Familie Bosch van Drakestein - Nieuw Amelisweerd -
Vast- en Onroerend goed
Vast- en Onroerend goed van Landgoed Nieuw Amelisweerd
Jhr. Willem Bosch van Drakestein van Nieuw-Amelisweerd was van 1839 tot 1853 gemeenteraadslid van de gemeente Utrecht. |
Hij stond er ook om bekend regelmatig niet te verschijnen bij de raadsvergaderingen in Utrecht. Vermoedelijk rond 1850 kocht Willem Bosch diverse landerijen op in de omgeving van Middelburg (Walcheren). In de eerste helft van de negentiende eeuw was er een getrouwd echtpaar, Jan Hinlopén (1755-1808) en zijn vrouw Jkvr. Anna Elisabeth Schorer (1761-1817). Ze woonden in de binnenstad van Utrecht. |
Koetshuis aan de Koningslaan 1a, 3 en 5 te Bunnik
Ten zuidoosten van het hoofdgebouw een rood bakstenen koetshuis op rechthoekige grondslag bestaande uit één bouwlaag onder een afgeplat schilddak, gedekt met gesmoorde Hollandse pannen. In het noordelijke deel het oorspronkelijke koetsgedeelte met naast de stalling voor de koetsen, een koetsierskamer, stal en hooizolder. In het zuidelijk deel van het pand de oorspronkelijke tuinmanswoning. Tegen de lange westelijke zijgevel bevond zich tot 1929 een oranjerie. |
De symmetrische noordelijke eindgevel is op het hoofdgebouw gericht, wit gepleisterd en voorzien van twee dubbele koetsdeuren in een getoogd spaarveld; tussen beide getoogde spaarvelden een rechthoekig spaarveld met daarboven een paardenhoofd in reliëf. De gootlijst wordt in het midden onderbroken door een tot halverwege het dakschild opgetrokken dakkapel met centraal hooiluik, gedekt door een steekkap met overstek. De eveneens symmetrische zuidelijke eindgevel (voorgevel tuinmanswoning) is op de moestuin geprojecteerd. Centraal in deze gevel een toegangsdeur met groot bovenlicht voorzien van kleine ruitjes; ter weerszijden een meerruits schuifvenster; op het dak een eenvoudige kapel met dubbel meerruits venster. |
In deze middenpartij rechts een hoger gelegen portiek met toegangsdeur, bereikbaar via een trapje, links twee gekoppelde meerruits vensters; op de verdieping links een smal venster, rechts een dubbele deur met bovenlicht; links van de trap naar de deur een keldervenster. Links en rechts van de koetsierswoning verschillende soorten vensters, rechts bovendien een dubbele koetsdeur met dubbel bovenlicht. Het koetshuis werd gebouwd kort na 1740 in opdracht van Reynier van Utenhove. Bron: Rijksmonumenten Register, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) te Amersfoort. |
In de jaren 80 van de twintigste eeuw woonde Carice van Houten met haar jongere zus Jelka van Houten in het koetshuis van Nieuw-Amelisweerd. |
Boswachterswoning aan het Jaagpad O96
Aan de Kromme Rijn in Maarschalkerweerd Utrecht aan het Jaagpad 96 staat de uit 1920 daterende boswachterswoning. Hier woonde de boswachter, om toezicht te houden op het bos van Nieuw-Amelisweerd. |
In 1921 woonde boswachter Jan van Steenbergen er. Op een later tijdstip boswachter Cornelis Kraag. Op 1 januari 1954 kwam Maarschalkerweerd na de grondannexatie in de gemeente Utrecht te liggen. Maarschalkerweerd behoorde van 1 januari 1818 tot 1 januari 1858 bij de vroegere gemeente Oud-Wulven, waarna Maarschalkerweerd van 1858 tot 1954 precies 96 jaar bij de gemeente Houten behoorden. Het Jaagpad langs de Kromme Rijn had wel geteld vijf huizen, die ook mee gingen naar de gemeente Utrecht. Een daarvan was dit huis, geadresseerd aan het Jaagpad O96. De O staat voor de vroegere wijkindeling van de vroegere gemeente Oud-Wulven. De H staat voor de gemeente Houten. In de loop van de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw, zijn de overige boerderijen aan het Jaagpad aan een andere weg komen te liggen of geadresseerd. |
Dit huis in Maarschalkerweerd staat sinds 1954 anno 2020 al ruim 65 jaar geadresseerd aan het Jaagpad 96. De wijkletter O is er dan wel vanaf. De gemeente Utrecht heeft er nog nooit een ander huisnummer aan gegeven. Misschien wel een kleine monumentale huisnummer herinnering. Voor degene, die dat dan nog niet wisten. Bij het overgaan van de boswachterswoning naar de gemeente Utrecht per 1 januari 1954, woonde Hendrik van Pouderoijen er met zijn echtgenote Martina van Brakel en hun drie zonen en dochter in het huis. |
Bewoners tussen 1930 en 1954 in de boswachterswoning aan het Jaagpad O96: 1. 1930 - ... (Wed.) A. Miltenburg 2. ... - ... T. Miltenburg 3. ... - 1954 H.W. van Pouderoijen. |
Een pad naast een rivier of wetering werd vooral in de zeventiende eeuw gebruikt om schuit te jagen. Door middel van een paard die was gespannen aan een touw, verbonden aan de schuit. Zo kon men goederen of personen naar Utrecht of Wijk bij Duurstede vervoeren. Het personenvervoer was in die tijd alleen weggelegd voor de rijken. Wegen waren in die tijd in de winter zeer slecht begaanbaar. Bij regen of strenge winters kon men beter per schuit naar de stad gaan dan over de weg. Deze waren vrijwel altijd onbegaanbaar, vanwege de blubber en modder. Grootschalig wegonderhoud kende men nog niet zo behalve de zandpaden, die destijds door de Staten van Utrecht werden beheerd. De zandpaden kennen we in onze tijd nog terug in de hedendaagse provinciale wegen in Utrecht. |
Boerderij Maarschalkerweerd
(toenmalig) aan de Koningsweg 364 en 366 / O97
In 1904 liet Jkvr. Ewoudina Louisa Elisabeth van Rappard ten westen van het landhuis Nieuw-Amelisweerd in het Houtense Maarschalkerweerd/Oud-Wulven een nieuwe pachtboerderij bouwen. Boerderij Maarschalkerweerd heeft nooit als onroerend goed bij het landgoed behoord, maar maakt op deze website wel onderdeel uit van het complete geschiedenisverhaal van wat wij willen vertellen over deze omgeving. Toenmalige geadresseerd aan de wijk O (van Oud-Wulven O56, O60, O71 en O97). Na de bouw kwam Jacobus van Hal er met zijn echtgenote Antonia de Kruijf wonen. Hiervoor woonde Jacobus met zijn gezin en twee zonen en dochters in het huis Oud-Wulven O52. Zijn oudste zoon Hendrik van Hal was koetsier. Zijn andere zoon Hendrik van Hal was dienstbode. We nemen aan dat beiden op het landgoed actief waren in deze functie. Jacob van Hal overleed op 3 september 1906. Op 11 september 1899 kwam Anthonius Miltenburg met zijn echtgenote Petronella Diks en vier zonen en acht dochters er wonen. Op 1 januari 1914 is het huisnummer veranderd in Oud-Wulven O60 en woont Anthonius Miltenburg er nog steeds. Op 1 januari 1930 is het huisnummer veranderd in Oud-Wulven O97 en woont Willem de Haan met zijn echtgenote Johanna Geertruida de Korver, inwonende moeder en Willems drie zonen en twee dochters in de boerderij. Als op 1 januari 1954 het Maarschalkerweerd en de boerderij over gaan op het gemeentelijk grondgebied van Utrecht, woont Willem met zijn echtgenote en twee andere familieleden op de boerderij. Op 11 oktober 1911 verkocht Jkvr. Ewoudina van Rappard boerderijen De Grote Kuil en Maarschalkerweerd met landerijen in Maarschalkerweerd aan de gemeente Utrecht. Tot aan haar overlijden in 1915 zou zij het huurrecht op de boerderijen blijven behouden. Na haar overlijden verliepen de verpachtingen via de gemeente Utrecht. Door de latere dreiging van de aanleg van rijksweg A27, die met zijn tracé op de plek zou komen te liggen van waar ooit de boerderij stond, kwam de slopershamer eind jaren zeventig van de twintigste eeuw steeds dichterbij voor de boerderij. |
De in de buurt gelegen boerderij Mereveld aan de Mereveldseweg 2 was al in 1982 gesloopt. Eerder was de hooiberg van de boerderij verloren gegaan door brand. Huize Groenewoude was in 1976 door Rijkswaterstaat gekocht van de gemeente Utrecht en in 1978 gesloopt. Net als de vroegere portierswoningen van het landgoed aan de Koningsweg 372 en 374, die in dezelfde periode gesloopt werd. |
Boerderij Maarschalkerweerd aan de Koningsweg 364 - 366 wist het nog tot de voorjaarsdagen van maart 1982 uit te houden, voordat deze door de slopershamer van Rijkswaterstaat ten prooi zou vallen. |
Op woensdag 10 maart 1982 kreeg de toenmalige bewoner, de heer H.J.J. Uphof op huisnummer 366, de aanzegging van de gemeente Utrecht om de boerderij op termijn te verlaten, omdat Rijkswaterstaat een aanvang wilde maken met de sloop van de boerderij. Tevens moest het werkterrein voor de aanleg van de snelweg uitgebreid en ingericht worden. |
Op donderdag 18 maart 1982 kreeg de heer Uphof nog een brief, waarin de directeur van de Dienst Ruimtelijke Ordening stelde dat het perceel bezit van de Staat der Nederlanden was geworden en vertrek uit boerderij Maarschalkerweerd echt noodzakelijk was. |
Iets meer dan vijf jaar later op woensdag 29 oktober 1986 werd het nieuwe tracé van de rijksweg A27 tussen knooppunt Lunetten en Rijnsweerd geopend. Waar ooit de prachtige gebouwen van het landgoed stonden, is nu voor altijd het geraas van motorisch verkeer te horen. |
Portierswoning, (toenmalige) Koningsweg 372 en 374
De portierswoning aan de Koningsweg 372 en 374 is in oktober 1978 gesloopt ten behoeve van de aanleg van de snelweg A27. Deze werd pas in 1986 in gebruik genomen. Vermoedelijk is de woning in de zeventiende eeuw gebouwd. Bij de invoering van het kadaster op 1 oktober 1832 staat de woning op de kaart van de gemeente Oud-Wulven al ingetekend. |
In 1921 woonde in de portierswoning aan de Koningsweg O74 (Kadastraal bekend als perceel 360, sectie D, gem. Houten) dhr. W.J. van Ettekoven. Op een later moment dhr. S Verweij. Bij het opmaken van de nieuwe adresregisters van de gemeente Houten in 1930 werd het adres van de portierswoning gewijzigd binnen de wijk Oud-Wulven aanduiding O van Koningsweg O74 naar Koningsweg O100. |
Bij het overgaan van de woning naar de gemeente Utrecht op 1 januari 1954 wordt de woning bewoond door Marinus Kalk (25-09-1897) en zijn echtgenote Alida Schmidt (14-12-1895). Het adres in 1954 was toen Koningsweg O100. Na 1 januari 1954 is de portierswoning geadresseerd geraakt in de gemeente Utrecht aan de Koningsweg 372 en 374. |
Bewoners van de portierswoning van landgoed Nieuw-Amelisweerd: 1. 1930 - ... S. Verweij 2. ... - ... H. Maatman 3. ... - ... J.v.d Hoek 4. ... - ... Wed. G.J v. d. Hoek 5. 1939 - ... Marinus Balk 6. ... - 1954 Marinus Kalk |
Boerderij De Grote Kuil, Blauwe-Vogelweg 23
Op een kaart die te vinden is in het Centraal Museum te Utrecht uit 1541 staat aangegeven de stadsbuitenlijke gerechten met hierop een hofstede De Kuil ingetekend. Hierop is niet duidelijk te zien of het om de huidige Grote- of de Kleine Kuil gaat. Boerderij De Grote Kuil, stond geadresseerd tot 31 december 1953 aan het Jaagpad O94 (O is de wijkgemeente Oud-Wulven (Maarschalkerweerd) gemeente Houten). Eind negentiende eeuw was het wijkadres van de boerderij respectievelijk nog O58 en later O69. De Grote Kuil behoorde in vroegere tijden bij het Utrechts kapittel van Oudmunster. In het jaar 1755 werd de boerderij met 48 morgen land gelegen in het westen van Maarschalkerweerd verkocht door het kapittel aan Cornelis van Cleeff. |
In 1832 wordt Jan Willem van Cleeff vermeld als eigenaar van het goed. Op 11 oktober 1911 verkoopt Jkvr. Van Rappard-Roëll, zij is een nazaat van Van Cleeff en de toenmalige eigenaresse van de boerderij, het goed met 48 morgen land aan de gemeente Utrecht. Kijk op de familiepagina (link) Munnicks van Cleeff van de Grote en de Kleine Koppel van Maarschalkerweerd pagina, voor meer informatie over het gebied Maarschalkerweerd waar de boerderij gelegen is. |
Vanaf 1 januari 1954 kwam de boerderij in de gemeente Utrecht te liggen aan de Kromme-Rijn, na een jaren lange gemeentelijk annexatie procedure tussen 1948 en 1954. Van het delven van klei krijg je kuilen. |
Gerardus Hendrikus Holl (1869-1937) woonde op de boerderij vanaf 1918 tot aan zijn overlijden in 1937. Gerard was de tuinman op het landgoed Nieuw-Amelisweerd. Zoon Bram Holl nam de boerderij over en bleef er wonen tot aan zijn overlijden in 2001. De boerderij was al die tijd nog in Utrechts gemeente eigendom gebleven. |
Bewoners van de boerderij in de zomer van 1953 |
1. Abraham H. Holl (geboren 10 januari 1910) 2. Dirkje B. Snoek (geboren 31 maart 1909) 3. Agatha M.S. Holl (geboren 7 mei 1950) 5. Sophia A. M. Holl (geboren 24 september 1948) 6. Hendrikus G. M. Holl (geboren 1 mei 1947) 7. Godefrida A. M. Holl (geboren 7 april 1953) 8. Wilhelmina Hendrika van Sterkenburg (geboren 13 maart 1933) |
Hoofdbewoner volgens het gemeente register 1930 - 1954 |
1. 1930 - 1937 G.H. Holl 2. 1937 - ... H. Holl 3. ... - 1954 N. van Oostrom |
Boerderij De Grote Kuil (Blauwe-Vogelweg 23) volgens het Nationaal Monumenten Register
Een 18e eeuwse boerderij met bakhuis en hooiberg, gelegen aan de Kromme Rijn, van veel oudere oorsprong. De plattegrond van deze boerderij van het T-huis type is enigszins afwijkend, doordat het woonhuis aan een zijde smaller is dan het bedrijfsgedeelte. |
Het "voorname" front van vier traveeën breed, waarin duidelijk de opkamer is te herkennen, is naar de Kromme Rijn gekeerd. Het woonhuis is vrijwel gaaf, de dakbedekking is echter vervangen door een muldenpan. Het casco bestaat uit een enkelvoudige grenen balklaag en een grenen gebintenkap. Onder de opkamer bevindt zich een door een tongewelf gedekte kelder met twee kelderlichten. De kelder vertoont steenformaten, die kunnen wijzen op een mogelijk middeleeuwse voorganger van de huidige boerderij. In de achtergevel bevinden zich restanten van ouder muurwerk. Het bedrijfsgedeelte is driebeukig met ankerbalkgebinten. |
De koppeling van de stijlen op de poeren en met de ankerbalk wordt gevormd door een pen met toognagels. Over de toppen van de stijlen lopen de gebintplaten. Op de ankerbalk staat een normaal spant. De dakbedekking is nog van riet. De achtergevel is vrijwel gaaf, met name de deuren met gehengen en kozijnen. Op enige afstand van de boerderij staat het bakhuis, mogelijk ook 18e eeuws, met oorspronkelijke kap en kozijnen. Deze boerderij met bakhuis en hooiberg is van belang als vrijwel gaaf 18e eeuws voorbeeld van agrarische bebouwing en bovendien van groot belang als onderdeel van het Kromme Rijn landschap. Bron: Rijksmonumenten Register, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) te Amersfoort. |
Verhuur van De Grote Kuil
1. Op zaterdag 21 november 1767 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Jan Klemme een huur en pacht akte afgesloten door Jan van Cleeff, van beroep van het commis militair der provincie Utrecht. Het goed betrof een zekere hofstede, huizinge c.a. en 48 morgen boomgaard, bouw- en weyland, gelegen in het gerecht van Maarschalkerweerd, hofstede genaamd de Grote Kuyl. Huurder van de hofstede en pachter is Weyntje van Zeyl. Zij was weduwe van Frans Gerritse Vulto. Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U236a004, 21-11-1767, aktn.: 63. 2. Op zaterdag 8 april 1797 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris een huur- en pachtakte afgesloten door Adriana Charlotte van Bronckhorst, weduwe van Jan van Cleeff. Bij leven was hij van beroep commis militair van de provincie Utrecht. De volgende twee objecten werden aan huurder en pachter Evert van den Brandhoff gegeven. Een zekere hofsteede, huizinge en 48 morgen boomgaard bouw- en weiland, gelegen in het gerecht van Maarschalkerweerd, genaamd hofstede de Groote Kuyl, Een zekere hofsteede of goed met 39 morgen boomgaard, bouw- en weiland en overblyfsel van huis. Gelegen in het gerecht van Bunnik en Vechten, over de Covelaarsbrug, genaamd hofstede Meerveld (boerderij Mereveld, Mereveldseweg 2). Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U236a019, 08-04-1797, aktn.: 16. |
3. Op vrijdag 3 november 1809 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Jaco Christiaan de Graaf een huur verpachting afgesloten door Jan Willem van Cleeff uit Utrecht tezamen met zijn broers en zussen. Het ging hierbij om een zekere hofstede bestaande in een huizinge c.a. 48 morgen zo boomgaard, bouw- als weiland, gelegen naast de Kromme Rijn en hofstede genaamd De Grote Kuil. Huurder van de hofstede en en pachter van de landerijen is Evert van den Brandhof, die getrouwd is met Aaltje Cornelisse Floor. Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U286a016, 03-11-1809, aktn.: 22. |
Boerderij De Kleine Kuil aan de Mytylweg 100
Boerderij De Kleine Kuil, gelegen aan de Mytylweg 100 werd in vroegere tijden aangeduid als hofstede de Kuijl of Den Cuyl. In vergelijking met zijn naast gelegen grotere boerderij De Grote Kuil kent de naam van de boerderij pas het voorvoegsel 'Kleine' Kuil in de loop van de negentiende eeuw. |
De boerderij was vele eeuwen het eigendom van het Utrechtse kapittel van Oudmunster en het kapittel Ten DOM. De eigenaar van de boerderij betaalde erfpacht aan het kapittel. Pas in 1764 kwam de hofstede in het totale bezit van Nieuw-Amelisweerd terecht bij heer Hendrik van Utenhove. |
De landerijen van De Kleine Kuil aan de oostelijke kant van Maarschalkerweerd kwamen in het volledige bezit van de Heer van Amelisweerd, Reinier van Utenhove, op woensdag 30 december 1722, nadat deze werd 'getransporteerd' na toestemming van het Leeuwenberg gasthuis van zondag 27 december 1722. Zij die reeds de landerijen van Nieuw-Amelisweerd aan de oostkant van de Kromme Rijn in bezit hadden in het gerecht van Rhijnauwen sinds het midden van de zestiende eeuw. Anno 2020 is de boerderij particulier bezit, omzoomd met groen en niet vrij toegankelijk of te bezichtigen. |
Landerijen in het oosten van Maarschalkerweerd van de Kuil waren tezamen 50 morgen groot en in pacht bij het kapittel van Oudmunster. Kapittel Ten DOM, die mede eigenaar was van de landerijen had geen verdere belangen met pacht of andere belastingen of eigendomsvermogen in het land van Maarschalkerweerd. |
Boerderij De Kleine Kuil stond geadresseerd tot 31 december 1953 aan het Jaagpad O95 (O is de wijkgemeente Oud-Wulven (Maarschalkerweerd) gemeente Houten). Eind negentiende eeuw was het wijkadres van de boerderij respectievelijk nog O59 en later O70. Vanaf woensdag 27 februari 1974 kwam de boerderij aan de Mytylweg 100 te liggen. Het oude adres aan het Jaagpad O95 kwam hiermee te vervallen. |
De boerderij was vanaf augustus 1811 in pacht bij familie Bosch van Drakestein tot aan de verkoop van het landgoed Nieuw-Amelisweerd op maandag 27 april 1964 aan de gemeente Utrecht. Na deze tijd werd de boerderij in pacht uitgegeven door de gemeente Utrecht. |
Hoofdbewoner volgens het gemeente register 1930 - 1954 1. 1930 - ... T. Peek 2. ... - ... W.H. Peek 3. ... - 1954 C.J. van Wiggen |
Boerderij De Kleine Kuil (Mytylweg 100) volgens het Nationaal Monumenten Register
Een 16e eeuwse boerderij met schuur, gelegen aan de Kromme Rijn. Deze boerderij van het 'T-huis' type is voor wat betreft het woonhuisgedeelte 16e eeuws, de kap is echter rond 1940 vernieuwd. De opkamer heeft een dekking van moer- en kinderbalken met sleutelstukken. De andere ruimten hebben een enkelvoudige balklaag met bijzonder slanke balken. Onder de opkamer is een kelder met tongewelf aanwezig. |
Het bedrijsgedeelte is een driebeukige ruimte met eiken ankergebinten. De gebinten bestaan uit stijlen op stenen poeren, ankerbalken met pen en wig en schoren. Op de ankerbalken staan 'normale' spanten. |
Op het erf staan verder nog een 19e eeuwse, mogelijk oudere, wagenschuur en een hooiberg. Deze boerderij is bouwhistorisch van belang en tevens van groot belang als onderdeel van het Kromme Rijn gebied. Het is dicht bij de stad gelegen. Bron: Rijksmonumenten Register, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) te Amersfoort. |
Verhuur van De Kleine Kuil
1. Op zaterdag 27 februari 1796 wordt ten overstaan van de Utrechtse notaris Cornelis de Wijs een huur- en pachtovereenkomst afgesloten met Maria Jacoba gravinnen van Efferen. Zij is de weduwe van Marqius de St. Simon, Heer van Amelisweerd. Een zekere hofstede, bestaande in een huizinge c.a. met annex boomgaard en landen, groot 26 morgen en 231 roeden, hofstede genaamd de Kuyl (De Kleine Kuil), hierbij wordt als verpachting 3 morgen bouwland in het gerecht van Maarschrchalkerweerd. Een morgen land aan de noordwestzijde van het Pauwenhuisjes (Pannehuys aan de Koningsweg). Acht morgen bouwland, gelegen tusschen het Bosch van Amelisweerd en de Knapschinkel in het gerecht van Bunnick en Vechten. Vier morgen weiland, 2 morgen weiland in het gerecht van De Bilt, genaamd Bergweidjen. In het bijzonder worden de vier morgen onder De Bilt zyn gelegen by de hofstede Vreeswyk de 3 morgen onder Maarschalkerweerd is erfpachtgoed van het kapittel van Oudmunster (renversaal akte (een voorlopig ontvangst bewijs). Huurder van De Kleine Kuil en de landerijen was Anthony de Wit die gehuwd was met Cornelia van Royen. Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U256c033, 27-02-1796, aktn.: 25. |
2. Op zaterdag 23 mei 1801 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Cornelis de Wijs een huur en pachtovereenkomst afgesloten door Johanna Hermina Ivoy. Zij is de weduwe van Maurits Carel van Utenhove Bottestein, Heer van Amelisweerd. Een zekere hofsteede, bestaande in een huizinge c.a. met boomgaard en landen, groot 26 morgen en 231 roeden en 3 morgen, vanouds genaamd de Kuyl (De Kleine Kuil). Nog hierbij worden de volgende landerijen in verpachting genomen. Een morgen aan de noordwestzijde het Pannenhuisjen (Pannenhuys aan de Koningsweg), in het gerecht van Maarschalkerweerd. Hierbij nog 8 morgen naast het Bosch van Amelisweerd en ten zuidwestzijde van hofstede De Knapschinkel in het gerecht van Bunnik en Vechten. Vier morgen weiland en 2 morgen, genaamd de Steenkampjen. Twee morgen in De Bilt bij hofstede Vreeswijk, genaamd Bergweidjen. In het bijzonder een renversaal akte nog 3 morgen bouwland in 34,1 is erfpachtgoed van kapittel van Oudmunster. Huur van de De Kleine Kuil en het land is Cornelia van Royen, de weduwe van Anthony de Wit. Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U256c039, 23-05-1801, aktn.: 25. |
Boerderij De Boeije aan de Vossegatsedijk 2 te Bunnik
Deze aan de Kromme Rijn gelegen krukhuisboerderij met witgepleisterd achterhuis en rieten kap dateert in oorsprong uit de 16de eeuw. Gelet op de vlechtingen in het metselwerk van de voorgevel was het oorspronkelijk een langhuisboerderij, die tot een krukhuis is uitgebreid. Deze uitbreiding zal in ieder geval voor 1674 hebben plaatsgevonden. Op een kaart van de landmeter Gabriel Reets uit dat jaar, staat de boerderij als krukhuis afgebeeld. In de kruk bevindt zich de opkamer, waaronder een grote kelder met stenen tongewelf. |
Een type keldergewelf, dat met name in de 15de eeuw en 16de eeuw toegepast werd. In 1672 is de boerderij evenals vele andere gebouwen ín de omgeving ten prooi gevallen aan de plunderende Franse troepen. Kort daarna is de boerderij weer opgebouwd. Het achterhuis van de boerderij is in 1866 vernieuwd. Een sluitsteen boven de achterbaander (inrijdeur) herinnert aan deze verbouwing. In de boerderij hebben verschillende kleine veranderingen plaatsgevonden. De kaaskamer rechts in het woonhuis is tot slaapkamer gemaakt. Hiertoe is een nieuwe raampartij in de rechterzijgevel geplaatst. |
In de voorgevel is het raam van de kaaskamer en het zolderraam vernieuwd. Het oorspronkelijke pomphuis is tot keuken gemaakt. De grote raampartij in de keuken dateert van 1974. In het achterhuis is een doucheruimte gebouwd. De stalvensters zijn ook vernieuwd. Bij de boerderij staan een bakhuis en koetshuisje, beide van voor 1832. Het witgepleisterde bakhuis met rood pannen zadeldak is tussen 1830 en 1860 vergroot met een kaaskamer en wagenberging. |
Hierdoor kwam het tegen de achtergelegen varkensschuur te staan. De varkensschuur is later verbreed. Het koetshuisje met rieten schilddak en aan de voorzijde een dubbele houten deur doet thans dienst als jongveestal en opslagruimte. In de middeleeuwen was het gebied bekend onder de naam ‘Het Staartje van de Boeije’ een minigerecht van zeven morgen land, dat in 1526 reeds een samenwerkingsverband had met andere minigerechten. |
Wanneer de eerste boerderij hier stond is niet bekend. In 1536 is er in ieder geval sprake van een boerderij bewoond door Cornelis Goes. Hij heeft de boerderij met in totaal vier hoeven (ruim 50 ha) land gehuurd. In 1562 wordt het goed door Agnes van Leeuwenberg geschonken aan de naar haar genoemde instelling, het Leeuwenberg Gasthuis te Utrecht, dat het tot 1722 in bezit zou houden. |
In 1808 wordt de boerderij eigendom van koning Lodewijk Napoleon, wanneer hij voor een bedrag van f 190.000,- zowel Oud- als Nieuw-Amelisweerd met bijbehorende landerijen en boerderijen koopt. In 1811 wordt Paulus Willem Bosch van Drakenstein de nieuwe eigenaar van de beide landgoederen. De familie zou tot 1964 “De Boeije’ in bezit houden. Toen werd ook het landgoed Nieuw-Amelisweerd en bijbehorende boerderijen verkocht aan de gemeente Utrecht, die sinds 1951 ook Oud-Amelisweerd in eigendom had. |
De familie Van Hoven is van 1865 tot 1917 pachter geweest van de boerderij. Na ontslag van al het oud personeel werd Wilhelmus Andreas Zomer in 1918 de nieuwe pachter. Zijn kleinzoon is thans eigenaar van de boerderij. Boerderij ‘t Burgje’ in Odijk en ‘De Boeije’ zijn de enige en ook gave voorbeelden van het type krukhuisboerderij binnen de gemeente Bunnik. Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
De naam van de boerderij 'De Boeije' verwijst mogelijk naar de scheepvaart, die uit het oosten de Kromme-Rijn richting Utrecht bewaarde. De schipper, die in vroegere tijden de boerderij als een boei of bolder in het landschap zag als teken van de aankomende bocht in de rivier. Of als de tijd dat Utrecht binnen een aanzienlijke tijd te bereiken was. Een andere mogelijke verwijzing zou kunnen zijn naar een boye, het Middelnederlands voor knaap of jonge. |
In diverse achttiende eeuwse notariële akten wordt het gebied van boerderij De Boeije beschreven als het Staartje van de Boeyen, met als verbastering het Heertje van de Boeye. |
Verhuur van De Boeije
1. Op zaterdag 20 november 1784 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Cornelis de Wijk een huur en pacht akte opgesteld voor Maximiliaan Hendrik de Saint Simon, Heer van Amelisweerd, gehuwd met Maria Jacoba Cornelia gravinnen van Efferen, eerder weduwe van Hendrik van Utenhove. Als goed werd een zekere hofstede, bestaande in een huisinge c.a. met boomgaard, 3 morgen bouland en nog 15 morgen bouland van een perceel van 25 morgen groot verhuurd en verpacht, hofstede genaamd de Boeye. Alle gelegen in het gerecht van Amelisweerd. |
Verder werd er nog 2 morgen weyland, gelegen in De Bilt, achter Drakenburg of Vreeswijk, genaamd het Steenkampje verpacht. Twee morgen weyland, gelegen in De Bilt, by de laan van Oostbroek en 11 morgen weyland in de De Bilt. Huurder en pachter was veehouder Jan Peek. Hij woonde in die tijd al op De Boeye. In bijzonderheid waren de 11 morgen weiland in De Bilt gelegen op de Oud Kolenberg (renversaal akte). Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U256c021, 20-11-1784, aktn.: 99. |
2. Op zaterdag 2 januari 1796 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Cornelius de Wijs een huur en pacht akte opgemaakt voor Maria Jacoba Cornelia gravinne van Efferen, weduwe van Marquis de St. Simon. Een zekere hofstede, bestaande in een huisinge c.a. met boomgaard, groot ruim 2 morgen, hofstede genaamd de Boeye. Hierbij werden ook nog de volgende gronden in pacht gegeven. Vier en een halve morgen weiland, genaamd de Boeyewey, ruim 3 morgen weiland, gelegen tussen de ridderhofstad Amelisweerd en de Boeye, genaamd, de Rhynwey (deel van), 3 morgen bouwland, gelegen voor de boomgaard tegenover de Boeyewey. |
Hierbij 25 morgen bouwland, gelegen tussen de ridderhofstad Amelisweerd en de Boeye en als laatste 4 morgen bouwland in het gerecht van Amelisweerd, genaamd de Beurs. Huurders zijn toekomstige echtelieden (renversaal akte). Pachter en huurder waren Jan van Royen en zijn toekomstig echtgenote Catharina van Schalkwijk. Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U256c033, 02-01-1796, aktn.: 3. |
Huisje en perceel 'Biltse Kampje' aan de
Weg naar Rhijnauwen nr. 12 te De Bilt
Op vrijdag 8 juni 1962 werd ten overstaan de Utrechtse notaris Joost Hofstede door de gebroeders en zusters Bosch van Drakestein (Ghislaine) een huisje en perceel genaamd het "Biltse Kampje" aan de oostelijke oever de van de rivier de Kromme Rijn verkocht. Het perceel kadastraal Utrecht, sectie N, perceelnummer: 67 (voor het jaar 1954, kadastraal gemeente De Bilt, perceelnummer: 750). Perceel was al vanaf augustus 1811 in het bezit van familie Bosch. |
In juni 1962 verkocht familie Bosch van Drakestein een gedeelte van het perceel met het huis aan de N.V. Aannemings- en Handelsmaatschappij Jacobus. Gerrit van Oord N.V., gevestigd aan de Pr. Hendriklaan 94 te Utrecht voor een bedrag van f. 10.000, - gulden. Bron: Het Utrechts Archief, 1294, 7917 (1717) 1717 18. |
Midden jaren 70 van de twintigste eeuw kocht Rijkswaterstaat het perceel aan om hier de rijksweg A27 op aan te laten leggen. Bron: Kadaster Archiefviewer 1832 - 1987 (NL). |
Straatnamen De Boeijelaan,
Vossegatsedijk en Weg naar Rhijnauwen
De Boeijelaan
Van 1982 - 1985 werd tussen de Toulouselaan - Sorbonnelaan en de Weg naar Rhijnauwen een nieuwe verkeersroute gemaakt. Toegestaan voor fietsers, maar verboden voor gemotoriseerd verkeer. In 1987 zou het perceel worden opgenomen in de kadaster hulpkaarten en veldwerkkaarten. De straatnaam De Boeijelaan werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht vastgesteld op vrijdag 30 augustus 1985. |
Vossegatsedijk
De naam is afgeleid van het fort Vossegat, aangelegd in 1818. Het Vossegat was het oostelijke stukje van de Minstroom, waar die uitmondde in de Kromme Rijn. Daar was ook de boerderij Vossegat gelegen, tegenover Maarschalkerweerd en dus buiten de gemeente Vastgesteld op 17 maart 2009 door het college van de gemeente Bunnik. Overgenomen uit het: Straatnamenboek Gemeente Bunnik. |
Boerderij De Boeije bleef na de grote grenswijziging van 1 januari 1954 geadresseerd staan aan de Vossegatsedijk 2 in de gemeente Bunnik. De Weg naar Rhijnauwen ging over van het grondgebied van De Bilt naar Utrecht. Terwijl de oprijlaan van de boerderij aansluiting had ten noorden op de Weg naar Rhijnauwen. Voor de adressering aan de Vossegatsedijk 2 zal naar verluid in 1953 gekozen zijn omdat historisch gezien de boerderij altijd van oorsprong een aansluiting had op de Vossegatsedijk voor het jaar 1912 in De Bilt. In 1925 werd in de gemeente Bunnik de wijknummering afgeschaft. En werd de adressering aan de Vossegatsedijk 2 officieel. |
Boerderij De Bonte Kraay aan de Koningsweg (1539 - 1819)
In het jaar 1330 verkocht de Utrechtse bisschop Jan van Diest van het Utrechtse DOM kapittel het goed Maarschalkerweerd van meer dan 100 morgen land aan het kapittel van St. Salvator, wat later het Oudmunster kapittel zou gaan heten. Oudmunster voerde op diverse percelen land pacht, erfpacht of erfpachtcanon uit. Tot in de achttiende eeuw zouden de meeste landerijen van Oudmunster op deze manier in hun bezit blijven. Hoofdbezitter bleef Oudmunster, maar een tweede bezitter bleef ook het kapittel Ten Dom. Zij voerde op vrijwel geen perceel erfpachtrecht uit. |
Na de Reformatie, het verbod om het katholieke geloof openbaar te belijden en de beeldenstorm, worden alle onroerende goederen en vastgoed van de Utrechtse kapittels ondergebracht bij de Staten van Utrecht. Ruim 230 jaar (tot februari 1811) zouden kanunniken de goederen van de vroegere kapittelordenen in beheer houden. Zo ook die van het kapittel Ten DOM en het Oudmunster kapittel en hun goederen in Maarschalkerweerd. |
Een eerste vermelding (voor zover bekend) van hofstede De Bonte Kraay dateert uit een pachtoorkonde uit het jaar 1541 op de datum van 17 januari voor Peter Klaasz in de Bonte Kraai. Het betreft een hoeve (perceel grootte) lands, strekkende westwaarts op tot de heerweg (Koningsweg) en een hoeve, dair die huisinghe geheten de Bontecray op staende is, langs de andere kant van de de heerweg strekkende westwaarts op langs de Veensche weteringhe (Oud Wulverbroekwetering) en zuidwaarts tot aan de Grote Koppel. |
Al in de veertiende eeuw was Maarsckalkerweerd een ambachtsheerlijkheid van het kapittel, later werd daar de Grote en de Kleine Koppel aan toegevoegd. In de achttiende eeuw kwam de ambachtsheerlijkheid toe aan familie Van Cleeff, Munnicks van Cleeff en Rappard en Bosch van Drakestein (Heeckeren tak). Meer hierover te lezen op de Munnicks van Cleeff pagina |
In het jaar 1726 is de Evert van den Poll fundatie pachter van de diverse gronden op de grond van de Bonte Kraay. De fundatie geeft kleine perceeltjes in onderpacht uit aan tuinders en landbouwers op de Bonte Kraay. Evert van de Poll was advocaat voor de der Staten van Utrecht en bestemde in 1602 bij testament zijn vermogen tot instelling van een werkhuis. Het doel van het werkhuis was om 'ledichgangers' en bedelaars van de straat te houden. |
|
Het huis werd in 1604 ingericht in het voormalige Karmelietenklooster aan de noordzijde van het St. Nicolaaskerkhof en in 1615 overgebracht naar een gedeelte van het St. Nicolaasklooster aan de westzijde van hetzelfde kerkhof. In het jaar 1754 dragen de Utrechtse Momberkamer (weeskamer die in vroegere tijden bescherming bood aan onmondige kinderen, jonger dan 18 jaar) en fundatie Evert van den Poll het land en de hofstede over aan Jacob en zijn zuster Cornelia Vervoorn. Die zij vervolgens op diverse perceeltjes land op de Bonte Kraay in pacht uitgeven voor landbouwers en gewastelers. |
In 1786 verkopen de erfgenamen van Cornelia Vervoorn haar boedel en de Bonte Kraay St. Simon Coert van Efferen (1720-1799), Heer van Nieuw-Amelisweerd. Hij was in 1771 gehuwd met Maria Jacoba Cornelia gravin van Efferen. Zij had een eerder huwelijk van ruim 20 jaar met Hendrik van Utenhove (1715-1767). Tussen april en oktober 1767 stierf hij aan de pleuris. Zo volgde er een periode van 13 jaar, waarin De Bonte Kraay onderdeel uitmaakte van het Landgoed Nieuw-Amelisweerd. Na het overlijden van St. Simon Coert van Efferen in 1799 verkopen zijn erfgename en zijn weduwe de hofstede en land. |
Op zaterdag 12 januari 1799 verkopen de erfgename het land en hofstede de Bonte Kraay aan Maximiliaan Frederik Armauer. Hij was tuinman op landgoed Oostbroek in De Bilt. Een landgoed gelegen ten noordoosten van de hofstede. Maximiliaan overleed op 15 september 1818 te Zeist op 76 jarige leeftijd. Voor zijn overlijden was hij tuinman op Slot Zeist. Naar de hand van Armauer is een prachtige kaart van landgoed Oostbroek bewaard gebleven uit 1778. |
Zoals in de Nederlandse Staatscourant van 28 december 1818 staat te lezen, dat een vredesrechter van het tweede kantongerecht in contact wilde komen met de erfgename. Dit had alles te maken met dat vrijwel zeker de Nederlandse Staat en het Ministerie van Oorlog de grond van Armauer wilde hebben om de vier Lunetten op de Houtense Vlakte te bouwen. Op dit stuk grond van de Bonte Kraay werd fort Lunet I gerealiseerd tussen 1819 en 1821. Voor zover bekend had Armauer geen kinderen of familie in Nederland wonen. Dus zal aan het begin van het jaar 1819 zijn onroerend goed zijn overgedragen of verkocht aan het Ministerie van Oorlog. Na ruim 280 jaar kwam er een einde aan hofstede De Bonte Kraay. Kort na de overdracht van de hofstede zal deze aan de slopershamer ten prooi zijn gevallen. Na de bouw van fort Lunet I kwam de overige grond gelegen ten oosten van de lunet terug bij het Hervormd Burgerweeshuis. Het weeshuis was in eerdere tijden gelieerd aan de Van der Poll fundatie. In 1832 staat het weeshuis ingeschreven in het kadaster op dit perceel. |
Van hofstede De Bonte Kraay en de (Oude) Kovelaarsbrug zijn tot op heden geen afbeelding bewaard gebleven of bekend. Bronnen: C. Dekker, Het Kromme-Rijngebied in de Middeleeuwen, 1983, Matrijs, HUA: 216, 1733-12 - 216, 3938. |
Speelhuys Lagenhof of Zilvervliet (1748-1840)
bij de Kovelaarsbrug langs de Koningsweg
In het jaar 1330 verkocht de Utrechtse bisschop Jan van Diest van het Utrechtse DOM kapittel het goed Maarschalkerweerd van meer dan 100 morgen land aan het kapittel van St. Salvator. Later zou het Oudmunster kapittel gaan heten. Oudmunster voerde op diverse percelen land pacht, erfpacht of erfpachtcanon uit. Tot in de achttiende eeuw zouden de meeste landerijen van Oudmunster op deze manier in hun bezit blijven. Hoofbezitter bleef Oudmunster, maar een tweede bezitter bleef ook het kapittel Ten Dom. Zij voerde op vrijwel geen perceel erfpachtrecht uit. |
Na de Reformatie, het verbod om het katholieke geloof openbaar te belijden en de beeldenstorm, worden alle onroerende goederen en vastgoed van de Utrechtse kapittels ondergebracht bij de Staten van Utrecht. Ruim 230 jaar (tot februari 1811) zouden kanunniken de goederen van de vroegere kapittelordenen in beheer houden. Zo ook die van het kapittel Ten DOM en het Oudmunster kapittel en hun goederen in Maarschalkerweerd. |
Een van de vroegst bekende vermelding van de Kovelaarsbrug dateert van 4 juni 1377 uit een document, waarin wordt geschreven over Covelwadebrugghe ter Coppel waerts. De Kovelaarsbrug lag aan de Koningsweg, een weg die vermoedelijk al uit de achtste eeuw dateert. Voor het jaar 1122 en voor de grote ontginningen in het Kromme-Rijngebied, werden aan de zuidelijke kant van de Kromme Rijn kaden opgeworpen, waarover in de achtste eeuw werd gereisd richting de zuidoostelijke dorpen. |
Het ontstaan van de Kovelaarsbrug kwam mede doordat een deel van de oude Rijnbedding niet wilde verlanden of verzanden. Vanaf de vijftiende eeuw werd dit vroegere stuk van de Rijnbedding de Cattestaert genoemd, wat te vinden is in de oude kapittel archieven. De vroegere knik in de Koningsweg maakte, naar de vorm in zijn tracé, dat een perceel aan de noordelijke kant van de weg de Cattestaert werd genoemd. Een naam, die al vanaf 1405 bekend is in de archieven. De Koningsweg, die vermoedelijk al uit de achtste eeuw dateert, wordt in het jaar 1260 genoemd als Thollersteghe. Deze weg is genoemd naar zijn toeloop naar de Tolsteegpoort aan de zuidkant van de stadsomwalling van Utrecht. De vroegere stadsbuitenheerlijkheid, gemeente en huidige wijk herinneren nog aan deze tijd van tolheffing aan de stadspoort. In de negentiende eeuw werd Tolsteeg ook omgeschreven als Klein Kovelswade. Een naam, die nog terug te vinden is in de 2e Algemene Begraafplaats Kovelwade, gelegen aan de Koningsweg. Groot Kovelwade heeft ook bestaan en heeft een korte tijd gediend voor het gebied van Abstede. Maar deze naam raakte meer in gebruik bij de bevolking en is onder de naam Abstede bekender geworden. |
Klein Kovelswade en de Kovelaarsbrug komen aan hun naam door de monniken, die vanuit hun klooster in Oudwijk naar hun landerijen in Tolsteeg moesten lopen. In hun kovels (monniken kleding) moesten ze zich door drassig gebied waden. Hoofdbezitter van de gronden en ambachtsheerlijkheid van Maarschalkerweerd van het Utrechtse kapittel van Oudmunster. Tweede bezitter van het geheel was het kapittel Ten DOM. In vergelijking met zijn mede bezitter van het goed had het DOM kapittel geen verdere pacht, erfpacht of erfpachtcanons te voeren in het gebied. Diverse kapittels hadden in de loop der eeuwen er veel belang bij om hun gronden in de omgeving van de Kovelaarsbrug en hofstede De Bonte Kraay te karteren. Dit heeft geresulteerd in een rijke verzamelingen aan kaarten van brug en hofstede met grond, zoals te zien is in de viewer bovenaan dit artikel. |
Na de Reformatie, het verbod om het katholieke geloof openbaar te belijden en de Beeldenstorm, worden alle onroerende goederen en vastgoed van de Utrechtse kapittels ondergebracht bij de Staten van Utrecht. Ruim 230 jaar (tot februari 1811) zouden kanunniken de goederen van de vroegere kapittelordenen in beheer houden. Zo ook die van het kapittel Ten DOM en het Oudmunster kapittel en hun goederen in Maarschalkerweerd. |
In een verzoekschrift en minuut-verzoekschrift uit het jaar 1596 wordt door de geburen (inwoners) van de Vrije huizen bij de Kovelaarsbrug onder Bunnik en Vechten (Maarschalkerweerd) aan de Staten van Utrecht gevraagd om in de ongelden (belastingen) als voorheen een vierde van die van Bunnik en Vechten, en niet een derde, te behoeven te betalen. Daarbij wijzende op het slopen van de hofstede de Bonte Kraay, een van de zeven vrije huize. Zie de kaart in de fotoviewer van Speelhuys Lagenhof onderaan dit artikel. |
In het jaar 1726 is de Evert van den Poll fundatie pachter van de diverse gronden op de grond van de Bonte Kraay. De fundatie geeft kleine perceeltjes in onderpacht uit aan tuinders en landbouwers op de Bonte Kraay. Evert van de Poll was advocaat voor de der Staten van Utrecht en bestemde in 1602 bij testament zijn vermogen tot instelling van een werkhuis. Het doel van het werkhuis was om 'ledichgangers' en bedelaars van de straat te houden. |
In 1748 koopt de fabrikant Jan Hendrik van der Sloth een perceel van Van der Poll fundatie om er zijn speelhuys te bouwen. Rond 1800 duiken namen op als 'Lagenhof' of 'Zilvervliet'. Het speelhuys werd gebouwd direct ten noorden van de Kovelaarsbrug naast de Koningsweg. Jan Hendrik maakte er een huizinge van gemak van. Later genoemd als Speelhuys. Dit was een oude Nederlandse term voor een luxe gebouwtje, waar in de achttiende eeuw een kaartje gelegd kon worden. |