond zijn laatste rustplaats op het kerkhof. Aanvankelijk liep de rusttijd van een graf op tot gemiddeld zeventig jaar, maar rond 1800, toen Bunnik 600 inwoners telden en zo'n 12 doden per jaar in de kerk werden begraven, was de rusttijd teruggelopen naar hooguit twintig jaar. |
De meeste families kenden bovendien familiegraven, wat betekende dat de overgebleven graven als huurgraven een snellere opeenvolging hadden. Daarnaast was er een onderscheid tussen katholieke en protestantse graven, wat ook eens de rusttijd verkortte. De graven in de kerk zijn voor het grootste deel in 1845 geruimd. Oude grafstenen buiten de kerk, waaronder dat van de familie Strick van Linschoten, werden in die periode verwijderd. De meeste stenen werden kapot geslagen of in enkele gevallen verkocht. |
Uit deze tekst van René ten Dam en Henk Reinders over begraafplaatsen in Bunnik valt dus te lezen dat familie Strick eerder een familiegraf had buiten de kerk van Bunnik. |
In 1889 kocht de burgerlijke gemeente Bunnik een akker op de Bunnikse Engh van Jhr. Hendrik Strick van Linschoten van Rhijnauwen. Deze akker lag aan de weg van Bunnik naar Utrecht buiten de bebouwde kom. Hier is sinds die tijd de algemene begraafplaats van de gemeente Bunnik gevestigd. |
De jonkheer bedong met de verkoop van de akker de fraaiste plek voor zijn eigen familie. Om het familiegraf Strick van Linschoten op de mooiste plek van de begraafplaats aan te laten leggen. Hendrik overleed in 1889 vermoedelijk 'kort' na de aanleg van de begraafplaats. Hij werd in het familiegraf bijgezet. Hendriks jongere zus Jkvr. Anna Magdalena Strick van Linschoten die overleed op 19 november 1841 is als eerste bijgezet in het familiegraf. |
In 1889 kocht de burgerlijke gemeente Bunnik een akker op de Bunnikse Engh van Jhr. Hendrik Strick van Linschoten van Rhijnauwen. De jonkheer bedong met de verkoop van de akker de fraaiste plek voor zijn eigen familie. Om het familiegraf Strick van Linschoten op de mooiste plek van de begraafplaats aan te laten leggen. Hendrik overleed in 1889 vermoedelijk 'kort' na de aanleg van de begraafplaats. Hij werd in het familiegraf bijgezet. Hendriks jongere zus Jkvr. Anna Magdalena Strick van Linschoten die overleed op 19 november 1841 is als eerste bijgezet in het familiegraf. |
Na het openen van de algemene begraafplaats is vermoedelijk het huidige grafmonument van de familie Strick van Linschoten in 1889 overgeplaatst van het kerkhof naar de huidige begraafplaats. |
In het jaar 1890 werd een jaar later na de oplevering van de Algemene Begraafplaats buiten Bunnik het kerkhof bij de Dorpskerk gesloten. Leden van de familie Strick van Linschoten die zijn overleden in de periode 1841 tot 1889 zijn eerder bijgezet in het familiegraf wat eerder stond op het kerkhof bij de Dorpskerk van Bunnik. Als conclusie kan je dus stellen na dit verhaal dat twee takken van de familie twee heerlijkheden hadden. De heerlijkheid, landgoed en huize Rhijnauwen en de heerlijkheid Bunnik en Vechten. Bronnen: Daktari.antenna.nl, Wikipedia.nl, Gravenopinternet.nl, Ensie.nl, Encyclo.nl, Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU) 64 - 469, Dodenakkers.nl, Henk Reinders, De Oude Dorpskerk te Bunnik - uit het het verleden van een gebouw en een gemeente; (Bunnik, 1988), |
Lijst van bijgezette familieleden van
Strick van Linschoten van Rhijnauwen
1. Jhr. Drs. Carel Johan Strick van Linschoten. Geboren op 27 juli 1916 te Rijswijk, Zuid-Holland en overleden 5 februari 1988 te Enschede, Overijssel op 71 jarige leeftijd. 2. Mevr. Johanna Hendrika van der Jagt. Geboren op 28 maart 1919 te Rijswijk, Gelderland en overleden 4 maart 1978 te Zutphen, Gelderland op 59 jarige leeftijd. Echtgenote van Jhr. Drs. Carel Johan Strick van Linschoten. 3. Jkvr. Louise Lilian Maria Strick van Linschoten. Geboren op 1 mei 1975 te Assen, Drenthe en overleden op 11 juni 1976 te Rotterdam, Zuid-Holland op 1 jarige leeftijd. Dochter van Jhr. Hendrick Franciscus Thomas Maria Strick van Linschoten en Mevr. Elisabeth Dodonea van Hasselt. 4. Jkvr. Arendina Strick van Linschoten. Geboren 19 juli 1887 te Leiden, Zuid-Holland en overleden op 7 oktober 1971 te Arnhem, Gelderland op 84 jarige leeftijd. Echtgenote van Cornelis Lucien Marie Bijl de Vroe. Dochter van Jhr. Carel Johan Strick van Linschoten van Rhijnauwen en Mevr. Johanna Hermanna Geertsema. |
5. Mevr. Johanna Hermanna Arendina Geertsema. Geboren op 23 september 1854 te Groningen, Groningen en overleden op 6 december 1934 te Den Haag, Zuid-Holland op 80 jarige leeftijd. Echtgenote van Jhr. Carel Johan Strick van Linschoten van Rhijnauwen. |
6. Jkvr. Agatha Johanna Elizabeth Strick van Linschoten. Geboren op 24 januari 1856 te Rhijnauwen, Utrecht en overleden op 1 februari 1926 te Bunnik, Utrecht op 70 jarige leeftijd. Dochter van Jhr. Hendrik Strick van Linschoten van Rhijnauwen en Mevr. Agatha Henriëtta van Notten. |
7. Jhr. Carel Johan Strick van Linschoten van Rhijnauwen. Geboren op 9 april 1853 te Rhijnauwen, Utrecht en overleden op 14 juni 1910 te Bunnik, Utrecht op 57 jarige leeftijd. Echtgenoot van Mevr. Johanna Hermanna Arendina Geertsema. |
8. Mevr. Agatha Henriëtta van Notten. Geboren op 2 juli 1829 te Amsterdam, Noord-Holland en overleden op 1 oktober 1908 te Utrecht, Utrecht op 79 jarige leeftijd. Echtgenote van Jhr. Hendrik Strick van Linschoten van Rhijnauwen. |