Familie Bosch van Drakestein - Bosch van Oud Amelisweerd
Geschiedenis van Landgoed Oud-Amelisweerd
Koningslaan 9, 11, 13 en 15a
Het symmetrische in classicistische stijl opgetrokken herenhuis, gelegen aan de Kromme Rijn is in 1770 gebouwd. Het naastgelegen koetshuis dateert uit dezelfde periode. |
Geschiedenis van huis en land Oud-Amelisweerd
Oud-Amelisweerd is ontstaan uit dezelfde ontginningsheerlijkheid als Nieuw-Amelisweerd, die Amelis van Werden reeds voor 1227 in leen hield van het kapittel van Oud-Munster te Utrecht. In 1394 was het goed Oud-Amelisweerd in handen van twee families, waarvan de familie Utenengh in 1583 geheel Oud-Amelisweerd in bezit kreeg door aankoop van de andere helft van Johan van Renesse. Inmiddels was in 1537 Oud-Amelisweerd als ridderhofstad erkend. In 1632 kwam het middeleeuwse versterkte huis in het bezit van de familie Van Hove. |
Het huis werd in 1672 door de Fransen verwoest, alleen de theekoepel of speelhuis aan de Kromme Rijn en de bijgebouwen bleven gespaard. In 1707 werd het huis door de toenmalige eigenaars de familie Van Bueren herbouwd. |
Zij waren sinds 1649 in het bezit van Oud-Amelisweerd. Het nieuwe huis had een rechthoekige plattegrond en bestond uit een bouwlaag met zadeldak tussen topgevels. Op de nok stonden drie schoorstenen. De lange voorgevel was zeven traveeën breed met een centrale ingangspartij. |
In 1725 werd Oud-Amelisweerd gekocht door Jacob Johan baron van Delen, een Gelders edelman, gehuwd met Maria Clignett dochter van de Utrechtse postmeester. Haar nicht Anna Susanna Hasselaar erfde tenslotte Oud-Amelisweerd. |
Zij huwd in 1761 Gerard Godard baron Taets van Amerongen. Deze liet in 1770 het huis uit 1707 sterk vergroten of mogelijk zelfs geheel vervangen door het huidige veel grotere huis en het bijbehorend koetshuis bouwen. Tegelijkertijd liet hij een oprijlaan vanaf de Koningslaan aanleggen en een brug over de Kromme Rijn slaan. |
Hiertoe werd de boerderij die schuin voor het hoofdgebouw aan de Kromme Rijn lag afgebroken. Oorspronkelijk was Oud-Amelisweerd alleen via de Vossegatsedijk te bereiken geweest. Bij het landgoed Oud-Amelisweerd behoren ook de 18de eeuwse hofstede de Zonnewijzer ten oosten van het hoofdgebouw aan de Kromme Rijn gelegen. |
En een aantal eind 18de, begin 19de eeuwse daggelderswoningen, genaamd Vinkenbuurt, ten oosten van de oprijlaan vanaf de Koningslaan. De hofstede is mogelijk gebouwd ter vervanging van de in 1770 gesloopte boerderij. Het huis werd in 1808 verkocht aan koning Lodewijk Napoleon, die toen beide Amelisweerden in bezit had. |
Het was de bedoeling dat de koning zich zou vestigen op Oud-Amelisweerd en dat zijn manschappen op Nieuw-Amelisweerd zouden worden ondergebracht. Beide huizen ondergingen enige wijzigingen in Empire-stijl, o.a. in het interieur en in de roedenverdeling van de vensters. De koning heeft er echter weinig gebruik van gemaakt. |
Hij verbleef meestal op ‘t Loo. In 1810 werd Jan Pieter Wickevoort Crommelin, de nieuwe eigenaar, die het op zijn beurt in 1811 samen met Nieuw-Amelisweerd verkocht aan Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein. Na diens overlijden in 1834 vond verdeling van de landgoederen onder zijn zoons plaats. Uiteindelijk werd het in 1951 verkocht aan de gemeente Utrecht, die in 1953 het bijbehorende parkbos voor het publiek openstelde. Het hoofdgebouw is in 1978 gerestaureerd. Het koetshuis heeft na aankoop door de gemeente Utrecht verschillende wijzigingen ondergaan. |
Het oorspronkelijke koetshuis is gewijzigd in een woonhuis. Daartoe zijn achter de koetshuisdeuren een raamkozijn en deur geplaatst. In de voorgevel is geheel links een tweede schuifvenster aangebracht. Het gedeelte rechts achter, oorspronkelijk een stal, is verbouwd en werd in eerste instantie gebruikt als verblijfsruimte voor de parkpolitie en plantsoenendienst. Sinds 1982 is hier het bezoekers- en informatiecentrum voor Amelisweerd gevestigd. |
ParkaanlegEvenals Nieuw-Amelisweerd schijnt het gebied rond Oud-Amelisweerd rond het midden van de 18de eeuw nog zonder bos te zijn geweest. Tussen 1761 en 1770 liet Gerard Godard baron Taets van Amerongen een bos aanleggen, waarvan de hoofdlaan, de Beelden- of Lindelaan in het verlengde van de nieuwe oprijlaan (aan de andere zijde van het huis) kwam te liggen. Een dwars op deze Beeldenlaan gelegen laan bood zicht op de Domtoren. |
In navolging van de nieuwe opvattingen over tuinaanleg werd na 1770 het achter gelegen bos voorzien van allerlei kleine kronkellaantjes en werd ten westen van het hoofdgebouw een bos aangelegd in een landschappelijke stijl met slingerpaadjes en een slingervijver rond een eiland met uitzicht-heuvel. Voor het huis werd een half ronde vijver gegraven, om de brug die wegens ruimtegebrek opzij van het huis was geplaatst in een architectonisch verband met het huis en de oprijlaan te brengen. De halfronde vorm van de vijver werd achter het huis herhaald door de bocht in de gracht, die het geheel omringde zodat er een regelmatig patroon ontstond. Deze gracht die er nog steeds ligt dateert waarschijnlijk uit de tijd van de herbouw van het hoofdgebouw in 1707. |
Beschrijving Het in classicistische stijl opgetrokken hoofdgebouw ligt aan de Kromme Rijn, op de as in noord-zuid richting, gevormd door de oprijlaan vanaf de Koningslaan en de Beeldenlaan. Het is een strak symmetrisch, u-vormig bakstenen gebouw, dat met de voorzijde naar de rivier is gericht. De voorgevel is zeven traveeën breed. De middelste travee is licht risalerend en voorzien van een hardstenen omlijsting en tuindeuren op de begane grond. De achtergevel heeft aan beide zijden een hoekvleugel, ieder twee traveeën breed. De ingang bevindt zich aan de achterzijde, is centraal gelegen. De ingangspartij met een dubbele deur waarboven een halfrond Empire-snijraam, is voorzien van een hardstenen omlijsting en een kleine stoep. |
Het gebouw heeft zowel op de begane grond als de verdieping 8-ruits Empire schuifvensters, aan de voorzijde voorzien van Louvre luiken. De vensters op de verdieping zijn van een kleiner formaat. Het koetshuis dat rechts van het hoofdgebouw staat, is een nagenoeg symmetrisch, rechthoekig bakstenen gebouw. |
Achter het afgeplatte schilddak gaan twee zadeldaken schuil, waartussen een dakgoot. Middenvoor op het dak staat een dakruiter met luidklokje en uurwerk. In het midden van het gebouw bevindt zich het voormalige koetshuis met aan de voorzijde een dubbele deur waarboven een hooiluik en aan de achterzijde twee dubbele koetshuisdeuren. Achter de deuren zijn een raamkozijn en deur geplaatst. Dit gedeelte is thans als woonhuis ingericht. Links hiervan is de oorspronkelijke koetsierswoning. Rechts van het koetshuis gedeelte is het bezoekers en informatiecentrum ondergebracht. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Gebouwen in de negentiende eeuw in eigendom van jhr. Hendrik Willem Bosch van Drakestein in de binnenstad van Utrecht. Lange Rietsteeg 2, later Keizerstraat 38 en de Drift 23. |
Geschiedenis Landgoed Oud-Amelisweerd vanaf 1795 tot 2019
De Nederlandse Republiek werd in 1795 door Franse troepen veroverd, met hulp van Nederlandse patriotten. Tot 1806 bleef de Bataafse Republiek, zoals Nederland toen werd genoemd, formeel onafhankelijk van Frankrijk, maar in werkelijkheid gebeurde er weinig zonder goedkeuring van de Fransen. |
In 1806 benoemde Napoleon zijn broer Lodewijk tot koning van Holland, en werd Nederland een koninkrijk. Daarmee werd de grondslag gelegd voor de latere monarchie. In 1810 zette Napoleon zijn broer af en lijfde hij Nederland bij het Franse Keizerrijk in. Drie jaar later werd Napoleon verslagen en naar Elba verbannen. Nederland werd weer onafhankelijk. Bron: Entoen.nu. |
Nadat Lodewijk Napoleon twee jaar koning was van Nederland koopt hij in 1808 de landgoederen Oud-Amelisweerd en Nieuw-Amelisweerd. De koning had het plan om van Amelisweerd een koninklijke residentie te maken. |
Op Oud-Amelisweerd wilde hij zelf wonen; op Nieuw-Amelisweerd wilde hij zijn manschappen vestigen. De heerschappij van Lodewijk Napoleon duurde maar kort en in 1810 verdween hij richting Frankrijk. De Utrechtse Koningsweg en de Bunnikse Koningslaan herinneren nog aan hem. Lodewijk Napoleon verkoopt Nieuw- en Oud-Amelisweerd dan aan mr. Jan Pieter van Wickevoort Crommelin, die deze beide kastelen mogelijk koopt om ze weer met winst te verkopen, want een jaar later staan de kastelen weer te koop en worden dan gekocht door jhr. mr. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein. Hij was burgemeester van Utrecht en sinds 5 jaar eigenaar van Drakestein. |
Als jonkheer Paulus Wilhelmus in 1834 sterft, vererft Nieuw-Amelisweerd op zijn oudste zoon, jhr. mr. Willem Bosch van Drakestein, terwijl Oud-Amelisweerd vererft op zijn derde zoon jhr. mr. Hendrik Willem Bosch van Drakestein. |
Het huis blijft tot 1951 in het bezit van de familie. In dat jaar verkoopt de kleindochter van Wilhelmus Johannes, Jkvr. Maria Therese Michiels van Kessenich-Bosch van Oud-Amelisweerd het landgoed aan de Gemeente Utrecht. Ook de pachtboerderijen Zonnewijzer en Willigenburg behoorden daarbij. |
Vanaf 1 april 1946 huurde de familie De Wijs woonruimte in het huis en die situatie bleef ook zo na de verkoop in 1951, zelfs tot 1989. In dat jaar overleed de weduwe mevr. Theodora de Wijs. |
De heer De Wijs betaald de eerste 5 jaar (1946-1951) aan de Jkvr. Marie Thérèse 400 gulden huur voor het huis. Als Oud-Amelisweerd in 1951 in eigendom komt van de gemeente Utrecht wordt de huur 600 gulden. Dat in 12 delen van 50 gulden per maand wordt deze verhuurd. Nadat Maria Therese het huis in het voorjaar van 1946 verlaat verhuurd ze het nog aan haar zoon Jhr. Alphonse Michiels van Kessenich. Ruim 3 jaar huurt hij nog 2 twee kamers van zijn moeder. Alphonse betaald voor de 2 kamers 200 gulden per jaar. |
|
In de loop van 1953 als Utrecht al 2 twee jaar de eigenaar is van het huis en landgoed. Stellen ze vast dat de heer De Wijs al ruim 2 jaar te weinig huur heeft afgedragen. Voor 1951 betrof de huur te samen van De Wijs en Alphonse 600 gulden voor het hele jaar. Maar omdat Alphonse sinds 1948 was vertrokken naar Utrecht. |
Bleef de heer De Wijs na 1948 die 400 gulden betalen. Een huurovereenkomst die hij mondeling had afgesproken met Marie Therese. En dit niet bij de notaris had vastgelegd. Na de aankoop in 1951 door Utrecht waren ze in de veronderstelling dat er met de opbrengst van de huur van Oud-Amelisweerd ƒ. 600,- gulden binnen zou komen. Een verschil van 200 gulden in huur wat de gemeente Utrecht wilde terug vorderen over 2 jaar. Iets waar de heer De Wijs het natuurlijk absoluut niet mee eens was. |
In de loop van het jaar 1953 werd in diverse raadsvergaderingen hier over gesproken door Utrechtse raadsleden en het college van burgemeester en wethouders. Sommige stelden dat de heer De Wijs uit het huis te gaan zetten. Maar volgens juriste was hier de grondslag veel te klein voor. Uiteindelijk werd dit geschil opgelost van dat De Wijs 600 gulden per jaar ging betalen voor huis Oud-Amelisweerd. Dit dan uiteindelijk wel contractueel vastgelegd in een huurcontract. |
De heer De Wijs was in sommige opzichten ook zeer eigenwijs. In de gemeentelijke dossiers staat te lezen dat hij niet gediend was van dat ladders of steigers op zijn terrein of naast het raam geplaatst zouden worden eind jaren 50. Er moest in die tijd nog wel eens groot onderhoud aan het dak of de goten van Oud-Amelisweerd worden uitgevoerd. Omdat hij dit dus niet toestond staat erin de dossiers geschreven dat de goten letterlijk op instorten stonden. Dus aan de buitenkant instortingsgevaar was. Na het overlijden van mevr. De Wijs in 1989 kwam het huis voor vier jaar in beheer van de Stichting Oud-Amelisweerd. |
Deze Stichting wist te voorkomen dat bij de boedelverkoop van de meubels van de laatste bewoonster, niet het zeldzame Chinese behang per opbod verkocht werd. Van 2014 tot 2018 was Museum Oud-Amelisweerd in het huis gevestigd. In het voorjaar van 2019 werd een pop-up museum geopend in huize Oud-Amelisweerd. Deze is inmiddels weer gesloten. |
In de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw moest je als buitenstaander als je het landgoed wilde bezoeken een toegangskaart hebben. Leden van de ANWB en Natuurmonumenten die door hun lidmaatschap al een wandelkaart hadden gratis toegang tot het landgoed. Er was in die tijd een zelfs een parkwachter de heer Kalk. Misschien was deze heer Kalk wel streng. In de gemeentelijke dossiers staat te lezen dat hij zelf een bekeuring gaf aan iemand die met de fiets aan de hand over het wandelpad liep. Iets waar we vandaag de dag niks meer bij voor kunnen stellen. Verder was er nog een bedrijf eind jaren vijftig die opperde om van het landgoed een sprookjespark te maken. De gemeente Utrecht ging hier al heel snel niet mee akkoord. Anders was erop de dag vandaag een Utrechtse Efteling in Bunnik geweest. |
Het Chinese behang van baron Taets van Amerongen
In de twee rechter voorkamers aan de zuidzijde van het huis Oud-Amelisweerd (rivierzijde) bevinden zich zeer zeldzame wandbespanningen van handbeschilderd Chinees behangsel, waarop allerlei voorstellingen, zoals jacht- en feestscènes, bloemen en vogels zijn afgebeeld. Met Chinees behang wordt bedoeld in China vervaardigd behang met Chinese voorstellingen. Het behangsel bestaat uit vellen rijstpapier. De vellen behang zijn aangebracht op een linnen drager, die voorzien is van grauw grondpapier. Het geheel is bevestigd op tegen de muur Diverse soorten van het rijstpapierbehang stellen scenes voor van jachtpartijen en een drakenbootwedstrijd. Zeer waarschijnlijk heeft Gerard Godard Baron Taets van Amerongen kort na 1770 opdracht gegeven de kamers met Chinees behang te verfraaien. Aannemelijk Chinees behang is vrij zeldzaam in Nederland. Voorbeelden in situ zijn Naar een tekst van B. Kooij, bewerkt door SHH. |
Verkoop Landgoed Oud-Amelisweerd in 1951
Op dinsdag 5 juni 1951 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Wilhelmus Augustinus Theodorus Warren op zijn kantoor aan het Domplein 27 te Utrecht verkocht voor f. 400.000 gulden de vroegere ambachtsheerlijkheid, landgoed en huis genaamd Oud-Amelisweerd tezamen met, koetshuis, boerderijen De Zonnewijzer, Wiltenburg, bossen, lanen, weiland en water. De verkopende partij bestond uit: '1. De Hoog welgeboren Vrouwe Jonkvrouwe Marie Therese Bosch van Oud-Amelisweerd, zonder beroep, echtgenote van- en ten deze bijgestaan door den Hoog WelGeboren Heer Jonkheer Felix Hubert Maria Michiels van Kessenich, Luitenant-kolonel der Artillerie, buiten dienst, beiden wonende te UTRECHT, met wien zij volgens hare verklaring is gehuwd buiten elke gemeenschap van goederen, mitagders het vrije genot harre inkomsten, blijkens akte van huwelijksvoorwaarden den eersten April negentienhonderd twee en twintig voor den Notaris Th.O.M.J. Baron van Wijnbergen te Utrecht, verleden; 2. de Hoog Welgeboren Heer Jonkheer FELIX HUBERT MARIA MICHIELS VAN KESSENICH, voornoemd, tot bijstand zijner voornoemde echtgenooten en zoo nodig voor zich;'. |
De aankopende partij was: '3. de Heer DOCTOR JACOBUS DE LANGE, Secretaris der Gemeente UTRECHT, wonende te UTRECHT, ten deze ingevolge opdracht van den Burgemeester te Utrecht, overeenkomstig artikel 78 der Gemeentewet verleend bij diens besluit van den vijftien September negentienhonderd vijf en veertig (Gemeenteblad van negentienhonderd vijf en veertig nummer 35) zooals dit nader is gewijzigd de Gemeente Utrecht vertegenwoordigde bij alle buitengerechtelijke rechtshandelingen, die voor haar moeten worden gedaan, voor zoover daarvan eene notarieele akte wordt opgemaakt en voorts als zoodanig handelende ter uitvoering van het Besluit van den Raad der Gemeente Utrecht van den zevenden December negentienhonderd en vijftig, nommer 199/ 841/23 O.W. goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten der Provincie Utrecht bij hunne beschikking van den zeventienden April negentienhonderd een en vijftig, derde afdeeling nommer 1957/1184 enz enz enz ...' |
'... Gemeente Utrecht, voor en ten behoeve van welke Gemeente de comparant sub 3, in zijne gemelde hoedanigheid, verklaarde in het belang der volkshuisvesting voor die Gemeente in koop het eigendomsoverdracht aan te namen: "De voormalige AMBACHTSHEERLIJKHEID en de RIDDERHOFSTAD OUD-AMELISWEERD, bestaande in HEERHUIS, STALLEN, en KOETSHUIS KOETSIERS en TUINMANSWONINGEN, MOESTUIN, LANEN en BOSCH, de hofsteden "DE ZONNEWIJZER" en WILTENBURG, met bijbehoorende SCHUREN en VERDERE GEBOUWEN, BERGEN, LANDERIJEN en BOOMGAARDEN, zoomede WONINGEN, WEG en WATER, alles met ERF en GROND gelegen onder de gemeente BUNNIK en onder RHIJNAUWEN EN VECHTEN, gemeente BUNNIK, kadastraal bekend gemeente BUNNIK Sectie B nommers 114- 116- 117- 118- 119- 121- 122- 123- 125- 125bis 337- 338- 339- 126- 127- 522- 523- 524- 529- 633- 634- en 635 zoomede gemeente BUNNIK Sectie C nommers 40- 44- 47- 48- 49- 50- 51- 52- 53- 54- 55- 56- 57- 58- 59- 60- 61- 62- 63- 64- 65- 66- 67- 68- 69- 70- 71- 72- 73- 74- 75- 76- 77- 78- 82- 155- 156- en 161 ter gezamelijke oppervlakte van vijf en zeventig hectaren drie en dertig aren en vijf en negentig centiaren."' |
Geciteerd uit de Hypotheek4 boek van het vroegere kadasterkantoor Amersfoort, Het Utrechts Archief T1294, inventarisnummer: 9457 (1057), 1057/109. Van Jkvr. Maria Thérèse Bosch van Oud-Amelisweerd en haar echtgenote Jhr. Felix Hubert Maria Michiels van Kessenich zijn tot op heden geen portretten bekend. |
Bijgebouwen Landgoed Oud-Amelisweerd
Koetshuis Oud-Amelisweerd aan de Koningslaan 11 en 13
Op landgoed Oud-Amelisweerd staat naast het landhuis een bijbehorend koetshuis. Dat koetshuis is rond 1770 gebouwd. |
Dakruiter Op het dak staat een torentje geplaatst. Dat torentje heet een dakruiter. In die dakruiter hangt een slagklok met 1 wijzerplaat. |
Boerderij De Zonnewijzer aan de Koningslaan 15
De boerderij die aan de Kromme Rijn ligt, is een dwarshuisboerderij met rieten kap, uit het laatste kwart van de 18de eeuw. Waarschijnlijk is de boerderij gebouwd ter vervanging van de in 1770 gesloopte boerderij, die ter hoogte van de brug bij Oud-Amelisweerd, aan de Kromme Rijn heeft gestaan. In deze eeuw heeft de boerderij diverse verbouwingen ondergaan. In de voorgevel werden openslaande deuren geplaatst. De rechter zijgevel kreeg nieuwe ramen. In 1967 is aan de linker zijgevel een erker aangebracht. Links in de voorgevel zien we nog wel het 18de eeuwse roeden- schuifvenster van de opkamer, met daaronder een kelder. In het achterhuis treffen we het oorspronkelijke ankerbalk-gebint aan. Naast de boerderij staat het zomerhuis met een afgewolfd pannen zadeldak gedekt. Waarschijnlijk is dit zomerhuis iets later dan de boerderij gebouwd, maar dateert in ieder geval van voor 1830. |
In 1966 heeft een ingrijpende verbouwing plaats gevonden. De indeling van het voorhuis werd grondig gewijzigd en aansluitend de indeling van de voorgevel. Oorspronkelijk was links de ingang geweest met rechts daarvan twee 18de eeuwse roeden schuifvensters. Thans is de ingang rechts met links daarvan drie en rechts een 6-ruitsschuifvenster. Het centraal geplaatste lage zolderraam werd vervangen door twee dubbele draaivensters. De vensters in de rechter zijgevel werden dichtgemetseld. Bij de boerderij staat nog een oude rietgedekte schuurberg. De twee andere hooibergen zijn vervangen door nieuwe. Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Boerderij Wiltenburg aan de Provincialeweg 116
De witgeschilderde boerderij met pannen zadeldak en links tegen het woonhuis aangebouwde stalruimte dateert uit het laatste kwart van de 17de eeuw. |
De boerderij heeft vanaf 1738 tot 1926 ook dienst gedaan als uitspanning en café. Rond het begin van de negentiende eeuw was het in het bezit van kastelein Gerrit van de Vegt en later zijn nazaten. Later kocht Jhr. Hendrik Willem Bosch van Drakestein van Oud-Amelisweerd het Wiltenburg pand aan. In 1926 is de caféruimte bij het woonhuis getrokken en was het alleen nog een veeteeltbedrijf met de familie Van Oostrom als pachtboer. |
In 1947 zijn er kamers op zolder gemaakt. Een interne verbouwing heeft in 1966 plaats gevonden. Bij de boerderij staan een witgepleisterd bakhuis met pannen zadeldak van voor 1828, een gedeeltelijk gepleisterde schuur uit 1879, een rieten kapberg met houten roeden en een in 1934 geplaatste kapberg voorzien van een golfplaten dak. Als gevolg van de verbreding van de Provincialeweg moesten de 3 leilinden voor de boerderij verdwijnen en kwam de boerderij direct aan de weg te liggen. |
Vanaf de Achterdijk gezien is de boerderij markant gelegen en valt vooral op door de tegen |
De oorspronkelijke ingang is buiten gebruik. Links hiervan is de woonkamer, die na sluiting van het café gedeeltelijk in het achterhuis is uitgebouwd en voorzien is van drie grote schuifvensters met luiken. Opvallend is nog dat de achtergevel van het woonhuis lager is dan de voorgevel. Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. In 1951 werd Wiltenburg tezamen met het landgoed Oud-Amelisweerd aangekocht door de gemeente Utrecht van Jkvr. Marie Therese Bosch van Oud-Amelisweerd - Michiels van Kessenich. |
Provincialeweg 118
Het witgepleisterde boeren woonhuis met rieten dak is na 1672 herbouwd nadat het door de Franse troepen verwoest was. De dakkapel op het linkerdakvlak is nieuw. De ingang aan de voorzijde is rechts van het midden geplaatst en wordt geflankeerd door een 19de eeuws schuifvenster met luiken. Geheel links zien we een hoog smal venster met een luik. Aan de achterzijde is ook een ingang. Opvallend zijn de lage zij- en achtergevels. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Het witgepleisterde woonhuis met een rieten dak is rond 1800 gebouwd. De huis werd in de 19de eeuw bewoond door een kleermaker, die ook onderdak verschafte aan gasten van Oud-Amelisweerd. Volgens de huidige bewoner zou het ook een tolhuis zijn geweest. Waarschijnlijk bij de verbouwing die in 1836 heeft plaats gevonden heeft het huis het huidige aanzien gekregen met de door een fronton bekroonde ingangspartij en de grote 6-ruits schuifvensters aan de voorzijde. |
Oorspronkelijk was het dak aan de voorzijde afgewolfd en waren er op de zolderverdieping twee ronde vensters in plaats van het huidige licht getoogde draaivenster. Aan de achterzijde zijn deze ronde vensters nog wel aanwezig. Een aantal jaren geleden is het huis geschikt gemaakt voor dubbele bewoning. Hier toe zijn een tweede ingang in de linker zijgevel en een aantal nieuwe vensters in de achtergevel aangebracht. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Provincialeweg 124-126
Het witgepleisterde woonhuis met pannen mansardedak is omstreeks 1830 in opdracht van Jhr. Hendrik Willem Bosch van Drakestein van Oud-Amelisweerd gebouwd als dubbele arbeiderswoning. De dakkapellen zijn van later datum. Aan de voorzijde zien we links twee en rechts een schuifvenster met luiken. Er tussenin zijn twee smalle deuren met bovenlicht aangebracht, waarvan de rechtse buiten gebruik is. Het huis is het laatste van een rijtje 18de en 19de eeuwse witgepleisterde woonhuizen, gebouwd voor ambachtslieden binnen het voormalige dorp |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Boerderij De Prins aan de Achterdijk 1 te Bunnik - Vechten
De monumentale witgepleisterde dwarshuisboerderij met een rieten kap is omstreeks 1674 gebouwd op de plaats van een oudere voorganger, die in 1672 door de Franse troepen werd verwoest. Tot 1735 heeft de boerderij ook dienst gedaan als herberg. De naam ‘De Prins’ herinnert aan een bezoek dat de Prins van Oranje aan de herberg zou hebben gebracht. De voorgevel heeft zes 19de eeuwse zesruitsschuifvensters met luiken. Uit deze tijd dateert mogelijk ook het dakhuis met zadeldakje. De opkamer links beschikt nog over 18de eeuwse vensters met luiken. |
Een andere kleur baksteen en soort dakbedekking wijzen op een verbreding van het achterhuis. Omstreeks 1955 zijn de stalvensters vernieuwd. In 1964 is in verband met dubbele bewoning de kaaskamer rechts in het woonhuis gewijzigd in een woonkamer met keuken. In de rechter zijgevel zijn een raam en een deur geplaatst. Bij de boerderij staan twee 19de eeuwse veeschuren, waartussen een mestkuil. |
De hooischuur is in 1964 gebouwd ter vervanging van een drietal hooibergen. De boerderij is markant gelegen aan de T-kruising Achterdijk-Provincialeweg en vormt samen met de boerderij Provincialeweg 116 een belangrijk restant van de laat-17de eeuwse bebouwing van het gehucht Vechten. Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Na jaren van achteruitgang werd de boerderij in 2014 en 2015 opgeknapt en vestigde restaurant VROEG er zich. In 2018 branden de keuken in de vroegere schuur af. Eind 2019 was het restaurant na renovatie en opknappen weer in gebruik genomen. In 1987 is nog bekend dat de boerderij met omliggende landerijen van familie Van Rijckevorsel van Kessel in was. |
Geschiedenis Herberg De Prins aan de Achterdijk 1
Restaurant Vroeg, op de hoek van de Achterdijk met de Provincialeweg in het buurtschap Vechten, was vroeger een boerderij met de intrigerende naam De Prins. Het is een monumentale dwarshuisboerderij uit de 17e eeuw. Samen met Hofstede Wiltenburg, gelegen aan de overkant aan de Provincialeweg, is de boerderij een belangrijk restant van de laat- 17e eeuwse bebouwing van het buurtschap Vechten. De naam de Prins herinnert aan een bezoek van Prins Willem III van Oranje aan de herberg met de naam De Prins. |
De oudste gegevens over deze van oorsprong herberg boerderij beginnen bij de naam Rijsoort. De naam Rijsoort komt al voor op de lijst van het Oudschildgeld uit 1599, een belasting van Karel V. De bewoner was toen Willem Janse Raeymaeker, van wie het een en ander bekend is. Zijn grafsteen ligt in de Hervormde Kerk, Kerkpad 1 te Bunnik en voor degenen die daar ’s zondags kerken: in het gangpad rechts ter hoogte van de deur naar de consistoriekamer. |
Op de grafsteen staat dat hij is overleden op Sinte Nicolaes 1717 (6 december). Maar we weten nog wat meer van hem omdat er in 1601 voor schout en schepenen een familiecontract werd gesloten. Zijn echtgenote Marrichgen was toen overleden. Van zijn kinderen waren de oudste twee meerderjarig. We weten hun naam omdat zoon Cornelis Raymaecker die met Agatha getrouwd was, zijn zus Grietgen Raymaecker, gehuwd met Gijsbert Dirksz., uitkocht uit de erfenis van hun beider moeder. Het kan zijn dat Cornelis na 1616 de boerderij had overgenomen, maar zeker weten we dit niet. |
Franse inval
|
Van het midden van de zeventiende eeuw dateren een paar losse vermeldingen. Zo had Hendrik Geerkens uit kampen in 1649 de helft van het huis in eigendom. Hij maakte in 1649 voor schout en schepenen van Bunnik zijn testament omdat hij op dat moment ‘sieckelijk van lijf en leden’ was. Hij legateerde daarin de helft van De Prins aan het Pestgasthuis te Utrecht met een vruchtgebruik voor zijn zuster Catharina. De andere helft ging in 1663 een aantal malen van de hand tot het in bezit kwam van Dirk Hermansz. Kip die ‘aan de Ganssteegh’ woonde, de Gansstraat te Utrecht. |
Of er een familierelatie tussen Kip en Geerkens is, is onbekend. Kip moet rond 1670 zijn overleden. Uit zijn huwelijk met Petertjen Duyffhuis waren geen kinderen geboren of ze waren allemaal al voor de ouders overleden. De erfenis was nog niet verdeeld toen een ramp ons gebied overspoelde. De Fransen trokken in 1672 het land binnen. Omdat noch de stad, noch de provincie Utrecht te verdedigen waren, gaf de stad zich al snel over. Al het platteland om de stad heen werd door de soldaten geplunderd en heel veel huizen gingen in vlammen op. Zo ook Rijsoort. Bij de restauratie van kort geleden werd het stucwerk afgebikt en kwamen er in de onderste lagen stenen tevoorschijn van vóór 1672 die zwart geblakerd waren. Ook Rijsoort werd dus in 1672 in brand gestoken. |
We weten dat ook uit de archieven. Weliswaar staat er niet met zoveel woorden dat er een brand is geweest, maar in 1672, 1673 en 1674 krijgt er niemand een belastingaanslag als bewoner. Dat is een teken dat het huis toen niet bewoond was. Pas in 1675 komen we weer een bewoner tegen in 1675 was de herbergier Thonis Dirkse van Doorn in het huis getrokken. Blijkbaar waren de erfgenamen van Dirck Kip er in geslaagd om voldoende bouwmaterialen en geld bijeen te brengen om het huis weer bewoonbaar te maken zodat het verhuurd kon worden. Inmiddels hadden de Fransen alles geroofd wat er te roven viel en kon de burgerbevolking terugkeren. |
Herbergier THONIS DIRKSZ. VAN DOORN (... - 1710?) en het Utrechtse Pesthuis Wanneer Zijne Hoogheid er precies geslapen heeft weten we niet, maar het moet geweest zijn tussen 1677, toen de naam Rijsoort nog in gebruik was en 1702, toen de Prins is overleden en er een uithangbord aan de gevel hing met daarop een afbeelding van de Prins. |
Na zijn huwelijk met Mary (II) Stuart, in 1677, vertrok Willem evenwel naar Engeland waar hij tot haar overlijden in 1695 bijna steeds vertoefde. Na 1695 was hij weer af en toe in ons land. |
De overnachting, waarvan in de overlevering sprake is, zal dus wel tussen 1695 en 1702 plaats hebben gehad. In 1675 was de herbergier Thonis Dirksz. Van Doorn in het huis getrokken. Uit een toevallige vermelding uit 1692 weten we dat Thonis toen ziek in bed lag, maar weer opkrabbelde. |
Echt geweldig zal de herberg op dat moment niet gelopen hebben want anders had hij vast zijn vrouw in 1696 niet met het ‘slegte kleet’ laten begraven. Als het even kon huurde je daarvoor het ‘middelkleet’ of nog liever het ‘beste kleet’. Hij was enkele malen schepen van Bunnik en ook al kon hij De Prins niet kopen, hij had wel ander land op Vechten in eigendom. Thonis is waarschijnlijk in 1710 overleden. Zijn zoon Gerrit nam de herberg over. |
Op zaterdag 4 november 1702 transporteerd Coenraad van Velthuijsen als rentmeester van het Pestgasthuis te Utrecht aan Tibben Harmense van Schaijk een huijsinge en op stal daar de Prins uithangt met een boomgaardjen groot tezamen 1 hont te Vechten. Bron: RAZU, 054, 53. |
Op woensdag 14 oktober 1713 sluit Henrik Gerritse van Segvelt, wonende te Vechten, een lening af bij Michiel van der Wepel van ƒ. 400 gulden,-. Hij stelt als hypotheek herberg de Prins etc.. Bron: RAZU, 064, 54. Op zaterdag 14 oktober 1713 transorteert Ribben Hermanssen van Schaijck wonende te Utrecht, aan Henrik Gerritsen van Segvelt, wonende te Vechten, een huis en erve, vanouds genaamd de Prins, met drie bergen, schuur en verdere bepotinge met het erve en boomgaardje te Vechten, speciaal op last dat in dit huis niet meer zal worden getapt of herbergiersnering gedaan zal worden voor 35 jaren. Bron: RAZU, 064, 54. Op dinsdag 2 novermber 1706 voor het Gerecht van Bunnik en Vechten estimeert (bepaald de waarde) op verzoek van de erfgenamen van Maria Teunis Stultingh 1/3 in een huis zijnde een herberg en verder getimmer met een boomgaardje te Vechten, en een boomgaardje genaamd het Hofje aldaar groot 5 hont, zijnde tijnsgoed van de domeinen, op 2100 gulden, en dus 1/3 op 700 gulden. En 1/6 van 10 morgen bouw- en weiland, leenroerig aan Zuilen, belast met een kapitaal van 1200 gulden, op 1500 gulden en dus 1/6 op 250 gulden. En 1/6 van 17 morgen bouwland aldaar, zijnde hofgoed van de domeinen, op 1620 gulden en 1/6 dus op 270 gulden. En 1/6 van een boomgaardje groot een half hond, tijnsgoed van de domeinen, op 120 gulden en dus voor 1/6 20 gulden. En 1/6 van een huis genaamd de Prins met de grond en annexe boomgaard, wezende allodiaal goed op 1200 gulden en 1/6 dus op 200 gulden. En 1/6 van 3 morgen aldaar als utsupra op 360 gulden en 1/6 dus op 60 gulden. Bron: RAZU, 064, 54. |
|
Op woensdag 6 juli 1718 geeft Hendrick Gerritsz. van Segveld, wonende te Vechten, moet terugbetalen (lening) aan Rijnoud Gerard van Tuyll van Serooskerken, heer van Zuijlen wegens het gebruik van een boomgaard, bouw- en weiland tezamen groot 44 morgen 511 roeden te Vechten en Vechterbroek en nog wegens een huijse met het boomgaartje in de buurt van Vechten. Hij kon de schuld niet meer opbrengen en geeft al zijn goederen over aan Rijnoud van Tuyll van Serooskerken waaronder herberg De Prins. Bron: RAZU, 064, 54, 1703-1734 |
Op woensdag 30 juli 1614 transporteert Johan vande Westrenen van beroep raad en rentmeester vande Domein's lands van Utrecht aan Adriaen van Lockhorst zeeckere hoeve landts genaemt de Berchhoeve gelegen te Vechten. Adriaan van Lockhorst is gehuwd met Swana van Lednberch, uit hun huwelijk kwam een dochter die Anna Elisabeth van Lockhorst werd genoemd. Anna Elisabeth van Lockhorst, huwde met Gerard van Reede van Nederhorst. Zij kregen een dochter die Anna Elisabeth van Reede tot Lockhorst heette. Zij huwnde met Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken. Door dit huwelijk kwam het Slot Zuylen in het bezit van familie Tuyll van Serooskerken. Door vererving op de kleindochter van Adam van Lockhorst met huwelijk met Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken. Kwamen ook de diverse gronden in Bunnik en Vechten bij het vast-, en onrorend goed behorend bij het Slot Zuylen. Bron: RAZU, 064, 51. Op woensdag 12 juli 1634 transpoteerde Gerrit Obijn, van beroep Schout en Huijbert Jansz. en Anthonis Jacobsz, beide schepen van het gerecht Bunnik en Vechten en Jacob van Wijck, van berope huismeester van het Leeuwenberggasthuis binnen Utrecht aan Adam van Lockhorst, heer van van Zuylen, Sweserenge, Westbroek en Lockhorst gerechte een campgen weijlandt genaemt het rietkampgen, groot 1 morgen. Bron: RAZU, 064, 51. Op woensdag 27 februari 1636 transpoorteerde Mr. Johannes Heurnius aan Adam van Lockhorst seeckere perceell bouwlandt groot twee mergen, drie hondt 53 roeden genaamd de Cleijne Berchoff. Bron: RAZU, 064, 52. |
Op zaterdag 11 april 1767 vond ten overstaan van de Utrechtse noitaris Hendrik van Dam een opnebare verkoop plaats van 59 morgen land in het Vecnterbroe van Bunnik en Vechten. Het vast- en onroerend goed Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken, van beroep geweest Generaal Majoor en Generaal Adjudant van de Efstadhouder en zijn echtgenote en erven Anna Elisabeth van Tuyll van Serooskerken. Verkopers van het vast- en onroerend goed in Bunnik waren de kinderen Diderik Jacob Tuyll van Serooskerken en zijn zuster Isabella Agneta van Tuyll van Serooskerken. Als Executeur Testamentair trad Jan Kol op en als dagelijks beroep rentmeester van het ridderschap van Utrecht. Koper van het vast- en onroerend goed was Diderik Jacob Tuyll van Serooskerken. Landeryen maken deel uit van 75 morgen 414 roeden gelegen onder Bunnik Vechten en Vechterbroek die onder meer hofstede en huis, bouwland het Schouwertje, de Kleynen Berkhoff, de Groten Berckhoff of Willenburg bevatten, door de aankoop van de 59 mergen verkrygt de koper het geheel in zyn bezit. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 1395, aktenummer: 31. |
Op zaterdag 14 oktober 1780 vergunde Jan Floris grave van Nassau la Leca territorium aan de schout van het gerecht van Bunnik en Vechten om te transporteren een hofstede c.a. met 76 morgen land en 2 kampen weiland in het Vechterbroek groot 8 morgen 471 roeden bij Jan Kol in de rol ter bevordering aan Vincent Maximiliaen van Tuyl van Serooskerken. Op donderdag 14 oktober 1779 transporteert Jan Kol, als rentmeester van de ridderschap van Utrecht, als gemachtigde van Charles Emanuel de Charriere gehuwd, Isabella Agneta Elisabeth van Tuyll van Serooskerken aan Vincent Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken, luitenant-kolonel van het regiment cavalerie van luitenant-generaal van Tuyll van Serooskerken, heer van Vleuten, een hofstede bestaande in een huijs bergen schuur etc met 76 morgen, in huur gebruikt door Arien van Miltenburg, en twee kampen weiland in Vechterbroek in huur gebruikt door Johannes van de Vegt. Bron: RAZU, 064, 56. |
Op woensdag 20 oktober 1779 transporteerde rentmeester Jan Kol, als gemachtigde van Charles Emanuel de Charriere, gehuwd met Isabella Agneta Elisabeth van Tuyll van Serooskerken (Belle van Zuylen), aan Vincent Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken: een hofstede met huis, bergen, schuur en verder getimmer te Vechten met een boomgaard te Vechten aan het Sandpad en Dijk lopende naar Bunnik tegenover de hofstede, 1 morgen 401 roeden, een stuk tiendvrij bouwland aan de oostzijde van die boomgaard, genaamd het Schouwetje, groot 1 morgen 194 roeden, een stuk bouwland achter de smid te Vechten en langs de Wijkseweg groot 2 morgen 345 roeden genaamd den Klijnen Berkhoff, een stuk weiland genaamd den Grooten Berkhof of Wiltenburg, groot 18 morgen 499 roeden langs de Marsdijk tegenover het voorgaande perceel, 16 morgen 475 roeden weiland in vijf kampen in het Vechterbroek, een huisje of bakhuis met een boomgaardje in de buurt van Vechten, een perceel van 1 morgen zijnde de ene helft bouwland en de andere boomgaard, 3 morgen bouwland te Vechten in drie partijen, 17 morgen bouw- en weiland weleer (naast geland) gekomen van de heer van Weerdesteyn liggende langs de Wijkseweg en ook aan de Bunnikseweg, en 10 morgen land aan de Wijkseweg te Vechten. Bron: RAZU, 064, 58. |
Na de overdracht van herberg De Prins in 1779 aan Vincent Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken, Heer van Coelhorst (1744-1794) bleef het in zijn bezit tot aan zijn overlijden. Vincent's zoon Karel Lodewijk baron van Tuyll van Serooskerken (1784-1835) vererfde de herberg. |