Familie Bosch van Drakestein - Nieuw Amelisweerd
Naambetekenis
Bos(ch) met bomen begroeid terrein; = woud. Bron: VanDale.nl. Bos(ch) een bundel, woud. In het Middelnederlands: busch, busk. In het Middeleeuws Latijns Bocus en de Romeinse vormen als Frans bois stammen uit het Germaans van een indogermaans basis met de betekenis ‘zwellen’, waarvan ook het woord ‘boos’ komt. Bron: ETYMOLOGISCH WOORDENBOEK, Van Dale, 1993. |
Drakensteyn (ook wel Drakestein, Drakenstein of Drakensteijn) is een kasteel en landgoed gelegen nabij Lage Vuursche, in de gemeente Baarn. De oude geschiedenis van Drakensteyn is nauw Fverbonden met die van ridderhofstad Drakenburg bij Baarn, die in de negentiende eeuw is afgebroken. In 1360 is voor het eerst geschreven over een hofstede Drakesteyn, die in 1385 aan Frederik van Drakenburg werd beleend. |
In 1634 werd Ernst van Reede de eigenaar van hofstede Drakensteyn. Zijn zoon Gerard liet in 1640 een nieuw, volledig symmetrisch achthoekig huis bouwen, mogelijk naar een ontwerp van Jacob van Campen. |
Het huis werd erkend als ridderhofstad en Gerard werd ridder. In die dagen werd ook het dorp Lage Vuursche gebouwd. Ridder Gerard liet een kerk bouwen met een pastorie, een school, een molen en een herberg. |
Een draak is een groot mythisch wezen met een slangachtig of anderszins reptielachtig lichaam. De draak speelt wereldwijd een rol in mythologieën. Het geloof in deze wezens ontstond mogelijk door de geringe kennis, die oude culturen bezaten van de gigantische, prehistorische, 'draakachtige' reptielen. Het woord "draak" is afgeleid van het Griekse δράκων (drakōn), waarmee oorspronkelijk elk soort serpent werd aangeduid. Welke vorm de draak in de mythologie later ook aannam, hij bleef in essentie een slang. Bron: Wikipedia.nl (Drakestein). |
Draak (fabelachtig monster) Middelnederlands: drake. Latijns: draco wat de betekenis heeft slang of draak. Een slang wordt in het Nieuwe Testament beschreven als ‘van de duivel’, wat ook een veldteken is. Het woord slang is verwant met het Grieks: derkomai (aoristus edrakon) wat de betekenis heeft van ‘ik kijk, ik straal uit’. |
Een ander woord uit het Grieks hopodra, wat de betekenis heeft ‘van onder de wenkbrauwen uitkijkend’. Daar lijkt een element van ‘biologeren’ in die twee betekenis te zitten. Van de woorden derkomai (aoristus edrakon en hopodra). Bron: ETYMOLOGISCH WOORDENBOEK, Van Dale, 1993. |
Wist je dat
de naam 'De Vuursche' de oud Nederlandse toponymische betekenis is van Vestigingsplaats bij de pijnbomen/pijnbomenbos en de naam Baarn de oud Nederlandse toponymische betekenis is van Vestigingsplaats bij de bron |
Het Wapen van De Vuursche
Het wapen van De Vuursche is officieel nooit aan de Utrechtse gemeente De Vuursche toegekend. De gemeente maakte gebruik van het wapen van de ambachtsheerlijkheid De Vuursche, welke wel werd bevestigd door de Hoge Raad van Adel op donderdag 25 juli 1822. Het wapen bleef in gebruik tot De Vuursche op 8 september 1857 opging in de gemeente Baarn. |
Blazoenenring De blazoenenring van het wapen luidde als volgt: Het lam links naast Johannes de Doper is het Lams Gods. Jezus stelt de neef van Johannes voor. In de bijbel wordt Jezus van Nazareth ook wel als beeltenis voorgesteld als het Lam Gods, dat geofferd wordt aan zijn vader. Als voorstelling voor het sterven aan het kruis vlak voor Pasen voor de zonde en vergeving aan alle mensen op aarde. |
Verklaring Op de site Nederlandse Gemeentewapens wordt geen verklaring gegeven. Maar de heerlijkheid De Vuursche was sinds 1085 in het bezit van de Utrechtse kapittel van Sint Jan. |
Van 1085 tot het jaar 1580 (de tijd van de reformatie) was de heerlijkheid De Vuursche van het kapittel van St. Jan. De periode voor de reformatie was de heerlijkheid nog in het bezit gekomen van Sint Servaasabdij van Cistercienzerinnen Vrouwenklooster te Utrecht. |
In 1780 wist Coert Simon Sander De Vuursche en Drakestein in vrij eigendom te verkrijgen met toestemming van het Ridderschap van Utrecht van de St. Servaas abdij (Vrouwenklooster) te Utrecht. Coert Simon Sander, waar geen portret van bekend is, kocht de heerlijkheid De Vuursche en kasteel Drakestein aan op vrijdag 19 november 1779 aan ten overstaan van de Utrechtse notaris Nico Buddingh. Die tevens schout in De Vuursche was.. Hierin was de erfpacht canon van het Vrouwenklooster meegenomen. Een erfpacht canon was een weder helft bezit van Coert en het Sint Servaasabdij van Cistercienzerinnen Vrouwenklooster. Als men niet meer aan de erfpacht canon kon voldoen qua betaling, dan verviel het eigendom (vast- onroerend goed of ambachtsheerlijkheid) terug aan het Vrouwenklooster. |
Coert Simon Sander (1753-1805) was gehuwd met Maria Sara Johanna van Wesel. Sander had samen met haar uit dit huwelijk twee kinderen gekregen zoon Hendrik Coenraad Leonard Sander (+/-1791-1858) en dochter Geradina Gualtera Sara Maria Sander (+/-1793-1863). Sander overlijd op 2 maart 1805 op zijn kasteel Drakestein in De Vuursche. |
Hierop verkopen de erfgename de ambachtsheerlijkheid en het kasteel via schout van De Vuursche en notaris te Utrecht Nico Wilhelmus Buddingh die de heerlijkheid al ruim 30 jaar eerder verkocht aan Simon Sander. Bij openbare veiling in de zomer van 1805 verkoopt Nico het kasteel en de heerlijkheid aan buurman en goede vriend Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein. |
Pas in 1806 wordt Paul echt de eigenaar van de De Vuursche en Kasteel Drakestein. Dit gebeurt als de memories van successie van de vorige eigenaar Coert Simon Sander en zijn erfgenamen voor het Hof van Utrecht zijn bekrachtigd. |
In het jaar 1807 ruim twee jaar na Pauls aankoop van Kasteel Drakestein en De Vuursche legt hij bij buurman Nico Buddingh diverse tiende, pachten en huren vast met andere bewoners en grondbezitters in De Vuursche. Hierin gebruikt Paul Bosch nog altijd niet in zijn handtekening gebruik de naam Bosch van Drakestein. Buddingh gebruikt in zijn akten wel al de termen dat Paul Bosch Heer van Drakestein en Heer van De Vuursche is. |
In de jaren 1807 tot 1810 had Paul Bosch een inhoudelijk conflict met een grondbezitter wonende in De Vuursche. Die bewoner genaamd Jacob Staal beweerde over zijn 2,5 morgen land geen tiende te willen betalen. Staal beweerde nog 'nooit gehoord' te hebben van dat hij over zijn 2,5 morgen land tiend moest betalen. Zoals Staal gewend was van vroegere eigenaar van De Vuursche Coert Simon Sander die op dat stuk land geen tiende hief. |
Bij twee andere kleine land eigenaren gaat een medewerker van het Hof van Utrecht Jan Both Hendriksen te rade die wel beweren altijd tiende over hun land betaald hebben aan de vroegere ambachtsheerlijkeseigenaar. Eind van het jaar 1810 leggen Paul en Staal bij notariële akte vast af te zien van een inhoudelijke rechtszaak. In het nadeel van Jacob Staal. Staal zal van een rechtszaak hebben afgezien omdat hij kort aan het einde van het jaar al overleed. |
Na vele tijd van onderzoek door stichting is ons wel duidelijk dat Paul Bosch de eerste jaren na zijn aankoop van Kasteel Drakestein en ambachtsheerlijkheid De Vuursche nog vele formele zaken afgerond wilde hebben voordat hij Van Drakestein achter zijn achternaam Bosch zou gaan zetten. |
Na het tekenen van de papieren bij Jan Both Hendriksen is zijn handtekening nog steeds P.W. Bosch. Vanaf 1 januari 1811 werd in de Nederlanden in die tijd een provincie onderdeel van de Franse Staat onder Keizer Napoleon de Burgerlijke Stand ingevoerd. Voortaan zou de bevolkingsboekhouding via de overheid worden bijgehouden en niet via kerkelijk wegen. Kerk en Staat werden vanaf die tijd ook gescheiden. Op zaterdag 22 februari 1811 kwam Paul Bosch weer bij Buddings voor het ondertekenen van de zoveelste huur en pachtovereenkomst voor een hofstede genaamd Paddenburg die hij bezat in Baambrugge in de gemeente De Ronde Venen gelegen in het noordwesten van de provincie Utrecht. Bij dat moment is het ons voor de tweede keer bekend dat Paul Bosch zijn handtekening zet met P.W. Bosch van Drakestein. |
Zoals eerder beschreven het formeel afronden van zakelijke belangen in De Vuursche, het juridische conflict met Jacob Staal uit De Vuursche, het burgemeesterschap (Maire) wat Paul pretendeerde in Utrecht en de invoering van de Burgerlijke Stand in het jaar 1811. Maakte dat Paul zich vanaf 1811 in zijn zakelijke ondertekeningen Paul Bosch van Drakestein ging noemen. Bij een burgemeesterschap van 1812 en 1813 moest een maire natuurlijke ook nog een goede achternaam hebben. Een met status uiteraard. En bij de het aangeven van je achternaam in 1811 voor de invoering van de Burgerlijke Stand was het natuurlijk ook mooi meegenomen dat je je achternaam ander kon laten inschrijven naar het bezit wat je toen had. Plus het feit dat je toekomstige familieleden altijd de achternaam beleven behouden van een vroeger stamvaderlijk bezit. Bron: Het Utrechts Archief, 239-1, 252-449. Heden 2020 alleen nog de Nieuw Amelisweerd, De Vuursche en de Heeckeren (Goor, Prov. Overijssel) tak die nog hun achternaam Bosch van Drakestein hebben behouden. |
Paulus Wilhelmus Bosch, die zich vanaf dat moment Bosch van Drakestein ging noemen was een vervend liefhebber van het opkopen van vroegere vast- en onroerende goederen van het kapittel van St. Jan. Hij woonde namelijk ook aan het Janskerkhof 17 in de binnenstad van Utrecht. Dit is de plek waar tot de zestiende eeuw de kanunniken van het kapittel zetelde in de Janskerk, die er thans nog staat. |
Paul zal zeker door zijn vriend Nico Buddingh zijn aangespoord om De Vuursche en Drakestein te kopen. Nico was overigens schout en gadermeester (belastinginner) van De Vuursche. Nico en Paul zullen hierin een prettige samenwerking hebben gehad in het beheer van De Vuursche en kasteel Drakestein. |
De Vuursche
(heerlijkheid en gemeente)
De Vuursche is een Nederlandse plaats in de gemeente Baarn in de provincie Utrecht. De Vuursche ligt in de Laagte van Pijnenburg, een laag deel van de Utrechtse Heuvelrug, dat het Utrechtse deel van de heuvelrug scheidt van Het Gooi. |
De heerlijkheid De Vuursche
Volgens Blijdenstijn is 'De Vuursche' een negende-eeuws toponiem, dat verwijst naar de gaspeldoorn (Ulex europaeus). Deze naam en tal van andere op en bij de Utrechtse Heuvelrug, bewijzen dat het gebied in die tijd nog geheel bebost moet zijn geweest. |
De Vuursche was aanvankelijk een ambachtsheerlijkheid. Sinds 1085 behoorden de heerlijke rechten van De Vuursche aan het Utrechtse kapittel van Sint Jan. Later was de heerlijkheid De Vuursche in het bezit van de familie Bosch, tevens eigenaresse van kasteel Drakensteyn, die weer nauw verbonden is met die van ridderhofstad Drakenburg. De familie Bosch van Drakestein verkocht heerlijkheid en kasteel aan prinses Beatrix der Nederlanden. |
Gemeente De Vuursche
De gemeente De Vuursche ontstond in 1798, nadat in de Bataafse revolutie naar Frans voorbeeld in Nederlandse gemeenten werden ingesteld. |
De Vuursche deel van de gemeente Baarn
Het geringe aantal inwoners, met heel weinig kiesgerechtigden, was de doorslaggevende reden voor de samenvoeging met Baarn in het begin van de tweede helft van de negentiende eeuw. De Gemeentewet van Thorbecke van 1851 was de aanleiding. Het minimum aantal kiesgerechtigden om als gemeente zelfstandig te blijven was 25. De Vuursche had er maar 10. De gemeente Baarn zag op tegen de kosten van onderhoud van de kerk, de toren en de begraafplaats, maar nadat Gedeputeerde Staten hadden besloten, dat De Vuursche zijn eigen toren en kerkhof zou blijven onderhouden, was dit bezwaar van Baarnse zijde van de baan. |
De samenvoeging van de gemeenten De Vuursche en Baarn vond plaats in 1857. Een wetsvoorstel van die strekking was door de Tweede Kamer met een grote meerderheid, en door de Eerste Kamer met algemene stemmen, aangenomen. De beslissing werd gepubliceerd in het Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden van 13 juni 1857. Daarin is opgenomen de tekst van de wet die door Koning Willem III was uitgevaardigd. In artikel 1 werd bepaald: “De gemeenten Baarn en De Vuursche worden vereenigd” en in artikel 2 werd aangekondigd: “De vereenigde gemeente draagt den naam van Baarn”. In artikel 8 staat: “De wet is verbindend met den dag harer afkondiging”. |
Boswachterij De Vuursche
|
De bossen en natuurterreinen in de omgeving van Lage Vuursche zijn een onderdeel van het natuurgebied Utrechtse Heuvelrug – Noord. Ze zijn voor een deel particuliere landgoederen, voor een deel eigendom van Het Utrechts Landschap en voor een deel eigendom van Staatsbosbeheer. De laatste behoren tot de boswachterij De Vuursche. In deze boswachterij bevindt zich een heuvel in het landschap, 't Hooge Erf, die net als de Soester Eng en een heuvel ten oosten van Baarn, restanten zijn uit de ijstijd. 't Hooge Erf is het hoogste punt van het noordelijk deel van de Utrechtse Heuvelrug. In het gebied wisselen loofbossen en naaldbossen elkaar af. Er zijn veel koningsvarens te vinden. Bron: Wikipedia: De Vuursche. |
Eigenaren Kasteel Drakestein
In de Gouden Eeuw werd in de Laagte van Pijnenburg een groot aantal kastelen en landhuizen verbouwd en gebouwd, zoals Soestdijk, Kasteel de Hooge Vuursche, De Eult, Pijnenburg en Ewijckshoeve. Nadat Gerard van Reede in financiële moeilijkheden was gekomen, verkocht hij Drakensteyn op 20 december 1671 voor 27.300 gulden aan de Amsterdammer Joan Reynst, die het als zomerverblijf ging gebruiken. In de zeventiende en achttiende eeuw wisselde het kasteel enkele malen van eigenaar. Het huis was tot 1779 in het bezit van leden van de familie Godin. In 1780 vond een verbouwing plaats, waardoor het aanzicht van het huis veranderde. Hierbij werden de Ionische zuilen verwijderd. In 1805 werd Drakensteyn eigendom van mr. Paulus Wilhelmus Bosch, burgemeester van Utrecht. Het huis bleef 150 jaar in de familie, tot het in 1959 door Frederik Lodewijk Bosch van Drakestein aan prinses Beatrix werd verkocht. Zij liet het kasteel restaureren en trok er in 1963 in. Een in slechte staat verkerend ensemble van beschilderde linnen wandbespanningen, door Jurriaen Andriessen vervaardigd in 1780, werd toen verwijderd uit het interieur. Deze doeken, die lange tijd op de zolder van paleis Soestdijk werden bewaard, werden na enige tijd gerestaureerd en hangen tegenwoordig in Museum Van Loon in Amsterdam. |
Jhr. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein kocht Kasteel Drakestein (Slotlaan 8, 3749 AA Lage Vuursche) en de ambachtsheerlijkheid De Vuursche voor f. 75.000 gulden. Diverse hooi en weilanden in Eembrugge en Baarn (voor f. 2775-, en f. 8400-, gulden) werden op een veiling ten overstaan van de Utrechtse notaris Nicolaas Wilhelmus Buddingh op woensdag 7 augustus 1805 gekocht. Totaal ging het om een bedrag van f. 88.875-, gulden. |
Prinses Beatrix der Nederlanden op
Kasteel Drakestein in 1959 tot 1963
Op maandag 15 juni 1959 werd ten overstaan van de Baarnse notaris Bernard Engelbert Koenderik Kasteel Groot Drakestein verkocht. Verkoper was Jhr. Fredrik Lodewijk Maria Bosch van Drakestein, wonende te Lage Vuursche te gemeente Baarn. Als aankopende partij was aanwezig Jhr. Cornelis Dedel in functie als handelde lasthebber Beatrix Wilhelmina Armgard, Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, Prinses van Lippe-Biesterfeld, wonende te Baarn op Paleis Soestdijk. |
Kasteel Drakestein met gebouwen, tuin, en bos, gelegen te Sectie F. nr. 714, groot 20 hectaren, 84 aren en 85 centiaren werd door verkoper Jhr. Frederik Lodewijk Maria Bosch van Drakestein in eigendom verkregen bij akte van scheiding op dinsdag 11 december 1956. Verleden voor notaris P.A.A.H. Graafland te Amsterdam, overgeschreven ten Hypotheekkantoren te Amersfoort op dinsdag 11 december 1956. Frederik Lodewijk erfde kasteel Drakestein van zijn vader Jhr. Paulus Jan Bosch van Drakestein, nadat hij overleden was te Baarn op maandag 7 november 1955 aan een beroerte. Het onroerend goed werd verdeeld tussen Frederik en zijn zus Jkvr. Maria Theresia Carmen Diana Catharina Bosch van Drakestein (1932-2017). |
Prinses Beatrix kocht kasteel Drakestein voor maar liefst f. 300.000 gulden naar eigen vermogen. Beatrix zou er ruim drie jaar later in trekken. |
Bron: Het Utrechts Archief: 1294, 9632 (1232), 1959 juni 9-1959 juni 20, 1231, deel: 94. |
Jhr. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein
De portretten, die omstreeks 1830 zijn vervaardigd, hingen tot het voorjaar van 1840 in het huis van de familie Bosch aan het Janskerkhof 17. Vervolgens kwamen zij in het bezit van oudste zoon Willem Bosch. De portretten hingen vele jaren in zijn huis aan de Minrebroerderstraat 11 aan de muur. In de jaren zestig van de negentiende eeuw zullen de portretten zijn overbracht naar het landgoed Nieuw Amelisweerd, waar de zoon van Willem Hendrik op zijn vroegere buitenverblijf voorgoed ging wonen tot aan zijn overlijden in 1914. |
Tussen 1914 en 1929 waren de portretten in het bezit gekomen van Hendriks zoon Johan Bosch van Drakestein. Na zijn overlijden in 1929 kwam het roerend goed aan zijn echtgenote Lucie Serraris. Zij kocht in 1931 het huis Welgelegen aan de Ruysdaellaan 7 te Huis ter Heide in Zeist. Vanaf 1931 tot aan haar overlijden in 1951 zullen naar verloop van tijd de portretten in Huis ter Heide aan de wand zijn komen te hangen. Na 1951 bleef Huize Welgelegen een familie huis van de acht kinderen van Johan en Lucie. |
In de jaren zestig of zeventig van de twintigste eeuw kwam het huis in eigendom van Louis Bosch van Drakestein. Hij was tot 1971 directeur van de VVV te Zeist. Tot aan zijn overlijden in 1982 hebben de portretten van Paul en Henriëtte bij de Ruysdaellan daar aan de muur gehangen. |
Na die tijd tot op heden zijn portretten in het bezit van een erfgenaam van Louis en hangen ze nu al ruim 40 jaar bij een particulier aan de wand in Bussum. |
Jhr. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein, heer van Drakestein en De Vuursche. Hij werd geboren op 13 november 1771 te Utrecht en overleed aldaar op 17 april 1834. Paulus was advocaat, politicus en grootgrondbezitter. Bosch was lid van de familie Bosch en een zoon van de koopman Theodorus Gerardus Bosch (1726-1802) en Cornelia van Bijleveld (1746-1823). Paul Bosch van Drakestein heeft tot twee maal toe een request bij koning Willem I ingediend om in de (lage) adelstand te mogen worden verheven en wel in september 1816 en in september 1822. Bij aanpassing in het bevolkingsregister van de stad Utrecht op maandag 19 juni 1837 liet Jhr. Willem Bosch van Drakestein, tezamen met zijn broers, zussen, (achter) neven en nichtjes en daarop volgende generaties van de familie de naamsverandering vastleggen van familie Bosch naar familie Bosch van Drakestein. |
Bij Koninklijk Besluit 's-Gravenhage op 10 december 1829 nr. 8 wordt Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein in de adelstand verheven tot jonkheer. Zijn kinderen en de daarop volgende generaties mogen vanaf dan de titel jonkheer of jonkvrouw gebruiken. |
Jhr. Willem Bosch van Drakestein was tussen april 1834, na het overlijden van vader en voor het overlijden van moeder Hofmann, in december 1839 familie oudste van het huis aan het Janskerkhof 17. Diverse malen trad hij op als oudste familie vertegenwoordiger in notariële zaken en andere zakelijke familie aangelegenheden. Willem bleef ook tot aan het overlijden van moeder Hofmann samen met haar op het Janskerkhof 17 wonen. Bron: Het Utrechts Archief, 481-703-01 Utrercht 1837, akten.: 9. |
Paulus Willem Bosch huwde in 1797 met Henriëtte Hofmann (1775-1839). Paulus Willem Bosch was in 1797 onder huwelijkse voorwaarden getrouwd met haar. In 1805 maakte het echtpaar Bosch-Hofmann een testament. Uit dit huwelijk werden negen kinderen geboren. |
Tijdens het bezoek van keizer Napoleon Bonaparte aan Utrecht, in oktober 1811, logeerde een rekestmeester uit zijn gevolg, belast met de Bruggen, Wegen en Polders, bij Bosch op de Voorstraat H 514 (Voorstraat 83). Bron: Huizenaanhetjanskerkhof.nl. |
Het deel van de binnenstad, waar Bosch en zijn echtgenote Hofmann woonde, was tot aan het eind van de zestiende eeuw in het bezit van het Rooms Katholieke kapittel en de kerk van St. Jan. Na de reformatie van 1580 kwamen de goederen in het bezit van de Staten van Utrecht. Benoemde kannuniken werden vanaf het begin van de zeventiende eeuw aangesteld om deze onroerende goederen van landerijen, huizen (claustrale huizen) en boerderijen te beheren. Voor het huis Janskerkhof 17 werd de claustraliteit in de loop van de zeventiende eeuw afgekocht. Van 1791 tot 1811 was het huis het eigendom van Willem Arnout Leyssius (1769-1796). Hij huwde in 1790 met Frederica Geertruida van Westreenen van Themaat (1773-1845). Zij was een kleindochter van Jan Jacob van Westrenen en Johanna Catharina Mamuchet van Houdringe. Het echtpaar Leyssius kreeg twee kinderen, Maria Françoise Leyssius (1791-1864) en Pierre Frédéric Leyssius (1793-1846). Vanaf 1793 leefde het echtpaar gescheiden van tafel en bed. |
Na het overlijden van Willem Arnout Leyssius in 1796, na een duel bij Oudwijk, zou het 15 jaar gaan duren voordat zijn erfgename na vele rechtszaken tot een eindafsluiting van zijn nalatenschap zou gaan komen. In het begin van de negentiende (?1796-1811) eeuw woonde Petrus Leonardus van Heilmann van Stoutenburg (1755-1816) hier. Petrus huurde het huis van de erfgenamen van familie Leyssius. |
Hij was in 1789 gehuwd met Lucia Theresia van Lielaar (1752-1819), weduwe van Martinus Carolus van Beurden. In 1793 was Lucia Theresia van Lielaer, echtgenote van Petrus Leonardus Heilmann van Stoutenburg, die na de dood van haar vader Johannes Franciscus van Lielaar, beleend met de heerlijkheid Stoutenburg. In oktober 1811 logeerde Prins van Neufchatel (Louis Alexandre Berthier) bij Heilmann. Louis maakte onderdeel uit van het gevolg van het bezoek van keizer Napoleon, die in die dagen Utrecht bezocht. Al het koninklijke personeel werd ondergebracht in diverse huizen in de stad. |
Na de verdeling van de Leyssius / Van Westrenen goederen, waaronder ook het huis Janskerkhof 17 in december 1811, is het huis in bezit gebleven van een van de erfgenamen. Bij de geboorte van Johannes Gerardus Bosch van Drakestein in november 1813, woont het gezin Bosch volgens archivalia al aan het Janskerkhof. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, U328a002, 1811, notaris Christiaan Sanderson. |
Bron en overgenomen van: Huizenaanhetjanskerkhof.nl Janskerkhof 17 en 17a. Uit nader archiefonderzoek en met medewerking en ontdekking van Thomas Sukking uit Soesterberg. Hebben we weten vast te stellen dat Paul Bosch van Drakestein in het najaar van 1811 het huis aan het Janskerkhof 17 met zijn gezin heeft betrokken. Hij zou het huis nog 9 jaar huren van de familie Leijsius. Waarop dinsdag 15 februari van het jaar 1820 ten overstaande van de Utrechtse notaris Hendrik van Ommeren, het huis aan het Janskerkhof nr. 17, genummers wijk H, nr. 593 werd verkocht door Pieter Hendrik Leijsius, rentenier, wonende te Utrecht op de Nieuwegracht aab de Runnebaan en waarbij de heer Cornelis Adriaan Mollerus, van beroep griffier van het Hoog Miliatire Gerechtshof, wonende binnen binnen deze stad. Met de in laatst genoemde naam als gesubstitueerde gemachtigde van de heer Nicloaas Willem Molleus, rentenier, woonachtig in Marseille, genoemd als verkoper en de aankopende partij Mr. Paulus Willem Bosch van Drakestein 'Een huizinge, erve en grond met zijn kelders enkluizen, tuin, stallinge en koetshuis, staande en gelegen binnen Utrecht aan de noordzijde Wijk H. No. 593,- Mhet eene kleine Huizinge gelegen naast de stallinge van eerst gemelde a Huizinge aan de Voorstraat wijk H. No. 522,- voor de somme van ƒ. 25.000,-'. Bron: HUA, 34-4, 3248, aktenummer: 3030. De heer Paul Bosch zou tot aan zijn overlijden in april 1834 hier wonen. Na het overlijden van Paul bleef zijn oudste zoon Willem met Henriëtte er nog enige jaren wonen, totdat ook Henriëtte overleed eind 1839. Hierna kwam het huis Janskerkhof 17 en 17a toe aan zijn dochter Elizabeth. Zij was met haar neef Jan Willem Hendrik Bosch gehuwd. |
Paulus Wilhelmus Bosch was een telg uit een katholieke familie, die door een uiterst voortvarende manier van zakendoen en een succesvolle huwelijkspolitiek zeer rijk waren geworden. |
Paulus ging Romeins en hedendaags recht studeren. Hij vestigde zich als advocaat en deed in 1795 met de Franse revolutie mee. Hij werd lid van de Provisionele Municipaliteit (gemeenteraad in de Franse Tijd) en was vervolgens tot 1803 tweede secretaris van de Raad van Rechtspleging. Daarna was hij enkele jaren lid van de departementale rekenkamer. Naast zijn openbare functies nam hij deel aan het familiebedrijf en genoot hij inkomsten uit een uitgebreid bezit aan landbouwgrond en vastgoed. Bosch was voortdurend bezig met het opkopen van landerijen, die patriciërs vanwege de ongunstige tijdsomstandigheden van de hand moesten doen. Sinds 1805 noemde hij zich, naar één van de aangeschafte ambachtsheerlijkheden, Bosch van Drakestein. Onder deze naam werd hij in 1808 lid van de vroedschap (stadscollege). Drie jaar later, in 1811, werd hij adjunct-maire onder mr. A. J. W. van Dielen. |
Hij overleed in februari 1812 en na maanden touwtrekken werd Bosch van Drakestein als nieuwe maire van Utrecht aangesteld van 1812 tot 1813. Bosch was in hoge mate gepousseerd (bevorderd) door de prefect van het departement van de Zuiderzee, graaf De Celles. Deze prees in een brief aan Lebrun de ijver en de Fransgezindheid van zijn kandidaat en adviseerde geen acht te slaan (geen gehoor te geven) op de bezwaren, die tegen hem in Utrecht bestonden. |
Hij overleed in februari 1812 en na maanden touwtrekken werd Bosch van Drakestein als nieuwe maire van Utrecht aangesteld van 1812 tot 1813. Bosch was in hoge mate gepousseerd (bevorderd) door de prefect van het departement van de Zuiderzee, graaf De Celles. Deze prees in een brief aan Lebrun de ijver en de Fransgezindheid van zijn kandidaat en adviseerde geen acht te slaan (geen gehoor te geven) op de bezwaren, die tegen hem in Utrecht bestonden. |
2. Ten tweede, de ongeremde Fransgezindheid van de man. Anders dan zijn voorganger, die steeds had geprobeerd de Franse maatregelen zo veel mogelijk te verzachten, had Bosch van Drakestein |
Na de terugtocht van de Fransen werd hij gevangen genomen, maar door Koning Willem I gerehabiliteerd (goede naam teruggegeven) en werd hij benoemd als lid van de Provinciale Staten van Utrecht van 1814 tot 1830. Ruim 4 jaar later, in april 1834, overleed Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein op 62-jarige leeftijd. |
Bronnen: Stilte na de storm- Utrecht in de eerste helft van de negentiende eeuw, Prof. Dr. R.E. de Bruin en Wikipedia.nl Paulus was een groot liefhebber van het opkopen van het oude vast- en onroerend goed van het kapittel van St. Jan. Deze kwamen na het tekenen van het keizerlijke decreet door Napoleon, op 21 februari 1811, toe aan de Nederlandse Staat der Domeinen. Tussen 1819 en 1821 werden deze vroegere kapittel goederen verkocht per afslag. Bosch kocht onder andere De Proosdij en Landgoed de Hennekamp in Ede aan op 1 december 1819. Deze waren tot 1811 het eigendom geweest van het kapittel van St. Jan. Ook landerijen, die onderdeel uit maakten van de Erfpachtcanon van het kapittel, kocht hij graag op in de omgeving van Utrecht. De bedoeling was hierop te verdienen. Hij had dat na verloop van tijd zo groots opgebouwd, dat Bosch in de laatste jaren van zijn leven ervan kon rentenieren. Misschien las Paulus in het eerst kwart van de negentiende eeuw wel de Gazette Utrecht. Een Utrechtse krant met een Franse naam. Gazette is Frans voor krant. |
Hierin stonden vrijwel alle aangeboden landgoederen en landerijen, die door de economisch ongunstige tijd op de vastgoedmarkt werden aangeboden. Een groot deel van deze goederen kocht Bosch aan in de loop van de tijd. Zo was hij actief in het familie vastgoedbedrijf en een van de grootste grootgrondbezitters uit zijn tijd in Utrecht. Ook zou het goed mogelijk zijn geweest, dat Bosch regelmatig het een en het ander van zijn buurman hoorde over vast- en onroerend goed, wat op de markt zou komen. Zijn buurman was Nicolaas Wilhelmus Budding, een zeer vooraanstaand notaris, die begin negentiende eeuw met zijn kantoor in de binnenstad gevestigd was. Bosch was regelmatig te vinden bij Nicolaas op kantoor om een transactie te bekrachtigen of om een familie aangelegenheid vast te laten leggen. |
In de Utrechtsche Courant van 22 juli 1833 staat in advertentie 1410 het volgende te lezen: "De Ondergeteekende betuigt bij deze den hartelijken dank aan allen, van welke hij de onderscheldene blijken van deelneming en belangstelling heeft mogen ontvangen gedurende zijne zeer ernstige ongesteldheid en aanvankelijke herstelling". P.W. Bosch van Drakestein Utrecht 20. Julij 1833." Hieruit kunnen we opmaken dat Paul in de zomer van 1833, ruim een jaar eerder, niet meer gezond was. |
Na zijn overlijden in april 1834 liet Paul 1,5 miljoen gulden na aan zijn echtgenote en 9 kinderen. In de Opregte Haarlemsche Courant van 26 juli 1834 staat het volgende te lezen: "Commissarissen en directeuren der Negotiatie ten lasten de Plantagien Waterland, Adrichem en Palkmeneribe en Surnimombo, gelegen in de Kolonie van Suriname, roepen bij deze op alle de Geinteresseerdens in de gemelde Negotiatie om met hunne Aandeelen voorzien te compareren in den Doelen op de Garnalenmarkt op Donderdag den 31ste Julij eerstkomende, ten half twee uur, ten einden volgens art. A der op 20 december 1826 gearresteerde Conventie over te gaan tot de benoeming van eene nieuwe Commissaris, in plaats van de overleden Heer P.W. Bosch van Drakestein". | Uit deze krantenadvertentie kunnen we opmaken dat Paul Bosch ook commissaris was van een Negotiatie fonds. Zo'n beleggingsfonds was in de achttiende- en negentiende eeuw bedoeld om de koffieplantages in Zuid Amerika te ondersteunen. |
Mensen met veel geld staken dan 1000 gulden in het fonds als obligatie, waardoor de lokale koffieboeren in Suriname hun eigen koffieplantage konden runnen. De koffieboeren hadden bij zulke leningen hun plantage als onderpand, mochten ze aan hun betalingsverplichting niet meer kunnen voldoen. |
Er is in de tijd dat de stichting SHH Jhr. Paul Bosch van Drakestein en zijn echtgenote Henriette Hofmann en familieleden onderzoekt, iets opmerkelijks opgevallen. Op zondag 29 december van het jaar 1805 laat het echtpaar ten overstaan van de Utrechtse notaris Johan Fredrik Gobius Jr. een eerste testament opmaken. Hierin laat Paul Bosch opnemen, dat zijn oudste zoon (geboren op dat moment Willem Bosch van Drakestein 1853-1853) bij Pauls overlijden de ambachtsheerlijkheid De Vuursche en kasteel Drakestein zal vererven. Ruim 29 jaar later, bij Pauls overlijden in april 1834, krijgt de een-na-oudste zoon Jhr. Frederik Lodewijk Herbert Jan Bosch van Drakestein (1799-1866) het kasteel en de ambachtsheerlijkheid. Oudste zoon Willem krijgt het huis en het landgoed Nieuw Amelisweerd in plaats van kasteel Drakestein en de ambachtsheerlijkheid De Vuursche. Over Pauls nalatenschap zal binnen het gezin Bosch wel wat overleg zijn geweest. Hierbij was het oorspronkelijk de bedoeling, dat Pauls bijzonderste bezit De Vuursche en Drakestein naar zijn oudste zoon Jhr. Willem Bosch van Drakestein zou zijn overgegaan. Ruim 29 jaar later zou dit toch anders uitkomen. Volgens hetzelfde testament uit 1805 zou de tweede zoon het landgoed en huize de Sterrenberg in Soest en Zeist vererven. Hij zou 29 jaar later na het overlijden van Paul Jhr. Frederik Bosch van Drakestein het landgoed en huize de Sterrenberg hebben vererft. Maar dit werd bestemd voor zijn jongere broer Jhr. Karel Bosch van Drakestein. Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U260a014, 29-12-1805, aktn.: 100. Derde zoon Jhr. Hendrik Willem Bosch van Drakestein (1805-1883) kreeg het huis en en landgoed Oud Amelisweerd in Rhijnauwen, na Pauls overlijden, toebedeeld in april 1834. Vierde zoon Jhr. Karel Bosch van Drakestein (1807-1860) kreeg het huis en landgoed de Sterrenberg in Zeist en Soest en de ambachtsheerlijkheid Reijerscop - Creuningen in Vleuten - De Meern. Vijfde zoon Jhr. Johan Bosch van Drakestein (1811-1883) kreeg het huis en landgoed Bruxvoort in Bennekom en Ede in de provincie Gelderland. Zesde zoon Jhr. Gerard Bosch van Drakestein (1813-1862) kreeg enkele boerderijen en andere landerijen in de regio Utrecht. Rond 1841 kocht hij het landgoed en huis Heeckeren in de gemeente Goor aan, waarna hij diverse van zijn goederen uit de regio Utrecht voegde bij zijn bezittingen bij het landgoed Heeckeren. Zoals boerderij De Koppel in Utrecht Lunetten zijn oudste broer Willem verkocht De Koppel aan Gerard het in jaar 1846. Boerderij De Grote Geer in Houten was al voor het jaar 1832 in het bezit van Gerard Willem. |
Bevolkingsregisters Utrecht stad in 1813
Bij de eerste bevolkingsregistratie volgens de Franse wet in 1813, was het toenmalige huis van familie Bosch van Drakestein aan het Janskerkhof 17 en 17a geadresseerd aan de St. Jan nr. 8. Volgens het register staan de volgende personen op dit adres geregistreerd: 1. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein (Maire = burgemeester) (41 jaar) 2. Henriëtte Hofmann (36 jaar) 3. Willem Bosch van Drakestein (14 jaar) 4. Frederik Lodewijk Hebert Jan Bosch van Drakestein (13 jaar) 5. Henriette Josephine Jacqueline Bosch van Drakestein (11 jaar) 6. Paulina Elisabeth Bosch van Drakestein (9 jaar) 7. Hendrik Willem Bosch van Drakestein (8 jaar) 8. Carolus Theodorus Johannes Bosch van Drakestein (6 jaar) 9. Elisabeth Petronella Bosch van Drakestein (4 jaar) 10. Johannes Gerardus Bosch van Drakestein (2 jaar) 11. M.E. van Bester (34 jaar) (Servante) 12. A. van Schaik (48 jaar) (Servante) 13. Cornelia van Heumen (35 jaar) (Servante) 14. Arnold Frippeluur (29 jaar) (Servante) |
Bevolkingsregisters Utrecht stad in 1823
Bij de tweede bevolkingsregistratie volgens de Nederlandse wet in 1823, was het toenmalige huis van familie Bosch van Drakestein aan het Janskerkhof 17 en 17a geadresseerd aan in wijk H onder huisnummer 593. Volgens het register staan de volgende personen op dit adres geregistreerd:1. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein (Lid van de Provinciale Staten van Utrecht) (52 jaar) |
Bevolkingsregisters Utrecht stad in 1829
Bij de derde bevolkingsregistratie volgens de Nederlandse wet in 1829, was het toenmalige huis van familie Bosch van Drakestein aan het Janskerkhof 17 en 17a geadresseerd aan in wijk H onder huisnummer 593. Volgens het register staan de volgende personen op dit adres geregistreerd: 1. Jhr. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein (58 jaar) 2. Henriette Hofmann (50 jaar) 3. Jhr. Willem Bosch van Drakestein (advocaat) (30 jaar) 4. Jhr. Gerard Willem Bosch van Drakestein (student) (18 jaar) 5. Frans van Gorcum (professioneel huisbediende) (23 jaar) 6. Johanna Grootharden (keukenmeid) (50 jaar) 7. Jansje La Ros (kamenier) (40 jaar) 8. Wilhelmina Achthoven (werkmeid) (21 jaar) 9. Peter van de Vloed (knecht) (36 jaar) |
Bevolkingsregisters Utrecht stad in 1840
Bij de vierde bevolkingsregistratie volgens de Nederlandse wet in 1840, was het toenmalige huis van familie Bosch van Drakestein aan het Janskerkhof 17 en 17a geadresseerd aan in wijk H onder huisnummer 593. Volgens het register staan de volgende personen op dit adres geregistreerd: 1. Aletto Krafie (kamernier) (29 jaar) 2. Wilhelmina Achthoven (wekmeid) (31 jaar) 3. Hendriea Merkenhoff (keukenmeid) (32 jaar) 4. Frans Arts Jr. (huisknecht) (22 jaar) |
Henriette Hofmann was de laatste van het gezin, die het huis aan het Janskerkhof verliet toen ze eind december 1839 overleed. Alleen het huispersoneel bleef bij de nieuwe bevolkingstelling van het jaar 1840. |
Aankoop landgoederen
Nieuw Amelisweerd en Oud Amelisweerd
Jhr. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein kocht op zaterdag 24 augustus 1811 ten overstaan van de Utrechtse notaris Van Ommeren de landgoederen Nieuw- en Oud Amelisweerd van mr. Jan Pieter van Wickevoort Crommelin. Dit voor een totaal bedrag van f. 145.000 gulden. Hierbij behoorden vele landerijen en hofsteden in Bunnik en Vechten, Rhijnauwen, Oud-Wulven en Maarschalkerweerd. Jan Pieter had Nieuw- en Oud Amelisweerd daarvoor in 1810 van Koning Lodewijk Napoleon gekocht. Dit was waarschijnlijk bedoeld om hem van dienst te zijn en destijds snel van zijn onroerend goed vermogens in de Nederlanden af te komen. Jan Pieter heeft in de periode dat hij Nieuw- en Oud Amelisweerd in eigendom had nog geprobeerd de landhuizen te verhuren. Dit is naar alle waarschijnlijkheid niet gelukt, zo te zien is aan zijn korte eigendomsstaat. |
Jan Pieter van Wickevoort Crommelin was President der Nationale Conventie, kanselier van het Koninkrijk Holland en lid van de eerste Kamer der Staatsraad. Hij was gehuwd met Catharina van Lennep te Heemstede (Noord-Holland) op 24 oktober 1790. Het echtpaar had 3 kinderen: Jan Pieter Adolf van Wickevoort Crommelin, Henri Samuel van Wickevoort Crommelin en Maria Catharina van Wickevoort Crommelin. |
De Bosch van Drakesteinlaan in Utrecht-Tolsteeg
|
In 1953 en 1954 werd ten westen van het fort Lunet I aan de Koningsweg het uitbreidingsplan Krommerijn gerealiseerd. Bij deze naoorlogse stadsuitbreiding werden diverse appartementen en huizenblokken gebouwd. Al in de jaren dertig van de twintigste eeuw was Utrecht in gesprek met het ministerie van Oorlog om in de omgeving van 'De Vier Lunetten op de Houtense Vlakte' te kunnen bouwen. Maar door de wet op de Verboden Kringen uit midden negentiende eeuw, was het bijna onbegonnen werk en ook verboden om binnen bepaalde afstanden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie forten te bouwen. STADSNIEUWS De straat, die van de Koningsweg, getekend van de spoorwegovergang af de eerste zijnstraat zal zijn in ongeveer noordoostelijke richting, wordt Kranenburgerweg.De straat, die ten zuidoosten van de Kranenburgerweg evenwijdig daaraan zal lopen, zal Kozakkenweg heten. |
De straat, die gerekend van de Koningsweg af de eerste verbinding zal vormen tussen de Kranenburgerweg en de Kozakkenweg, evenals op deze straat uitkomende toegangspaden tot woningblokken, wordt Fransestraat. |
De straat, die ten noorden van de Fransestraat evenwijdig daaraan zal lopen, wordt Bosch van Drakesteinlaan. |
Bron: Krantenbank Het Utrechts Archief, archiefcommissie Straatnaamgeving, gemeente Utrecht, Alice Oosterhoff. |
Bosch van Drakesteinpad te Amsterdam in Nieuw-West
In de gemeente Amsterdam (Prov. Noord-Holland), om precies te zijn in het westen van de stad op de vroegere gemeentegrond van Sloten (1816-1921), bevindt zich het Bosch van Drakesteinpad. |
Deze straatnaam is vastgesteld door het dagelijks bestuur van het Amsterdamse stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer (heden genaamd Nieuw-West) op dinsdag 11 juli 2006. Genoemd naar Jonkheer Gérard Dagobert Henri "Gerard" Bosch van Drakestein (Mechelen (België), 24 juli 1887 - Den Haag, 20 maart 1972) was een Nederlands wielrenner. Hij nam driemaal deel aan de Olympische Spelen en won hierbij in totaal drie medailles. |