Familie Bosch van Drakestein - Boerderijen
Al enige tijd houd ik mij bezig met het onderzoeken van boerderijen in de gemeente Houten. Deze stonden ooit binnen de grenzen of buiten de vroegere gemeente grenzen van de gemeente Houten en waren ooit in het bezit van familie Bosch van Drakestein.Een korte uitleg van deze desbetreffende boerderijen lees u hieronder: |
Boerderij De Koppel en ambachtsheerlijkheid de Grote en de Kleine Koppel en Maarschalkerweerd
Boerderij De Koppel ooit gelegen aan het einde van de Koppeldijk O88/O89 en aan het begin van het Rijndijkje. Was gelegen tegen de grens van het Utrechtse Tolsteeg aan. Boerderij De Koppel was eeuwenlang het eigendom van het Utrechtse kapittel ten DOM. Op woensdag 15 december 1819 kocht Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein op een veiling te Utrecht de boerderij aan van de Nederlandse Domeinen van het Rijksdomeinen kantoor te Amerongen. Na het overlijden van Paulus in 1834 erft zijn zoon Jhr. Willem Bosch van Drakestein boerderij De Koppel. Willem verkoopt de boerderij aan zijn jongste broer Jhr. Gerard Willem Bosch van Drakestein in 1846 om een onbekende rede. Gerard Willem (1813-1862) overlijd op 12 december 1862 op 49 jarige leeftijd waarna zijn neef Paulus Jan Bosch van Drakestein door het kantongerecht in 1863 wordt toegewezen als voogd over zijn kinderen. Hiermee was ook het beheer van de landerijen en hofstede van De Koppel mee gemoeid. |
De zonen van Gerard Willem, Jhr. Paulus Titus Marie Jozef Bosch van Drakestein en Jhr. Henri Balthasar Rudolf Aloysius Josef Marie Bosch van Drakestein die gemachtigde was voor zijn broer Paul Titus verkochten de boerderij in 1896 na de veiling aan veehouder Michiel de Groot. Per 1 januari 1954 komt de boerderij op Utrechts grondgebied te liggen na een grote grond-annexatie in die tijd. Het Houtense Maarschalkerweerd werd bij de gemeente Utrecht gevoegd. In 1964 verkopen de broers Willem en Johan van Zijl de boerderij aan gemeente Utrecht voor de toenmalige stadsuitbreiding van Utrecht Lunetten. Kort daarna is de boerderij gesloopt. |
Fotogalerij boerderij De Koppel
Ambachtsheerlijkheid de Grote en de Kleine Koppel
en Maarschalkerweerd
Op zaterdag 28 november 1896 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Henri Francois Wouter Dubois en Jhr. Willem Eugene Bosch van Oud-Amelisweerd hofstede De Koppel en de ambachtsheerlijkheid de Grote en De Kleine Koppel en Maarschalkerweerd per opbod verkocht. Diverse landerijen in Houten, Oud-Wulven en het Utrechtse Tolsteeg werden hierbij geveild. |
De vast- en onroerende goederen werden aangeboden door curator Jhr. Willem Hendrik Frederik Joseph Bosch van Drakestein (Heeckeren tak) als gemachtigede voor zijn onder curatele gestelde broer Jhr. Paul Titus Marie Joseph Bosch van Drakestein (Heeckeren tak). Paul Titus was bij zijn geboorte op 6 augustus 1854 te Markelo als verstandelijke gehandicapt geboren. Paul Titus overleed op 72 jarige leeftijd op 6 september 1926 op Kasteel Baelen in het Belgische Hendrik-Kapelle. |
Onder een gerechtelijke uitspraak van de rechtbank van Zutphen in 1890 was Paul Titus onder curatele gesteld bij zijn broers. Bij de veiling werd de ambachtsheerlijkheid gemijnd op f. 1.000,- gulden. Maar kopers zagen op het laatste moment van de aankoop af (opgehouden). Waardoor na de veiling Jhr. Paul Titus Marie Joseph Bosch van Drakestein met zijn ambachtsheerlijkheid bleef bezitten tot aan zijn overlijden in 1926 en hij dus Heer van de heerlijkheid bleef. Boerderij De Koppel werd voor gemijnd opbod verkocht aan de toenmalige pachter die er al jaren op boerde Michiel de Groot kocht de boerderij van f. 24.500,- gulden. |
Op vrijdag 1 mei 1874 werd de ambachtsheerlijkheid die in het bezit was geweest van de erfgenamen (link) Munnicks van Cleeff / Ridder van Rappard verkocht aan familie Bosch van Drakestein. De erfgename verkochten de ambachtsheerlijkheid aan de Jhr. Paulus Jan Bosch van Drakestein, wonende te 's-Hertogenbosch en commissaris van de koning in Noord-Brabant. Hij was voogd over zijn neven Jhr. Paul Titus Marie Joseph Bosch van Drakestein en zijn broer Jhr. Henri Balthasar Rudolf Aloysius Josef Marie Bosch van Drakestein uit Goor (Heeckeren tak). Vader Jhr. Gerard Willem Bosch van Drakestein de oom van Paulus Jan was al in 1862 op veel te vroege leeftijd overleden. In de verkoop betrof ook nog het verhandelen van diverse percelen grond in Utrecht Tolsteeg door oom Jhr. Hendrik Willem Bosch van Drakestein van Oud-Amelisweerd. Hij was tevens gemachtigde voor zijn neven voor het aankopen van de ambachtsheerlijkheid. In akte werd vastgelegd dat hij de ambachtsheerlijkheid aan zijn neef Paulus Jan zou doorgeven zonder enige recht van privileges. Paulus Jan zou de ambachtsheerlijkheid beheren voor zijn neven Paul Titus en Henri Balthasar totdat zij oud genoeg zouden zijn voor het beheren van onroerende goederen. Paul Titus was pas 20 jaar en zijn jongere broer Henri Balthasar was nog maar 17 jaar. Het verhandelen van percelen en de ambachtsheerlijkheid gebeurden ten overstaan van de Utrechtse notaris Jacob Hendrik van Schermbeek voor een bedrag van in totaal f. 4.000,- gulden. Paul Titus Marie Joseph Bosch van Drakestein had de vele landerijen en de hofstede van zijn diverse ouderlijke familieleden vererft. |
Tussen 1874 tot aan zijn overlijden in 1926 was Jhr. Paul Titus Marie Joseph Bosch van Drakestein, Heer van de Grote en de Kleine Koppel en Maarschalkerweerd. Zijn broer Jhr. Henri Balthasar Rudolf Aloysius Josef Marie Bosch van Drakestein was op 1 mei 1874 ook Heer van beide ambachtsheerlijkheden maar wordt in de veiling van 1896 niet meer genoemd als tweede titelhouder van de heerlijkheden. Paul Titus bleef de titel behouden na de veiling van november 1896 omdat een bieder op de ambachtsheerlijkheid op het laatste moment afzag tot de aankoop van de ambachtsheerlijkheid. Familie Munnicks van Cleeff verkocht de ambachtsheerlijkheid in mei 1874 omdat zij (vermoedelijk) meer zagen in de titel bij de familie Bosch omdat zij fysiek ook de landerijen in eigendom hadden. Hierbij zal ook mee gespeeld hebben dat de twee zusters Anthonia Elisabeth Munnicks van Cleeff (1829 - 1857) en Alida Johanna Sara Munnicks van Cleeff (1832 - 1866) vroegtijdig waren overleden. Zij waren beide gehuwd met Carel Casimir Alexander, ridder van Rappard die ook op te vroegtijdige leeftijd in 1871 in Duitsland overleed. Hierdoor hadden de diverse kinderen uit zijn twee huwelijken van beide zusters geen ouders en weinig vermogen meer. De enigste zoon Alexander, ridder van Rappard was respectievelijk 4 jaar toen zijn moeder overleed en ruim 9 jaar toen zijn vader Casimir overleed. De voogd over hun kinderen hebben toen vermoedelijk besloten om eerste maar de titel van de ambachtsheerlijkheid van vader Casimir, ridder van Rappard en opa Gerard Munnicks van Cleeff te verkopen in 1874 om voor de kinderen nog een aardig bedrag eruit te halen voor hun latere toekomst. Bronnen: Het Utrechts Archief, 34-4, U330p028, aktenummer: 3949, 1896 en 34-4, U321e150 aktenummer: 21057, 1874 mei - 1874 aug.. |
Boerderij De Grote Geer
Boerderij De Grote Geer ooit gelegen aan de Binnenweg kwam in 1985 te liggen aan de Snoeksloot 62 en 64 nadat om de boerderij in die periode de wijk De Sloten werd gebouwd. Anno 2020 is de boerderij gelegen aan de Snoeksloot 54, 56 en 58. Tot 1798 was de boerderij eigendom van Jan van Vianen. In dat jaar overlijd hij en laat een vrouw en dochtertje achter. Zijn vrouw Engeltje Smit krijgt enkele jaren later een relatie met Jan Nagel. Hij trouwt met haar waardoor hij De Grote Geer in eigendom verkrijgt. In de verpondingslijst uit 1806 (belasting) staat geschreven dat Jan Nagel in dat jaar een compagnon heeft een zekere J. de Munnik. De heer Nagel en De Munnik verkopen boerderij De Grote Geer op zaterdag 2 september 1815 ten overstaan van notaris Theodorus Koppen te Utrecht. Koper is Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein samen met zijn moeder Cornelia van Bijleveld die De Grote Geer voor f. 16.000-, gulden. De voltooiing van de koop vind plaats ten overstaan van Utrechtse notaris Theodorus Koppen op maandag 18 september 1815. |
Paul Bosch geeft De Grote Geer met het bijbehorende land gelijk door aan zijn moeder Cornelia van Bijleveld. Zodat zij uit de pachtopbrengsten die zij later sluit met de landbouwer Abraham van Rossum in haar oude dag kan voorzien. |
Bron: Het Utrechts Archief 34-4 Notarissen in de stad Utrecht U270a035 1814-1815 Blz. 401 Aktenummer: 794 . |
De man van Cornelia is Theodorus Gerardus Bosch die in 1802 al overlijd had voor die tijd al wat gronden in eigendom in het Houtense 't Goy. Na het overlijden van Cornelia in 1823 erft haar zoon Paulus de boerderij weer terug. |
Na zijn overlijden op 17 april 1834 komt de boerderij in handen van zijn zoon Jhr. Gerard Willem Bosch van Drakestein. Tot 1927 zou de boerderij in het bezit blijven van familie Bosch van Drakestein. Via de nazaten van Van Nispen tot Pannerden en Helmich verkoopt deze laatste familie de boerderij in 1973 aan de familie Van Wijk die er al reeds tiental jaren erop pachten. In hetzelfde jaar laat de familie Van Wijk de boerderij bij openbare veiling veilen en koopt de gemeente Houten boerderij De Grote Geer met de bijbehorende landerijen. |
Boerderij Schoneveld
In een groot deel van de 18e eeuw behoord boerderij Schoneveld bij de onroerende goederen van kasteel Schonauwen. De onroerende goederen zijn eigendom van Gerlach Theodorus Baron van der Capellen, heer van Houten en 't Goy, Schonauwen en Mijdrecht. De baron overlijd in 1805 en laat alles na aan zijn weduwe Frederika Johanna van Hangest d’Yvoy. Zij overlijd in 1812. Doordat het echtpaar geen kinderen heeft en bovendien nog een grote schuld heeft openstaan bij een zekere jonkheer Nepveu van 18.000 gulden zien de nazaten van Frederika familie Van Hangest d'Yvoy zich genoodzaakt alles te laten veilen om de nog opstaande schuld te vereffenen. De veiling geschied op woensdag 26 oktober 1812 voor notaris Gerardus Hendrikus Stevens te Utrecht. Achter de St. Pieter, Wijk F, n. 363. |
Bij de veiling werd boerderij Schoneveld gekocht door Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein die hij gelijk aan zijn moeder Cornelia van Bijleveld schonk. |
Paul zal van de veiling eerder hebben af geweten omdat de buren van zijn moeder Cornelia de familie Van Hangest d'Yvoy waren, wonend aan de Nieuwegracht nr. 5 of Runnenbaan te Utrecht. Om van de opbrengsten van de pacht in haar oude dag te voorzien. Na haar overlijden in 1823 erft haar kleinzoon Jan Willem Hendrik Bosch (Van Drakestein) de boerderij, hij is de neef van Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein. Via verschillende verervingen door de familie Bosch werd Schoneveld uiteindelijk verkocht bij een veiling in 1931 aan de toenmalige pachter P.J. van Wijk. Nazaten van deze P.J. van Wijk wonen tot op de dag van vandaag nog op de boerderij. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 Notarissen in de stad Utrecht U324c004 1812 Aktenummer: 1696. |
Rond 1900 is de boerderij ook een periode in eigendom geweest van Jhr. Paulus Jan Bosch van Drakestein. De vroegere Commissaris van de Koning(in) van Noord-Brabant. |
Boerderij Schoneveld, omliggende landerijen en het gebied waar heden de nieuwbouwwijk Houten Castellum is gebouwd was vanaf 1812 tot 1931 is het bezit van familie Bosch van Drakestein geweest. Eerst van de familietak Oud-Amelisweerd en later van De Vuursche familietak. |
Huis aan de Kade, Neereind C9 - C56 te Schalkwijk
Het Huis aan de Kade, ooit gelegen aan het Neereind C56 lag van oorsprong in de ontginning van het Waalseveld te Schalkwijk aan de zuidelijke kant van de Schalkwijksewetering. Na de ontginningen vanaf 1130 is bekend dat het perceel waar het Huis aan de Kade op stond in het jaar 1444 in het bezit was van het Utrechtse kapittel van St. Marie. Het land aan de westzijde van van de vroegere gemeente Schalkwijk is te beschouwen als een uitzoek waar het relatief groten delen van het jaar zeer nat en drassig was. Pachters van de grond waren in de 17e eeuw bekend. Zo pachtte Albert van der Worp het land van het kapittel in 1665. In 1695 pachtte Jan van der Worp het land aan de Schalkwijksewetering. Ruim 30 jaar later in het jaar 1725 is bekend dat de erfgenamen van Abraham Zwambach de pachters van het land in het Waalseveld waren. |
In het jaar 1836 kocht Jan Willem Hendrik Bosch het Huis aan de Kade aan als vastgoedinvestering. Van de toen nog eigenaar Herman Bosman. Familie Bosman zou na deze de tijd het Huis aan de Kade blijven huren en pachtte. Latere familieleden Bosch zullen in de negentiende eeuw wel een bode in dienst hebben gehad om de huurpenning op te halen bij familie Bosman en later Klarenbeek. Jan Willem Hendrik Bosch (1799-1851) was gehuwd met zijn nicht Jkvr. Elisabeth Cornelia Petronella Bosch van Drakestein (1809-1883). Zij was de dochter van Jhr. Paulus Willem Bosch van Drakestein en Henriëtta Hofmann. Na het overlijden van mevrouw Hofmann in 1839 gingen Elisabeth en Jan Willem Hendrik Bosch in het toenmalige huis aan het Janskerkhof 17 te Utrecht wonen. Het echtpaar kreeg een zoon en dochter. Hij zal in eerste instantie ene verstandshuwelijk zijn geweest. Mede omdat de vader van Jan Hendrik Willem Bosch Hendrik Willem Bosch in 1800 op een veel te vroege leeftijd overleed. Jan Hendrik Willem Bosch werd daarom door oom Paul Bosch opgevoed als het zijn achtste zoon zou betreffen. Na het overlijden van Paul Bosch van Drakestein in april 1834. Zou Jan Hendrik Willem in 1835 bij de verdeling van de vast- en onroerende goederen een aanzienlijk deel van het vermogen van zijn oom erven. Door het opgebouwde vermogen van oom Paul kon Jan Hendrik Willem Bosch een groot gedeelte uit de erfenis van oom Paul rentenieren. Maar eens inde zoveel tijd vond Jan het ook leuk om nog eens zelf iets aan te kopen. |
In 1829 kregen Elisabeth en Jan Hendrik Willem Bosch een zoon. Genaamd Johannes Wilhelmus Marie Bosch, overleden in 1899. Hij zou de stamvader worden van de familie tak Bosch van Oud-Amelisweerd (uitgestorven in 1988). In 1893 liet hij zicht in de adelstand verheffen net zoals zijn opa Paul Bosch van Drakestein dat liet doen in 1829. In 1833 kwam er een dochter op de wereld erbij bij het echtpaar Bosch - Bosch van Drakestein. Elisabeth Henriëtta Johanna Bosch (1833-1884). In 1852 huwde zij met haar achterneef Jhr. Paulus Jan Bosch van Drakestein (1825-1894), Heer van Drakestein en De Vuursche. Jan Hendrik Willem Bosch had in de gemeente Houten na 1834 zeker wat te zoeken omdat boerderij Schoneveld (Leedijkerhout 15-17) in 1835 in zijn bezit kwam en hierbij heel wat land bij zat in de toenmalige gemeenten Houten (1818-1857) en Schonauwen (1818-1857). Het Huis aan de Kade zou na het overlijden van Jan Hendrik Willem Bosch in 1851 toekomen aan zijn weduwe Elisabeth Bosch van Drakestein. Twee en dertig jaar later zou na het overlijden van Elisabeth in 1883 de boerderij tezamen met boerderij Schoneveld toe komen aan schoonzoon en achterneef Paulus Jan Bosch van Drakestein. Wonende in de binnenstad van 's-Hertogenbosch met zijn gezin en vele jaren de commissaris van de koning en later koningin van Noord-Brabant. Kasteel Drakestein in de Lage Vuursche was zijn buitenpaats. |
Elisabeth en haar echtgenote Amandus verkochten het Huis aan de Kade in 1920 aan Theodoris van de Brom, van beroep landbouwer en koopman en con. gehuwd met Johanna Avezaat (voor 3/4 deel bezit) met Rijk van den Brom 1/4 deel bezit en van beroep landbouwer. De laatste mede bezitter van het Huis aan de Kade was Johannes Jacob van de Louw van beroep veehouder. In het jaar 1933 zouden de drie boeren het huis bij veiling verkopen aan Carolina Bakker. In de kadastralelegger van die tijd werd er geschreven over een 'huisplaats' inplaats van een huis of huis met erf. In 1940 verkoopt zij het huis wat dan al zeer waarschijnlijk in zeer slechte staat verkeerde aan de Amsterdamse koopman Martinus Foppe Stuit. Hierop twee jaar later in 1942 wordt het Huis aan de Kade onbewoonbaar verklaard door de gemeente Schalkwijk. In 1961 zou Stuit het huis met bijbehorend land verkopen aan landbouwer uit Tull en 't Waal Hendril Willem Horinga, wonende aan de Waalseweg 40. Tot in het jaar 1984 zou in de legger van Horina blijven staat dat erop op perceel sectie C nummer 246 een onbewoonbaar verklaard huis zou staan. Vanaf 1985 zou het perceel een nieuw nummer krijgen (C 807) om vervolgens als perceel de toekomst in gaan als weiland. |
Boerderij Welgelegen, aan de Lagedijk 32 (A109) te Schalkwijk
Het voorhuis van deze ooit omgrachte dwarshuisboerderij dateert nog uit de zeventiende eeuw. Het pand beslaat een L-vormige plattegrond en ligt onder een rieten afgewolfd zadeldak. De sterk asymmetrische voorgevel heeft een pleisterlaag die is voorzien van schijnvoegen, waarmee de toepassing van natuursteen wordt gesuggereerd. Twee opkamervensters met daaronder een kelderlicht markeren de plaats waar zich tot het begin van de jaren zestig de kelder met opkamer bevond. Opmerkelijk zijn de muurankers met drakekopmotief. Na de bouw vaneen nieuw woonhuis in 1959, is het voorhuis in gebruik genomen als opslagruimte.Het oorspronkelijke interieur is daarbij goeddeels verloren gegaan. Een uitzondering hierop vormt de balklaag, waarvan de moerbinten rusten op sleutelstukken met peerkraalprofiel. Begin jaren zestig is het laatste restant van de omgrachting gedempt. |
Overgenomen uit: Houten Historische Bebouwing. O.J. Wttewaall en J.A.M. Smits 1991. |
In 1839 verkocht landbouwer Jacobus van Rooijen, wonende op boerderij Welgelegen aan de Lagedijk 32 zijn boerderij aan Jan Willem Hendrik Bosch. Na het overlijden van zijn echtgenote Jkvr. Elisabeth Bosch van Drakenstein in 1883 komt de boerderij in handen van hun dochter Henrietta Paulina Wilhelmina Bosch (van Oud-Amelisweerd) (1828-1899). Zij verkoopt in het 1900 de boerderij aan landbouwer Anthonie Uijtterwaal en zijn echtgenote Annigje van Wijk
|
Het echtpaar Uijtterwaal heeft in 1900 7 minderjarige kinderen te noemen: Hendrik Johannes Uijtterwaal, Johanna Margareta Uijtterwaal, Lamberta Hendrika Uijtterwaal, Adriana Joanna Uijtterwaal, Margaretha Cornelia Uijtterwaal, Jacoba Johanna Uijtterwaal en jongste dochter Anna Maria Uijtterwaal. Dat Wttwaall en Smits in hun boek uit 1991 beschrijven dat de muurankers zijn voorzien van 'drakekopmotief' is dus te verklaren dat deze verwijzen naar de familie die het in bezit heeft gehad te noemen. Jkvr. Elisabeth Bosch van Drakestein (1809-1883). |