Verworven gronden, landerijen, boerderijen en landgoederen, herbergen door jhr. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein (1771-1834) tussen 1798 en 1832-1900 en overige familieleden. Deel 2 |
Voor deel 1 van Familie Bosch van Drakestein - Vast- en Onroerend Goed (klik hier) |
Landgoed Splinterenburg aan de Vuurscheweg 3 en 2 (boswachterswoning) te De Bilt
Woonhuis aan de Vuursche Steeg 2
Bouwterrein aan de Koudelaan
Boerderij Het Prinsenhuis (Rijnevelds Veen) aan de Maartensdijkseweg 14 en 14a, behorend bij landgoed Splinterenburg en De Hoge Woning te De Bilt
Percelen in Vianen (gem. Vijfheerenlanden)
Op woensdag 28 augustus 1799 werd bij een publiek veiling ten overstaan van de commissarissen van de raad van de rechtspleging van de stad Vianen diverse percelen verkocht gelegen in de polder Autena Bolgerij. Koper was Paulus Willem Bosch. De goederen waren afkomstig uit de nalatenschap van Jan van Lakerveld. Op zaterdag 23 mei 1840 werden deze familie Bosch goederen geveild ten overstaan van de Utrechtse notaris G.H. Stevens. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 3644, 34-4 U324c034 1838 23-05-1840, aktenummer: 12044. |
Aankoop Ambachtsheerlijkheid Schalkwijk
In de achttiende eeuw werd de ambachtsheerlijkheid van Schalkwijk bezit door Andries Cornelis de Normandië. Na zijn overlijden kwam de heerlijkheid in bezit van schoonzoon Jan Messchert (1760-1807). Na het overlijden van zijn echtgenote in 1819 mevrouw Maria Martha de Normandië (1763-1819). Verkocht André Corneille de Normandië Messchert de ambachtsheerlijkheid van Schalkwijk ten overstaan van de Utrechtse notaris Pieter Adriaan van Schermbeek. |
André Corneille had zijn achternaam gewijzigd als eerste beginnende met due van zijn moeder 'de Normandië' om daarna te volgende met de achternaam van vader 'Messchert' wat de 'Normandie Messchert' werd. Familie Messchert bezat in de achttiende eeuw bierbrouwerij de Oranjeboom in Rotterdam. |
Voor meer informatie over familie 'Ram van Schalkwijk' en 'de Wijkersloot de Weerdesteyn' die de familiepagina. (link) |
Aankoop percelen land Vechterbroek (gem. Bunnik)
Landgoed De Proosdij te Ede (prov. Gelderland)
Op woensdag 1 december 1819 werd door het domeinenkantoor van de Nederlandse Staat te Arnhem afdeling Gelderland de vroegere vast- en onroerende goederen van het kapittel van St. Jan te Utrecht verkocht per afslag. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein kocht het landgoed de Hennekamp of Hindekamp gelegen op de Ginkelse Heide in de gemeente Ede. |
Landgoed behoorde tot 21 februari 1811 bij het kapittel van St. Jan te Utrecht. De boerderij staat tegenwoordig geadresseerd aan de Kreelseweg 98 te Ede en heette in het verleden 'Boschzicht'. |
Hofstede en landerijen in Ede, Bennekom,
Wageningen en Ederveen
Op woensdag 1 december 1819 werd door het domeinenkantoor van de Nederlandse Staat te Arnhem afdeling Gelderland de vroegere vast- en onroerende goederen van het kapittel van St. Jan te Utrecht verkocht per afslag. |
Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein kocht het landgoed met de bijbehorende landerijen van De Proosdij aan. De Proosdij had diverse landerijen en percelen in de omgevingen van de gemeente Ede liggen, ook gelegen in Wageningen en bij het dorp Ederveen. |
De Proosdij behoorde bij de vast- en onroerende goederen van het kapittel van St. Jan te Utrecht tot 21 februari 1811. Nadien werd deze opgeheven en kwamen het vastgoed en de onroerende goederen toe aan de Staat der Nederlanden. Het boerderijencomplex bestaat tegenwoordig nog in de gemeente Ede. En is gelegen aan de Proosdijweg 37 t/m 41. |
In het complex is een kinderenboerderij gevestigd van zorginstelling 's Heerenloo. Wat betreft de andere landerijen is heden (bijna) de hele gemeente Ede op de vroegere gronden van familie Bosch van Drakestein gebouwd (zie kaart bovenaan). |
Percelen in Wijk bij Duurstede
Op woensdag 15 december 1819 werd in Amerongen ten huize van Otto de Ridder, kastelein in de Roden Leeuw. Bij aanbod en daarna bij afslag publiekelijk aan de hoogste bieder verkocht en geveild. De vroegere vast- en onroerende goederen van het Utrechtse kapittel Ten Dom. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein kocht toen de diverse percelen land, gelegen in de gemeente Wijk bij Duurstede in de polder Noordhuizen, ten oosten gelegen de landerijen van De Hoge- en de Lage Maat. Ten zuiden gelegen de het polderweggetje de Broekweg. Ten westen en noorden gelegen de weg en het gehucht Dwarsdijk. De percelen droegen in de achttiende eeuw de naam De Veilingkamp. Tussen 1938 en 1953 werd ten noorden en oosten van De Veilingkamp het Amsterdam- Rijnkanaal aangelegd. Dit Nederlandse kanaal loopt van de hoofdstad Amsterdam, ten oosten van Utrecht stad via Houten en Wijk bij Duurstede naar de Waal bij Tiel. Zo kunnen binnenvaartschepen makkelijker van de Amsterdamse havens met goederen naar het achterland en zo naar het Duitse Roergebied varen. En visa versa. Het kanaal werd in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw ontworpen door de Utrechtse ingenieur van de Provinciale Waterstaat Utrecht, Anton Mussert. Hij die in de Tweede Wereldoorlog de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) leiden. Anno 2020 is op het vroegere land De Veilingkamp een rozenbottelkwekerij gevestigd met de naam Rozenbotteltuin De Put, gelegen aan de Broekweg 10 te Wijk bij Duurstede. Enige jaren geleden zijn de kwekers nog in het televisie programma Binnenste- Buiten van de KRO-NCRV geweest. Website: Rozenbotteltuin De Put |
Boerderij De Ossenwaard (Ossenwaard 20)
en
Boerderij De Hoop (Ossenwaard 19) met
landerijen in Cothen (gem. Wijk bij Duurstede)
Op woensdag 15 december 1819 werd in Utrecht door het domeinenkantoor van de Nederlandse Staat te Amerongen de vroegere vast- en onroerende goederen van het kapittel Ten Dom verkocht bij afslag. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein kocht toen de gronden en de bijhorende boerderij De Hoop aan, gelegen in Cothen aan de Ossenwaard. Na zijn overlijden in april 1834 werden de gronden en boerderij toebedeeld zijn zoon jhr. Johannes Gerardus Bosch van Drakestein. Na het overlijden van jhr. Johannes Gerardus Bosch van Drakestein (1811-1883) werd het vast- en onroerend goed in het gebied van de Ossenwaard verdeel aan zijn zoon en achterneef. |
Boerderij ,, De Ossenwaard'' (Ossenwaard 20) kwam toe aan Johan zijn oudste zoon toe jhr. Carolus (Karel) Petrus Johannes Bosch van Drakestein (1874-1908). De boerderij werd verkocht aan de familie Van der Horst die er al geruime tijd de pachter op was. Boerderij ,, De Hoop'' aan de Ossenwaard 19 kwam toe aan Johan Gerardus Bosch zijn achterneef jhr. Johannes Ludovicus Paulus Bosch van Drakestein van Nieuw-Amelisweerd in 1883. Ruim 27 jaar in 1920 later verkocht Johan Bosch De Hoop aan zijn zwager jhr. Van Nispen tot Sevenaer. Zijn nazaten verkochte de boerderij in de periode 1989-1990 aan de pachter familie Van Rijn die er al geruime tijd de pachters op ,,de Hoop'' waren. |
Eigenaren van boerderijen De Ossenwaard
en De Hoop (1834-1944)
Op dinsdag 14 oktober 1919 werd voor notaris H.J. van Heijst te Wijk bij Duurstede door de weduwe van Jhr. Carolus (Karel) Petrus Johannes Bosch van Drakestein (1874-1908), mevrouw Florentine Caroline Johanna de Sonnaville (weduwe van Carel) en haar dochter Sophronia Paulina Bosch van Drakestein (1882-1931) diverse landerijen uit de Ossenwaard bij Cothen verkocht. Die zij van haar schoonvader Johannes Gerardus Bosch van Drakestein hadden geërfd. |
Boerderij De Ossenwaard aan de Ossenwaard 20 te Cothen
Boerderij De Hoop aan de Ossenwaard 19 te Cothen
Hofstede en landerijen in Houten/Oud-Wulven
Op woensdag 15 december 1819 werd in Utrecht door het domeinenkantoor van de Nederlandse Staat te Amerongen de vroegere vast- en onroerende goederen van het kapittel Ten Dom verkocht bij afslag. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein kocht toen de gronden van de vroegere ambachtsheerlijkheid 'de Grote en de Kleine Koppel en Maarschalkerweerd' aan te gemeente Oud-Wulven (Houten), na 1954 het huidige Utrecht Lunetten. Boerderij De Koppel ooit gelegen aan het einde van de Koppeldijk en aan het begin van het Rijndijkje. Was gelegen tegen de grens van het Utrechtse Tolsteeg aan. Boerderij De Koppel was eeuwenlang het eigendom van het Utrechtse kapittel ten DOM. Op woensdag 15 december 1819 kocht Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein op een veiling te Utrecht de boerderij aan van de Nederlandse Domeinen van het Rijksdomeinen kantoor te Amerongen. |
Na het overlijden van Paulus in 1834 erft zijn zoon jongste zoon Gerard Willem Bosch van Drakestein boerderij De Koppel en boerderij De Grote Geer. Bij de vererfbepaling in januari 1835 was boerderij De Koppel al toegewezen aan Gerard Willem Bosch. Toch hwordt De Koppel in het kadaster ingeschreven op het bezit van zijn oudste broer Willem Bosch van Drakestein. Willem bezit het verderop gelegen landgoed Nieuw-Amelisweerd. Pas rond 1845 gaat De Koppel definitief over op het bezit van Gerard Willem Bosch van Drakestein. Zoon van Gerard Willem Bosch, Paulus Titus Marie Jozef Bosch van Drakestein heeft de boerderij tot aan 1896 in bezit. Waarna bij veiling de boerderij werd aangekocht door veehouder Michiel van Zijl die er al geruime tijd de pachter erop was op De Koppel. |
Per 1 januari 1954 komt de boerderij op Utrechts grondgebied te liggen na de grote grondannexatie van die tijd. Het Houtense Maarschalkerweerd werd ook bij de gemeente Utrecht gevoegd. Een nazaat van Michiel van Zijl verkoopt de boerderij in 1964 aan de gemeente Utrecht voor de toenmalige stadsuitbreiding van Utrecht Lunetten. Kort daarna is de boerderij afgebroken. |
Boerderij De Hoge Woning aan de
Maartensdijkseweg 10 te De Bilt
Op dinsdag 7 november 1826 kocht Paulus Willem Bosch van Drakestein hofstede De Hooge Woning aan van de vorige eigenaren ten overstaande van de Baarnse notaris Frans Pen. Verkopers waren o.a. De Rooij, Roelofse en Van Dijk. Paul Bosch van Drakestein betaalde voor de Hoge Woning f. 4.800 gulden. Tot de jaren 60 van de twintigste eeuw bleef De Hooge Woning bij het vast- en onroerend goed van familie Bosch van Drakestein in bezit. jhr. Paulus Jan (1901-1955) of Freddy (1930-2008) Bosch van Drakestein verkocht de Hooge Woning aan familie Van der Krol, heden gelegen aan de Maartendijkseweg 10 te De Bilt. Bron: Archief Eemland, 0443, 342. |
Huis aan de Maartensdijkseweg 12
(Hoge Woning, Vosberg of Uithof)
Hofstede en landerijen in Bunnik en Vechten
Op woensdag 15 december 1819 werd in Utrecht door het domeinenkantoor van de Nederlandse Staat te Amerongen de vroegere vast- en onroerende goederen van het kapittel van St. Jan verkocht. |
Waaronder boerderij De Klomp met het bijbehorende Fectio Vechten terrein gelegen aan de Marsdijk en Oude Mereveldseweg in de gemeente Bunnik. Paulus hield wel van oudheden aangezien hij Romeinsrecht gestudeerd had. Bij de koop betrof het hier om delen van grond en de afkoop van de erfpachtcanon die het kapittel vele eeuwen had op dit stuk bij Vechten. Op zaterdag 11 november 1826 om 17:00 uur in de namiddag Achter de St. Pieter te Utrecht ten overstaan van notaris Pabst kocht Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein boerderij De Klomp (Oude Mereveldseweg 2-4) fysiek aan met het bijbehorende onroerend goed van nazaten van de laatste bewoner Willem van 't Schip. |
Boerderij De Hooge Woning
(De Bilt, Maartensdijkseweg 10)
Percelen in Utrecht Tolsteeg (gem. Utrecht)
Op maandag 12 juni 1820 werd in Utrecht door het domeinenkantoor van de Nederlandse Staat te Amerongen de vroegere vast- en onroerende goederen van het kapittel van St. Marie verkocht bij afslag. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein kocht toen twee percelen land aan in het huidige Utrecht Lunetten aan. Kapittels in Nederland werden bij Keizerlijk secreet door Napoleon opgeheven per 21 februari 1811. Ruim 9 tot 12 jaar later zouden werden de onroerende goederen en vastgoed van de kapittels door rentmeesters der Domeinen van de Nederlandse Staat worden verkocht. De verkoop van de landerijen werd goedgekeurd bij koninklijke besluit genomen door koning Willem I. Toen Paul de twee percelen in het huidige Utrecht Lunetten kocht werden er vanaf 1819 al voorbereidingen getroffen voor de aanleg van De Vier Lunetten op de Houtense Vlakte. De 4 Nieuwe Hollandse Waterlinie Forten die werd gebouwd in de periode van 1819 tot 1823. Gelegen tussen de Kromme-Rijn en Koningsweg (Lunet I), Koningsweg en Rijndijk (Lunet II), spoorlijnen Utrecht - Arnhem (Rhijnspoorweg) en de Staatslijn H Utrecht - 's-Hertogenbosch en Houtensepad (Lunet III) en het vierde fort gelegen tussen het Houtensepad en de Ravensedijk (Lunet IV). Een bijna de helft van Paul's perceel werd in gebruik genomen voor de bouw van deze Waterlinie forten. |
Na het overlijden van Jhr. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein, in april 1834 kwam het vroegere St. Marie land toe aan zijn dochter en schoonzoon. Jkvr. Henriette Josephine Jacqueline Bosch van Drakestein, zij was gehuwd met Charles Antoine de Baron Bieberstein Roalla Zawadsky. |
Over het terrein van Charles en Henriette liep al vanaf de bekendst vroegste bron uit de 15e eeuw het Houtensepad. In 1632 werd dit zandpad, ook echt van jaarlijks vers zand voorzien. Het pad was in de eerste helft van de zeventiende eeuw tot 1795 in het beheer van de Staten van Utrecht. Vanaf 1813 bij het het ontstaan van het huidige koninkrijk der Nederlanden. |
Was het zandpad in het beheer van de Provincie Utrecht en van 1850 in het beheer van de Provinciale Waterstaat van Utrecht tot omstreeks het jaar 1969. Toen ging het zandpad wat sinds de twee helft van de negentiende eeuw een verharde weg was geworden. Beheer van de weg werd overgenomen door de gemeente Utrecht. |
De Koningsweg iets ten noorden gelegen van het Houtensepad was wel het eigendom van Paulus Bosch van Drakestein, zijn zoon Willem Bosch van Drakestein en diens zoon Hendrik Bosch van Drakestein. Beide laatst genoemde heren bezaten vanaf 1834 tot 1914 het Landgoed Nieuw-Amelisweerd. De Koningsweg behoorde oorspronkelijk toe aan het onroerend goed van het landgoed. Hendrik verkocht de gele Koningsweg in de loop van de negentiende eeuw aan de Provinciale Waterstaat van Utrecht. Die het vanaf toen in beheer en eigendom had. |
Charles de Bieberstein moest ruim 6 jaar later in 1840 een deel van de St. Marie grond verkopen aan de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij die er de spoorlijn Amsterdam, Utrecht, Arnhem, Duitse grens erop aangelegde. De spoorlijn werd in de periode van 1843 tot 1845 aangelegd. Ruim 22 jaar omstreeks 1860 later zou de de Bieberstein grond verder worden aangekocht voor de aanleg van Staatslijn H van Utrecht naar 's-Hertogenbosch - Boxtel worden. Deze werd in de periode van 1865 tot 1869 aangelegd. De Oosterspoorbaan van Utrecht Lunetten naar Hilversum werden in 1872 en 1873 aangelegd. Vele jaren kende bij de kruising van de drie spoorwegen een eerder negentiende eeuw overstap station Lunetten. |
Een Houten gebouwtje waar men alleen van de ene naar de andere trein kon overstappen en naar een andere spoorwegmaatschappij. Je kon van het station verder niet andere richting buiten het spoorterrein begaan. Eind jaren dertig van de twintigste eeuw werd er achter de Vier Lunetten langs een nieuwe rijksweg aangelegd. De rijksweg 22, deze is de al oude voorloper van de rijksweg A27. De rijksweg 22, kreeg in 1992 de naam Waterlinieweg nadat de weg door in het beheer kwam van de gemeente Utrecht. Wat eerder van het rijks was geweest. Midden twintigste eeuw zou het Houtensepad ook zo druk worden met lokaal en regionaal verkeer dat de spoorwegovergang in het Houtensepad. En die maar liefst 3 diverse spoorlijn doorkruiste in september 1974 gesloten. De verbinding voor auto's, vrachtwagen en ander verkeer naar Utrecht en andere richtingen was in de loop der tijd overgenomen door de aanleg van nieuwe snelwegen en provinciale wegen. |
Familie Bieberstein verkocht in 1899 nog een stuk grond aan de gemeente Utrecht voor de aanleg van de Algemene Begraafplaats Kovelswade. Gelegen achter Fort Lunet II, Rhijnspoorweg en Oosterspoorweg. Op de eerste kaart in de hier bovenstaande viewer zie een uitsteksel (lans) in het midden van het groene vlak. Dit tweede perceel was ook van familie Bosch van Drakestein en Bieberstein. |
Boerderij aan de Nedereindseweg 407-409 (voorheen nr. 95, nr. 97 en nr. 99) te Jutphaas (Nieuwegein) 1822-1884
Op zaterdag 14 december 1822 vond ten overstaan van de Utrechtse notaris Pieter Adriaan van Schermbeek de verkoop plaats van een hofstede in Jutphaas voor f. 14.140-, gulden bij veiling kocht Paulus Willem Bosch van Drakestein en neef Jan Willem Hendrik Bosch de hofstede aan van Jacobus van Dijk, landbouwer en wonende te Jutphaas. Gemachtigde voor de heer Van Dijk was de boekhouder uit Utrecht Mattheus Deckers Jacobszoon. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 3350, aktenummer: 6456. Na het overlijden van Jan Willem Hendrik Bosch in 1851 kwam de boerderij aan de Nedereindseweg 99 toe aan zijn weduwe jkvr. Elisabeth Bosch van Drakestein, na haar overlijden in 1883 komt de boerderij toe aan haar dochter Henrietta Paulina Wilhelmina Bosch, echtgenote Christopher Laurens Zellerhoff, van beroep commissionair in effecten. |
In 1884 komt de boerderij toe Gerardus Antonius Christoffer Zellerhoff, wonende te Brussel. In 1921 verkoop de familie Zellerhoff de boerderij aan Gerardus Sturkenboom, landbouwer wonende te Jutphaas. Zijn echtgenoot Alijda Cornelia Vernooy. In 1947 komt de boerderij toe aan Wilhelmus Gerardus Antonius Sturkenboom, veehouder en landbouwer te Jutphaas. In 1952 wordt de boerderij verkocht aan Johannes Adriaan Verhoef (wonende te Oosterhout den Hout), Cornelius Antonius Marie Wilhelmus Verhoef en Johannes Antonius Versteeg. Alle drie veehouder en landbouwers. In 1963 vind er nog sloopactiviteit plaats. Omstreeks 1965 komt de boerderij in het bezit van 'N.V. Maatschappij tot Explotatie van Onroerende Goederen "Lavado"'. Gevestigd te Bloemendaal, kantoor statutair gevestigd te 's-Gravenhage. |
Hofstede Chartroise (Klooster "Nieuwlicht")
en landerijen in Zuilen en Lauwerecht (gem. Utrecht)
Op zaterdag 22 november 1823 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Gerardus Hendrikus Stevens de hofstede met landerijen Chartreuse of Chartroise verkocht. Kopers waren Jan Willem Hendrik Bosch en zijn oom Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein. Het zal vermoedelijk de eerste grote aankoop van Jan Willem Hendrik Bosch geweest zijn. Hij had toen de leeftijd van precies 24 jaar en vier maanden. Jan Willem Hendrik werd geboren op 22 juli 1799 te Utrecht. |
Mr. Paulus Willem Bosch van Drakestein bood op de veiling voor zijn neef mr. Jan Willem Hendrik Bosch op de hofstede Chartroise. De hofstede lag op een strategische ligging, omdat hun moeder en oma Cornelia van Bijleveld al diverse landerijen in de omgeving van Chartroise had vererft via haar broers en familie. Zodat dit vanaf 1823 een groot geheel ging vormen. De landerijen van Chartroise lagen in de negentiende eeuw en een deel van de twintigste eeuw in de Utrechtse kadastrale gemeenten Zuilen, Achttienhoven en het Lauwerecht. |
Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 3625, U324c015, blz. 795, aktenummer: 4978. |
Vanaf 1923 tot 1930 begon het grondbedrijf van de gemeente Utrecht grote stukken land in dit gebied op te kopen ten noordoosten van de Daalsedijk en de Amsterdamsestraatweg. Grote stukken waren nog begin twintigste eeuw het eigendom van familie Bosch van Oud-Amelisweerd. De Bosch tak die voortkwam uit het huwelijk van Jan Willem Hendrik Bosch die gehuwd was met zijn nicht. Jkvr. Elisabeth Bosch van Drakestein. Zij was de dochter van Jhr. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein. |
De toenmalige gronden van Chartroise waren vanaf begin twintigste eeuw het eigendom van Jhr. Willem Eugene Bosch van Oud-Amelisweerd en Jhr. Jan Willem Marie Bosch van Oud-Amelisweerd. Zij verkochten de gronden van Chartroise gelegen in Zuilen, Achttienhoven en het Lauwerecht aan de gemeente Utrecht. De stad wilde gaan bouwen voor staduitbreidng op het gemeentelijk grondgebied van Zuilen. Deze gemeente bestond tot 1 januari 1954 en werd vanaf die datum bij de stad geannexeerd. |
De naambetekenis van hofstede Chartroise is het oud Latijnse woord voor '' verschrikkelijke plaats'' Jhr. Willem Eugene Bosch van Oud-Amelisweerd de laatste particulieren eigenaar van Chartroise woonde in jaren twintig van de twintigste eeuw aan de Maliebaan 22 te Utrecht. |
|
De hofstede Chartroise
Een bezoeker van het Noordelijk stadsdeel, die zich door de uitgestrekte wijken tussen de Amsterdamsestraatweg en de Vecht in de richting van het dorp Zuilen wil begeven, zal daar |
Waar slechts twintig of vijf-en-twintig jaar geleden nog landelijke wegen langs flinke boerenhofsteden te midden van ruime weidevelden, naar het afgelegen, schilderachtige dorpje Zuilen leidden, zijn thans brede wegen voor druk stadsverkeer aangelegd, waarlangs zich de talrijke middenstands- en arbeiderswoningen rijen, die nagenoeg een tiende gedeelte van de bevolking van „Groot Utrecht” gedeeltelijk op Utrechts, gedeeltelijk op Zuilens grondgebied huisvesting geven. Hoewel de aanleg op zich zelf ruim en vriendelijk is, heeft de stad het land onherroepelijk verdrongen. Toch komt men langs de laan van Chartroise gaande, eensklaps in een omgeving. die nog aan de verdwenen landelijkheid herinnert, daarvan nog een overblijfsel is. |
Midden op een gazon staat een oude boerderij de hofstede Chartroise welke in deze stedelijke omgeving niet uit de toon valt, wijl het terrein onderdeel vormt van een brede groene |
Beziet men de hofstede wat aandachtiger. dan merkt men trots de toestand van verval waarin zij verkeert dat deze gebouwengroep niet toevallig is gespaard; meerdere belangwekkende details wijzen er op, dat deze boerderij, al is zij kunsthistorisch niet zeer belangrijk, een lange en belangwekkende historie zal hebben. |
En niet alleen de boerderij, doch ook de omgeving daarvan met de oude boombeplanting, de resten van een statige bomenlaan in de richting van de recht en vooral het typische middeleeuwse poortgebouw, op een gewelf boven de ringsloot gebouwd, duiden aan dat men zich op historisch terrein bevindt. |
We zijn dan ook op de gronden waar één van de voormalige kloosters van Utrecht heeft gestaan: het klooster „Nieuwlicht” of „het Nieuwe Licht”. |
Van de zeer talrijke kloosters, die in de bisschopsstad Utrecht of haar onmiddellijke omgeving waren gevestigd, zijn er niet vele meer, die gedeeltelijk gespaard of uit hun in andere bebouwing opgenomen overblijfselen nog zijn te herkennen. |
Ik noem slechts het Sint Agnietenklooster (waarvan de laatste resten zijn opgenomen in het Centraal Museum), het Sint Catharijneklooster, eertijds nabij het tegenwoordige Vreeburg gelegen. |
Later verplaatst naar de Lange Nieuwstraat naast de Kathedraal, waarvan de oude kloostergang en zalen gedeeltelijk gerestaureerd het Brandweermuseum en het Museum voor nieuwe religieuze kunst (zinrijke bestemming) huisvesten. Wel treft men, in en buiten de stad, in de straatnamen nog de herinnering aan tal van kloosters, als daar waren: het Predikherenklooster, het Begijneklooster, het Hieronymusklooster, het Ursulinen (Abraham Dole) klooster. de abdij Oudwijk en het Karthuizerklooster Nieuwlicht aan de laan van Chartroise. Zoals uit deze laatste naam blijkt werd het klooster Nieuwlicht door Karthuizer monniken bewoond. |
In 1392 werd het klooster door Zweder en Willem van Abcoude gesticht en hun vriend Tideman Grauwert reeds eerder in de orde opgenomen werd de eerste prior. De bouw van het klooster had eerst in 1393 plaats op een landgoed genaamd „Bloemendaal", groot 20 morgen, daartoe in erfpacht afgestaan door Arnoud van Tricht, proost van St. Jan. Zij leefden als kluizenaars in strikte afzondering, zonder te praten. Van hieruit bestierden zij desalniettemin landerijen tot in de Hoeksche Waard bij Rotterdam. De oorsprong van de Kartuizer orde ligt in de bergen van Chartroise, tussen Grenoble (Frankrijk) en Chambery. Het bestaan van het klooster en zijn bewoners schijnt zich zonder grote schokken te hebben voltrokken tot in de reformatietijd, toen in 1578 aldaar troepen werden gelegerd, omdat men vreesde, dat de gebouwen door de Spanjaarden zouden worden bezet. |
Dat in die woelige en onzekere tijden, waarin nieuwe geestelijke waarden zich onstuimig baan braken, de samenleving van monniken en soldaten niet in vrede kon bestaan, is duidelijk. De veel geplaagde monniken trokken zich op 15 januari 1579 terug en verspreidden zich over kloosters in Brugge, Edingen, 's-Hertogenbosch en andere. |
Daarmede was het lot van de gebouwen beslist. In 1580 werden zij grondig afgebroken en de afkomende steen gebruikt voor versterking van de stad; slechts het poortgebouwtje bleef voor de verwoesting gespaard. Ter plaatse werd toen een hofstede gebouwd, waarvan het tegenwoordige woonhuis het in de loop der eeuwen sterk verminkte overblijfsel is. |
De stal en het achterhuis, welk geen enkele architectonische waarde hebben, dateren uit 1863, gelijk op een steen in de Westgevel is aangegeven. Het vrijstaande bakhuis is van veel ouderen datum en heeft wellicht tot de oorspronkelijke gebouwen behoort. |
Een indruk van de oude boerderij kan men nog krijgen uit de omschrijving. waarmede de bezitting in 1823 te koop werd aan geboden. |
„Een kapitale en aangenaam gesitueerde hofstede genaamd Chartroise bestaande in een Heerenhuizinge met fraai behangen zaal. twee beneden- en twee bovenkamers. Voorts een boeren huizinge van drie vertrekken, ruime deel met stallinge voor paarden en hoornvee, bakhuis, schuur, berg. Mitsgaders dezelve hofstede omringd van zijn grachten, laanen en steegen beplant met zware eiken en andere opgaande boomen (hier herkennen wij nog de tegenwoordige kloosterlaan. hoewel de eiken door andere boomen zijn vervangen) en bij het inkomen van gemelde hofstede voorzien van een poort met duivenhok en keuken, erve, tuin en moesland te zamen groot 28 roeden, 36 ellen en 34 palmen.” In 1839 werd het huis verbouwd en modern ingericht. Tot dien tijd droeg het, naar het schijnt, nog alle kenmerken van oudheid, dikke zware muren, met vroeg-renaissance raamkozijnen en nissen, welke toen vervangen werden door vensters met grote ruiten. |
Wanneer de boerderij Chartroise wordt genoemd, komt wellicht nog in herinnering de overlevering. dat aldaar een zware linde, de „Monnikenboom” stond, waar in dien tijd de Utrechtse kindertjes moesten worden gehaald. In 1830 en 1836 werd deze boom door blikseminslag en storm zwaar beschadigd, maar hij verheugde zich nog langen tijd in de belangstelling van de jongere Utrechtse burgerij. die zich op de boerderij kwam vermaken. |
De knecht van de toenmalige bewoner verborg zich in de boom en riep dan tot de jongelui „pluk mij, pluk mij, 'k zal alle dagen zoet zijn.” Er ontstond dan algemene vreugde, men ging spelletjes om de boom doen en de pret eindigde met roometen bij vrouw van Dam. die de boerderij toen bewoonde. In 1851 werd de boom omgehakt en eindigde dus dit vermaak. |
De boerderij, in de 19e eeuw in het bezit gekomen van de familie Bosch van Oud-Amelisweerd werd in 1905 door de Gemeente Utrecht gekocht. Sedert werd zij verhuurd. doch als boerderij had zij het bestaansrecht verloren, daar de landerijen in de omgeving geleidelijk voor woningbouw werden bestemd. |
Het voortbestaan van de gebouwen werd zodoende onzeker en in afwachting van de van de ontwikkeling van de omgeving afhankelijke beslissing of behoud of afbraak zou volgen. werd |
Natuurlijk trok allereerst het poortgebouwtje de aandacht van hen, die op het behoud van de resten van het oude klooster prijs stelden. Dit typische poortgebouw een voorbeeld van eenvoudige burgerlijke bouwkunst uit de middeleeuwen opgetrokken van reuzenmoppen en gedekt met een eenvoudig zadeldak, afgesloten door twee topgevels. staat zeer karakteristiek op een over de sloot geslagen gewelf, waarover door twee grote van een gedrukte boog voorziene poortopeningen toegang tot het terrein wordt verkregen. |
Hoewel niet een monument van bijzondere kunsthistorische waarde, is het door zijn eigenaardige plaatsing en de zuivere doelstelling van de bouw belangrijk genoeg om te bewaren. temeer waar volgens een in 1914 aan het Gemeentebestuur uitgebracht deskundigenadvies van Mr. Muller en Prof. Vogelsang met zekerheid kan worden aangenomen, dat we hier met het enige overblijfsel van het klooster „Nieuwlicht” te doen hebben. Dit advies werd uitgebracht op verzoek van het Gemeentebestuur, daar, nadat in een Raadsvergadering in 1914 met het oog op de bouwvallige toestand werd voorgesteld het gebouwtje af te breken, de Raad besloot op voorstel van Dr. ten Berge deze voordracht aan te houden en advies bij oudheidkundigen in te winnen. |
De zaak bleef slepend tot 1924, toen plannen werden overwegen tot restauratie van poort en boerderij en inrichting van deze laatste tot theehuis. Eerst in 1927 werd een Raadsbesluit genomen af te zien van verbouwing van de hofstede, doch voor restauratie van het poortgebouw een krediet beschikbaar te stellen. |
Gerekend werd op medewerking van het Rijk uit het oogpunt van monumentenzorg, welke medewerking in 1929 werd verkregen. In 1930 werd toen het poortgebouw gerestaureerd en in de tegenwoordige staat gebracht. De boerderij bleef dus, zoals zij was; wel werden herhaaldelijk pogingen in het werk gesteld om na restauratie een goede bestemming te vinden als theehuis of anderszins, doch weinig gegadigden meldden zich aan en de restauratiekosten waren zoo hoog, dat niet verwacht kon worden. deze door de huuropbrengst enigermate te doen dekken. Bovendien achtte Rijksmonumentenzorg de architectonische waarde niet groot genoeg om Rijkssteun te rechtvaardigen. |
Toch bleef het Gemeentebestuur van mening. dat het behoud van de hofstede mits daarvoor een goede bestemming zou worden gevonden zeer wel te verdedigen was en aan het gerestaureerde poortgebouw groter waarde zou verlenen. Thans in 1938 is een bestemming gevonden, doordat de nog niet lang bestaande Parochie van St. Salvator naar ruimte voor haar u nog elders gevestigde fröbelschool en voor club- en vergaderlokalen zocht en meende dat de hofstede door verbouwing daartoe geschikt is te maken. |
Na de restauratie en verbouwing zal het Kerkbestuur de hofstede van de Gemeente huren. Het Rijk zal thans ook medewerking verlenen tot bestrijding van de werkloosheid, in het bijzonder bij jeugdige werklozen, die aan het herstel zullen medewerken. Door deze hulp zal de restauratie, ook in dezen tijd, voor de Gemeente te verantwoorden zijn. De werkzaamheden zullen uit twee onderdelen bestaan: 1e. het inrichten van de stalling, die geen enkele architectonische of oudheidkundige waarde heeft tot lokalen voor een fröbelschool met de nodige nevenruimten: 2e. het herstellen van het woonhuis en het inrichten van de vertrekken tot vergaderlokalen. De verbouwing van de schuur zal fröbellokalen eisen veel licht, lucht en hygiënische verzorging tamelijk ingrijpend zijn en de Zuidgevel, dat is de naar het sportterrein gekeerde gevel. Het voorgebouw daarentegen zal in aanzicht niet ingrijpend gewijzigd worden, de aanwezige vertrekken zijn na herstel direct voor gebruik geschikt. De restauratie zal slechts omvatten het wegnemen van de pleisterlaag en het behoud en herstel van het aanwezige; er zijn afgescheiden van verschillende opvattingen omtrent restauratiemethoden niet voldoende gegevens met zekerheid bekend om te rechtvaardigen, dat het gebouw in de vermoedelijke oorspronkelijke toestand wordt teruggebracht. Toch mag worden verwacht, dat na voltooiing van de werken een typische en in deze omgeving zeer wel verantwoorde gebouwengroep zal ontstaan en een vestiging vanwaar in vroeger eeuwen ongetwijfeld veel waardevols naar Utrecht werd uitgedragen, tot nieuw leven zal worden gebracht. Tegenwoordige staan de gebouwen van het Karthuizerklooster geadresseerd aan de Laan van Chartroise 170, 170A, 172, 174 en 174A. In de Utrechtse wijk Ondiep. Utrecht, Oktober 1938. J. L PLANJER. |
Hofstede Chartroise
verkoop aan de gemeente Utrecht
Hypotheek 4 overschrijving van familie Bosch van Oud-Amelisweerd aan de gemeente Utrecht op zaterdag 30 december 1905. |
Register Deel 671 N. 49 Dagregister deel 69 N. 855 des vierden januari 1900 en zes |
De Onderteekende: 1. Jonkvrouw Anna Catharina van de Poll douariere van Jonkheer Meester Wilhelmus Johannes Marie Bosch van Oud-Amelisweerd zonder beroep wonende te Utrecht als vruchtgebruikster van de helft die nalatenschap van haren gezeyden echtgenoot ingevolge akte van huwelijksvoorwaarden verleden voor notaris Jacob Hendrik van Schermbeek te Utrecht den 25 Augustus 1859. 2. Jonkheer Meester Jan Willem Marie Bosch van Oud-Amelisweerd rechter in de Rechtbank wonende te Utrecht. 3. Jonkheer Frederik Herman Hendrik Bosch van Oud-Amelisweerd zonder beroep wonende te Nijmegen. 4. Jonkvrouw Marie Henriette Pauline Bosch van Oud-Amelisweerd echtegenoote van en ten bijgestaan door Jonkheer Meester Chithany Thomas Johannes Schade van Westrum voorzitter van den Raad van Beroep rechter plantsveruninger en Lid van den Gemeenteraad wonende te 's-Hertogenbosch. 5. Jonkheer Willem Eugéne Bosch van Oud-Amelisweerd, notaris wonende te Utrecht ter eene zijde en Doctor Bernarders Reiger, ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw. Burgemeester der gemeente Utrecht ten deze bijgestaan door Meester Johannes Bool, secretaris der gemeente te namen in hunne voormelde hoedanigheid vertegenwoordigend het College van Burgemeester en Wethouders dier gemeente en als zoodanig handelende uit kracht en ter uitvoering van het besluit van den Raad der gemeente Utrecht genomen in zijne openbare vergadering van den dertiende Juli 1900 en en vijf goedgekeurd door de Gedeputeerde staten van Utrecht bij hem besluit van den derden Augustus daaraanvolgende N. 335 ter andere zijde, zijne overgekomen als volgt. |
Artikel 1. A. Eenige perceelen grond gelegen tusschen de Vecht en de Amsterdamschen Straatweg nabij het Ondiep kadastraal bekend gemeente Lauwerecht sectie B Nr. 11 tot en met 16, 20 tot en met 32, 238, 239, 247 tot enmet 254, 296, 297, 308, 309, 317, tot en met 323, 363, 1568, 1577, 1578 en 1583 te zamen groot plus minnes 60 hectare 27 aren en 92 centiare op zoveel minder of oucer als bij de kadastrale hermeting zal blijken en zooals die grond op de bij deze acte behorende tekening welke door partijen voor gezien en mij ackoord erkend en ten blijke daarvan door hen allen ondertekende met groene kleur is aangeduid. |
B. enige percelen grond gelegen onmiddelijk ten westen van de ander A. genoemde percelen en ten noordoosten van deb Amsterdamschen straatweg, kadastraal bekend gemeente Zuilen sectie B Nr. 417, 418, 438, 439. 440, en 441 en voorts van Nr. 351a het randelijk gedeelte ter grootte van plus nummer 266 A. van Nr. 416 het zuidoostelijk gedeelte ter grootte van plus minnis 5,25 et a van Nr. 419 het zuidoostelijk gedeelte ter grootte van plus minnis 155 A, welke perceelen en perceels gedeelten tezamen eene groote hebben van plusminnis 10 hectare 19 centiaren 5 centiaren of zoveel minder of meer als bij de kadastrale hermeting zal blijken en zooals die grond op de bovengenoemde teekening met licht roode kleur is aangeduid. |
De ondergetekenden sub 2, 3, 4, en 5. hebben met Jonkheer Paul Rornis Henri Bosch van Oud-Amelisweerd ordergeestelijke wonende te Nijmegen den eigendom den eigendom van het hierbij verkochte verkregen onder der last van bovengemeld vruchtgebruik ten behoeve hunner moeder als eenige erfgendiner huis vaders Jonkheer Meester Wilhelmus Johannes Marie Bosch van Oud-Amelisweerd overleden te Utrecht den 29 Augustus 1899 (die met zijne gezegde echtgenoote Jonkvrouw Anna Catharina van de Poll is gehuwd geweest in gemeenschap van winst en verlies blijkens hierboven gemeld huwelijkscontract) aan wier het verkochte is toebedeeld bij acte van scheiding den 18 April 1884 voor uw wijlen notaris Jan van Hengelaar te Utrecht verleden overgeschreven ten kantore der hypotheken te Utrecht den 9 Mei 1884 in deel 434 nummer 21. |
Hebbende Jonkheer Paul Louis Henri Bosch van Oud-Amelisweerd voornoemd de nalatenschap zijne vaders verworpen blijkens verklaring uitgebracht ter griffie van de arrondissement rechtbank te Utrecht den 2 februari 1900. Verklarende partijen dat overigere geziene titels van aankomst bestaan of bij hen bekend zijn in voor zooveel zij weten eene overschrijving daarvan in de hypotheekregister heeft plaats gehad. |
Artikel 2. De gronden worden overgedragen vrij en onbezwaard en onder vrijwaring overeenkomstig de Wet met alle daarop en daarin aan verwijzen over hen gekomen en beplantingen in den omvang en met alle daaraan verbonden rechten en asten zooals die tot heden door de verkoopers zijne beseten. Artikel 3. |
Artikel 4. Nr. Die met G. Vernooy Gz. op welke vermeld staat. Gratie geregistreerd te Utrecht den 11. den Maart 1901 deel 73 folio 139 vier vak 7 vijf bladen twee renvooien. 2. die met G. de Groot op welke vermeld staat. gratis geregistreerd te Utrecht den 7 den November 1900 deel 73 folio 36 rente vak 2 twee bladen twee renvooien. 3. die met R.J. van der Wurff op welke vermeld staat gratis geregistreerd te Utrecht den 5 der Mei 1903 deel 77 folio 49 verso vak 8 twee bladen en renvooi. 4. die met B.W. Kouwenhoven op welke vermeld staat gratis geregistreerd in Utrecht den 23 sten September 1903 deel 77 folio 188 recto vak 7 twee bladen twee renvooien. 5. die Wed. W. van der Wurff op welke vermeld staat Gratis geregistreerd te Utrecht den 22 sten December 1903 deel 78 folio 69 recto vak 1 twee bladen geen renvooi. 6. die niet J. Stolker Nr. M. van Zijl Wed. W. van der Wurff jr. en R.J. van der Wurff Jr. op welke vermeld staat Gratis geregistreerd te Utrecht den 5 den November 1903 deel 78 folio 26 recto vak 6 twee bladen een renvooi 1. drie wel Jr. Stolker en A. W, van zijl wed. W. van der Wurff Jr. op welke vermeld staat Gratis geregistreerd te Utrecht den 5 den November 1903 deel 78 folio 26. recto vak 3 twee bladen een renvooi 8 die met R.J. van der Wurff Jr. op welke vermeld staat Gratis geregistreerd te Utrecht den 5 den November deel 78 folio 26 recto vak 5 twee bladen geen renvooi 9 die met J. van Zijl op welke vermeld staat Gratis geregistreerd te Utrecht den 31 sten December 1903 deel 78 folio. |
7. verso vak 6 twee balden geen renvooi 10e Deel met W. van den Wurff op welke vermeld staat (10 Die met W. van der Wurff op welke vermeld staat) Gratis geregistreerd te Utrecht den 17 den December 1901 deel 74 folio 179 recto vak 8 twee bladen geen renvooi 11 die met W. Jongerius en Chr. Getuigt op welke vermeld staat Gratis geregistreerd te Utrecht den 28sten December 1903 deel 78 folio 73 verso vak 6 twee bladen twee renvooi gestand door behalve die omtrent de perceelen kadastraal bekend gemeente Lauwerecht sectie B nr. 21 en gemeente Zuilen sectie B.W. 438 en 439. Artikel 5. De gemeente zal de lasten aan het gekochte verbonden dragen van 1 Januari af en met dien dag zullen te haren voordeele zijn de uit die perceelen gaande baten en huren. |
Artikel 6. Artikel 7. De afscheiding tusschen de gedeeltelijk wel ten gedeeltelijk met aan de gemeente overgedragen perceelen kadastraal bekend gemeente Zuilen sectie B. Nr. 416 en 351a zal voor 1 Mei 1906 door de Gemeente voor eigen rekening geschieden ijzerdraad ter hoogte van een Meter boven den begane grond komende de gemeente het ijzerdraad verwijderen en tot zich nemen zoodra de heg de hoogte van een meter heeft bereikt. Artikel 8. De verkooper doen afstand te behoeve van de gemeente Utrecht van alle rechten welke zij zouden hunne doen gelden op het langs de Vecht gelegen perceelkadastraal bekend gemeente Lauwrecht sectie B nr. 311. |
Artikel 9. De gemeente Utrecht zal voor hare rekening houden en voldoen alle rechten en koste waartoe deze overeenkomst de levering van het verkochte daarom der begrepen aanleiding zal geven. aldus overeenkomst gekomen en in duplo opgemaakt te Utrecht den 30sten December 1900 en vijf. Contracten ten andere zijde Burgemeester en Wethouders De Burgemeester B. reiger De Secretaris J. Bool Douairiere Bosch van Oud-Amelisweerd geb. Van de Poll F.H.H Bosch van Mevrouw Schade v. Westrum Oud-Amelisweerd. W.E. Bosch v. Oud-Amelisweerd. N. 1381 In duplo geregisterd te Utrecht den tweeden januari 1900 en zes deel 81 verso vak 2 drie baden geen renvooi. Ontvangen voor echt twaalf duizend gulden. f. 12.000. Viersteeg Volgt de aangehechte kaart De Ontvanger Vierstaag Volgt de aangehechte kaart. |
Bron: Het utrechts Archief, T1294 Inv. 5671 (671), 1905 dec. 14-1906 febr. 4 Verkoop Chartroise aan de gemeente Utrecht. |
Boerderij (toenmalig) De Uithof aan de Mereveldseweg 1 (en 1B)
Land in Catharijne (gem. Utrecht)
Op donderdag 9 juni 1803 kocht Paulus Willem Bosch van wijlen heer Wouter Everard van Muijden drie percelen gelegen aan de Vleutenseweg. Bij publieke koopcontract opgemaakt ten overstaan van de Weigraaf en Heemraden de Hoge- en Lageweide in gevolge van akte van transport van zaterdag 23 juli 1803. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 3644, 34-4 U324c034 1838 23-05-1840, aktenummer: 12044. |
Hofstede en landerijen in Jutphaas
(gem. Nieuwegein en Utrecht)
Op zaterdag 11 november 1826 om 13:00 in de middag Achter de St. Pieter te Utrecht ten overstaan van notaris Wigman kocht Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein boerderij Rhijn en Molenzigt, gelegen aan de Vaartsche Rijn te Jutphaas met bijbehorende landerijen in kadaster Jutphaas Sectie E. Boerderij behoorde voor die tijd aan bij de Buitenplaats Rhijnzigt. Gelegen ten noorden van de boerderij. De verkopende familie waren de nazaten van Frans van Niekerken. |
Schoonzoon van Jhr. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein, Charles Antoine Baron de Bieberstein Rogalla Zawadsky. Gehuwd met Jkvr. Henriette Josephine Jacqueline Bosch van Drakestein. Erft na het overlijden van zijn schoonvader Paulus boerderij Rhijn en Molenzigt vanaf april 1834. Na het overlijden van Charles in 1880 vererft de boerderij op zijn zoon, Paul Guillaume Eugène Henri Baron de Bieberstein Rogalla Zawadsky. Hij verkoopt een deel van het land achter de boerderij aan Rijkswaterstaat in 1882 voor de aanleg van het Merwedekanaal op de splitsing met de Vaartsche Rijn. |
Percelen in Oudenrijn (gem. Utrecht)
Rond 1800 kocht Paulus Willem Bosch een stuk wei- of bouwland gelegen in het gerecht van Oudenrijn in de polder Heycop van de familie Zaal uit de boedelverdeling van Herman Cornelis Zaal.
|
Percelen in Haarzuilens en Vleuten-De Meern (gem. Utrecht)
Op 1 oktober 1832 bij het ingaan van het kadaster in de Nederlanden is te zien op de HISGIS kaarten van Ad van Ooststroom dat Jhr. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein diverse percelen grond in de omgeving van Vleuten, Haarzuilens en Themaat in bezit heeft. Het perceel van ruim 6 morgen land midden boven aan op de kaart (boven deze tekst) naast de kooiker (groen perceel, rechts ervan met middenin een haakse plas) heden gelegen naast het Rijneveldsche Boschpad. Wat in vroegere tijden genaamd was de Franse Akker. Dit perceel was ontsloten door een weggetje (heden het Rijnveldsche Pad) lopend vanaf Haarzuilens/Thematerweg in het zuiden, lopend richting het noorden tot ter hoogte heden 't Natte Land. Van dit perceel en weggetje is bekend is dat in 1756 Haasje Jacobs Kok, de weduwe van Frans van Roijen de Franse Akker met weg verkoopt aan een zeker Dirk van Dam. Tot 1774 is onbekend wanneer een familielid van familie Bosch het land in eigendom verwerft. Maar in dat jaar is er een pachtcontract bekend dat Willem Bosch het land verpacht. Vermoedelijk heeft deze Dirk van Dam al in 1774 of daarvoor het land verkocht aan de Willem Bosch. Nog in het jaar 1788 is het land in eigendom gekomen van Willems broer Herbert-Jan Bosch maar na zijn overlijden komt het weer in het bezit van zijn broer Willem. Willem overlijd in 1801 en zijn nalatenschap komt toe aan zijn broer Theodorus Gerardus Bosch. Na zijn overlijden in 1802 komt het land achter kasteel De Haar in Haarzuilens in het bezit van zoon Paulus Wilhelmus Bosch. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U188A018 10 en U256C040 58. Het land midden van rechts op de kaart tussen de Oudenaarskade in het noordoosten en de Thematerweg in het zuiden, gelegen in Vleuten. Is alleen bekend dat een zekere Antony van Oostrum in 1739 nog de eigenaar ervan was. De pas daarop volgende informatie treffen we aan in een notariële akte van 25 mei 1782. Hierin word het onroerend goed verdeeld van Johannes Cornelis van Bijleveld (ca. 1702 - 1769) en zijn echtgenote Ida Eyken. Zij huwd in 1751. Ida overlijdt in 1780. Johan had twee zonen en een dochter uit een eerder huwelijk. De oudste is Willem Hendrik van Bijleveld, de middelste Paulus van Bijleveld (1741-1795) en zijn jongste dochter Cornelia van Bijleveld (1746-1823). Johan was van beroep brouwer en schepen van Vleuten. |
Het land tussen de Oudenaarskade en Thematerweg komt in het bezit van de oudste zoon Willem Hendrik van Bijleveld. Het oppervlak bestaat uit drie percelen en is samen 14,6 morgen groot. Willem Hendrik van Bijleveld (1733-1799) is net als zijn vader brouwer en schepen te Vleuten. Na zijn overlijden is het zo goed als zeker dat het land van 14,6 morgen toekomt aan zijn jongere zus Cornelia van Bijleveld. In eerdere tijden was het dan nog heel gewoon dat de zwager het vermogen in beheer kreeg van de verworven erfenis die zijn vrouw ontving. Dus mag aangenomen worden dan Theodorus Gerardus Bosch het stuk land van 14,6 morgen in bezit kreeg Theo overlijd ruim 3 jaar later in 1802 en dan komt het land toe aan zijn weduwe Cornelia. Er is nog een huurcedule bekend uit 1808 waarin zij het land verhuurd aan een landbouwer uit de omgeving van Vleuten. Na haar overlijden in 1823 komt de de 14,6 morgen in bezit van zoon Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein. Dit staat ook te lezen bij de invoering van het kadaster op 1 oktober 1832. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U211a005 28. Land midden onderaan de kaart, heden gelegen tussen de Parkweg in het zuiden en de Thematerweg in het noorden te Vleuten en dwars diagonaal doorsneden door het vroegere Haarsche Pad. Lag er in de negentiende eeuw ten westen ervan parallel gelegen de Joosten Laan. Van dit land ten noordwesten gelegen van het dorp Vleuten is bekend dat het vele eeuwen het eigendom is geweest van het Kapittel van Oudmunster. In het jaar 1757 verkoopt een zekere Albert van der Muijden het perceel aan Willem Bosch. In 1767 is via de oudschildregisters (grondbelasting registers) bekend dat Willem Bosch nog steeds de eigenaar is van het perceel. Via die zelfde registers is in het jaar 1788 bekend dat Hertbert Jan Bosch en zijn broer Willem Bosch de eigenaren zijn. Na het overlijden van Willem in 1801, via vererving naar zijn broer Theodorus Gerardus Bosch komt het land bij zijn overlijden in 1802 toe aan zijn zoon Paulus Wilhelmus Bosch. Bron: Het Utrechts Archief 34-4 U174A015 90. |
Na het overlijden van Jhr. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein in april 1834 komen de landerijen gelegen in Vleuten, Themaat en Haarzuilens toe aan zijn neef Jan Hendrik Bosch en Paulus oudste zoon Willem Bosch van Drakestein van Nieuw-Amelisweerd. Waarna van 1834 tot 1914 na het overlijden van Willem's zoon Hendrik Bosch van Drakenstein de landerijen in die omgeving ruim 80 jaar toebehorend zijn geweest bij het landgoed Nieuw-Amelisweerd in Bunnik/Rhijnauwen en Houten/Oud-Wulven/Maarschalkerweerd. |
Havezate Heeckeren, Huis Goor
aan de Lintelerweg 5 te Goor (Twente)
Het huis Heeckeren kwam door het huwelijk van S.L.M. W.F. Bentinck tot Brecklenkamp met G.F. van Hugenpoth in bezit van dit geslacht. Na de dood van G.F. van Hugenpoth vererfde het op z1jn zoon O.M. van Hugenpoth, die het overdroeg aan zijn broeder J.N. W.A. van Hugenpoth. Door financiële moeilijkheden van dezen werd het huis in 1838 geveild, doch niet verkocht. In 1839 kocht zijn broeder A.W.J.J. van Hugenpoth Heeckeren, op voorwaarde, dat hij het voor minstens f. 140.000 gulden zou verkopen. In 1841 verkocht hij het voor 134.000 gulden aan Jhr. Gerard Willem Bosch van Drakestein. Zie Inventaris 371 van het archief (RAGLD) van de familie Van Hugenpoth tot Aerdt, inv.nrs. 271-277 en ook nr 612 tot 626 alles over huis Heeckeren. Openbare verkoping juli 1898 van de havezathe Heeckeren toebehorende aan de fam. Bosch van Drakestein. |
Veiling- en verkoop van vast- en onroerende goederen op zaterdag 23 mei 1840
Op zaterdag 23 mei 1840 verkocht de familie Bosch van Drakestein ten overstaan van de Utrechtse notaris Gerardus Hendricus Stevens de eigen vast- en onroerende goederen. Het bezit wat vader jhr. Paulus Willem Bosch van Drakestein in ruim 30 jaar tijd had vergaart werd voor een deel onderling maar ook aan externe personen verkocht. Broers, zus en neef te noemen: Willem, Frederik, Carel, Elizabeth Bosch van Drakestein en Jan Willem Hendrik Bosch. Te veilen percelen betroffen --------------------------------------------------------------------------------------------- ------------------ perceel 1 - boerderijen met landerijen aan de Kamerik Mijzijde 148. In bezit van Jan Willem Hendrik Bosch en echtgenote jkvr. Elizabeth Cornelia Petronela Bosch van Drakestein. Perceel verkocht aan jhr. Willem Eliza Ram voor f. 4.300-, gulden. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------- --------------------------------------------------------------------------------------------------------------- perceel 3 - gemeente Wilnis (gem. De Ronde Venen), onder Westveen, kadaster sectie C, nummer: 206, 207 en 208, rietland en water. In bezit van de erven van jhr. Paulus Willem Bosch van Drakestein. perceel 4 - twee percelen weiland, gelegen in de gemeente Catharijne, sectie B, perceelnummer: 98 en 99. Percelen gelegen naast herberg Jaffa aan de Vleutenseweg. In bezit van Jan Willem Hendrik Bosch en echtgenote jkvr. Elizabeth Cornelia Petronella Bosch van Drakestein. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------- perceel 5 - vijf percelen - bosch en weilanden, gemeente De Bilt, sectie C, perceelnummer: 1, 2, 3, 4 en 5. Onderdeel geweest van de oude ridderhofstad de Colenberg. In bezit van de erven van jhr. Paulus Willem Bosch van Drakestein. Perceel verkocht aan jhr. Carel Theodorus Johannes Bosch van Drakestein voor een bedrag van f. 7.550-,. Kort daarop zou Carel Bosch de percelen aan de Utrechtseweg, gelegen in De Bilt. Verkopen aan een landbouwer uit De Bilt. Hij machtigde zijn oudste broer jhr. Willem Bosch van Drakestein op deze percelen voor dezelfde prijs te verkopen. Percelen hadden een paar eeuwen onderdeel uitgemaakt van landgoed Nieuw-Amelisweerd. Zie de familiepagina Bosch van Drakestein - Nieuw Amelisweerd voor meer info.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------- perceel 9 en 10 - twee percelen weiland gelegen in de gemeente Vianen, in de polder Autona, kadaster sectie C, perceelnummers: 261, 262, 263, 264 en 265. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------- perceel 11 - diverse moes- en bouwlanden in de gemeente Bergambacht, kadastraal sectie C, perceelnummers: 434, 435, 436 en 2542. In bezit van de erven van jhr. Paulus Willem Bosch van Drakestein. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Perceel 12 - dhr. Leunistiend van de voormalige abdij van St. Pauls, tiendblok gelegen in de gemeente Leusen. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 3644, 34-4 U324c034 1838 23-05-1840, aktenummer: 12044. |
Hofstede De Oude Tempel,
aan de Oude Tempellaan 1 te Soesterberg
Onroerende goederen van jhr. Hendrik Willem Bosch van Drakestein van Oud-Amelisweerd (1805-1883)
Nieuwegracht nr. 28 (A890) (B314) (huur)
Lange Rietsteeg nr 2 - Keizerstraat 38 (G450) (A517)
Drift nr. 23, Keizerstraat nr. 42,
Keizerstraat - Lange Rietsteeg nr. 8 (H618) (A518)
Onroerende goederen van jhr. Johannes Gerardus Bosch van Drakestein (1811-1883) (1843)
In deze lijst is het onroerend- en vastgoed van jhr. Johannes Gerardus Bosch van Drakestein (1811-1883) die hij gekocht heeft na 1840 (na overlijden van moeder Henriëtta Hofmann) en in zijn bezit waren bij zijn overlijden in het jaar 1883. Verder lokalisering en uitwerkingen van deze goederen met kaarten en foto’s geschiedt op een later tijdstip. |
Artikel 8 Hofsteden ,,De Hindekamp'', ''De Ontginning'' en arbeiderswoning ''Boschzicht'', gemeente Ede, sectie B, nummer 1, 7, 21, 37, 2138 en 1292, sectie C, nummer 190, 195 tot en met 198, 201 tot en met 211, 214, tot en met 223, 225, 233, 189 224, 418, 663 tot en met 666, 668, 669, 536, 659, 657, 722, 723, 790, 667, 658, 954 tot en met 966, 662, 1006, tot en met 1010. Titel van herkomst: onder artikel acht, elf, en twaalf deels bij de zo even vermelden titel en overigens bij koopcontracten van de achtste juni achttien honderd drie en vijftig en achttiende april achttien honderd vier en vijftig ten overstaan van notaris Jean Charles Fischer te Ede gepasseerd, overgeschreven te hypotheekkantoor te Arnhem respectievelijk op vier en twintig juni achttien honderd drie en vijftig in deel 233 nummer 56 en de vijfde mei daaropvolgend in deel 249 nummer 16. |
Artikel 9 Hofstede ''Lange Kamp'', gemeente Ede, sectie F 662, 664, tot en met 674, 679, 685, 720, 1004, 1005, 1008, 1016, 1017, 1019, tot en met 1024, 113, 1114, 663, 675, 676, 678, 1010, 1333, tot en met 1336 en sectie G, nummer 123. Titel van herkomst: onder artikel negen en tien deels bij de tot heden vermelde titels en overigens bij koopcontract van twaalf september achttien honderd twee en zestig ten overstaan van notaris Jean Charles Fischer voornoemd, bij proces verbaal van inzet van zes en twintigsten september en definitieve afslag en toewijzing van tien oktober achttien honderd en tachtig ten overstaan van notaris ten overstaan van notaris Willem Frederik Jacob Fischer te Ede en bij proces verbaal van publieke veiling en en toewijzing van drie en twintig juli van zes augustus achttien vijf en vijftig door ten overstaan van notaris Van den Ham te Lunteren gepasseerd respectievelijk overgeschreven ten hypotheekkantore te Arnhem van zestiende september achttien honderd twee en zestig in deel 416 nummer 47; van tien januari achttien honderd en een en tachtig in deel 737, nummer 45 op negen november achttien honderd vijf en vijftig in deel 283, nummer 7. |
Artikel 17 a. Het hotel genaamd ,,Berg- en Spoorzicht'' met stal, koetshuis, turfhok plantsoen tuin, bouwland en weg. b. Het koffiehuis genaamd ,,Ruimzicht'' met erf, grond, tuin en plantsoen c. Het erf, en goed genaamd ,,Bethlehem'' bestaande in huis, schuur, berg en stalling, tuin, wei- en moesland en bosch. d. Twee stukken bouwland met de helft (voor zover daarlangs strekkende) van de Wolversteeg en den gedeeltelijke daartussen gelegen weg ten noordwesten van den centraal spoorweg. e. Het buitenverblijf genaamd ,,De Hooiberg'' bestaande in Herenhuis met bijgebouwen moestuin, plantsoen, opgaande bomen en het daarlangs strekkende gedeelte van de Wolversteeg Soesterweg. g. Een stuk bouwland genaamd ,,de Jodenhoek'', met daarom liggende eiken wallen. h. Een stuk bouwgrond naast de plaats '' Veldzicht'' aan den Soesterweg. i. Het buitenverblijf genaamd ,,Veldzicht'' bestaande in herenhuis met bijgebouwen en grond aan de Soesterweg. l. Het herenhuis genaamd ,,Eemzicht'' met bijgebouwen, erf, grond en tuin beplanting. m. Het Huis met berg, schuur, erf en grond genaamd ,,Landzicht’’ n. De boerenhofstede genaamd ,,de Tweede Steeg’’ met bijgebouwen, bouw- en weilanden staanden en gelegen aan de Hessenweg. De sub a. tot en met n. genoemde goederen zijn gelegen onder gemeente Amersfoort en bij het kadaster bekend in sectie D nummers 47, 48, 42, 50; sectie A nummers 97 tot en met 102; sectie D nummers 490 tot en met 49-2; sectie A nummers 923, 955 tot en met 958, sectie D nummers 518, 519, 787, 789, 801, 790, 956, 957, 960, 986; sectie D nummers 1107; 1228 tot en met 1232, 1274, 1271, 1296, 1297, 1339, 1340, 1343 tot en met 1345; 1365 en 1366. Titel van herkomst: die onder artikel zeventien blijkens; proces verbaal van publieke veiling en toewijzing op acht september achttien honderd drie en veertig ten overstaan van notaris meester Hendrik Willem van Werkhoven te Amersfoort gehouden overgeschreven ten Hypotheekkantore aldaar van vijf december daar daaropvolgende in deel 32 nummer 11. Onder de hand hand getekend koopcontract waarop staat ,,Geregistreerd twee bladen een renvooi te Amersfoort van twintig juni 1800 drie en vijftig deel negen en veertig folio honderd vijf en zeventig verso vak zeven en acht. Ontvangen twee gulden voor recht makende met 38 opcenten twee gulden zes en zeventig cent. De Ontvanger (geteekend) Wuytiers en dat is overgeschreven als boven den drie en twintigste juni achttien honderd drie en vijftig in deel genummerd 36. Akte van zeven twintig januari achttien honderd drie en vijftig en van dertigste oktober achttien honderd en een en zestig ten overstaan notaris Meester van Werkhoven voornoemde verleden en overgeschreven bij hypotheekkantore voormeld op een februari achttien honderd drie en vijftig en de achtste november achttien honderd een en zestig in deel 87 nummer 63, en deel 141 nummer 66. Proces Verbaal van publieke veiling en toewijzing van veertien augustus achttien honderd zeven en veertig ten overstaan van notaris Van Werkhoven, voormeld verleden en overgeschreven als voren van negen en twintig september daaraan volgende in deel 48 nummer 32. Koopcontract onder de hand getekend op zes mei achttien honderd vier en zestig waarop staat: ,, 7 Geregistreerd te Amersfoort op negen mei 1800 vier en zestig deel 31 folio 185 verso vak 1. ,, Een blad geen renvooi. Ontvanger voor regt f. 1,20 voor 38 opcenten f. 46-, tezamen een gulden zes en zestig cent. De fd. ontvanger (getekend J. de Lange en welke akte is overschreven bij hypotheekkantore laatstgemeld op tien mei daaropvolgende deel 153. Procesverbaal van publieke veilingen en toewijzing op een en dertig januari achttien honderd zes en vijftig ten overstaan van notaris Meester Jan de Louter te Amersfoort gehouden en overgeschreven op acht mei daaraan volgende in deel 108 nummer 45. |
Titel van herkomst: C. De hofstede genaamd ,,de Kopermolen’’ met duiventil, tuin, bosch en bij behorende landerijen, staande en gelegen onder de gemeenten Stoutenburg en Amersfoort bij het kadaster bekend gemeente Stoutenburg, sectie B nummer 1 tot en met 8 en sectie C nummers 1 tot en met 8 en gemeente Amersfoort Sectie A nummers 92 en 922. Proces Verbaal van publieke veiling en toewijzing van een en twintig juni achttien honderd vijf en zeventig ten overstaan van notaris Antonie Hendrik Drijfhout van Hooff te Amersfoort gehouden en overgeschreven als voren op twintig juli daaraan volgende in deel 201 nummer 30. |
Bron: Het Utrechts Archief, 34-4 4186 34-4 U330p005 1883 apr.-1883 dec. 10 12 21-11-1883 folio 162 boedelscheiding jhr. J.G. Bosch van Drakestein H.F.W. Dubois, aktenummer: 683. |
Huis aan de Muntstraat 5 te Utrecht
Herberg De Lindeboom aan de Lindeboomsweg 1 te Linschoten
Op zaterdag 4 januari 1851 kocht Jan Willem Hendrik Bosch (1799-1851) herberg De Lindeboom aan, gelegen aan de Lindeboomsweg 1 te Linschoten. Gelegen tegen de stad Montfoort aan de noordwestelijke kant. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4 3670 U324c060 1851 jan.-1851 mei 04-01-1851. |
Aankoop landgoed Klein Drakestein te Lage Vuursche
Het Veenhuizen gebied te Soest
|
Landgoed Craailo aan de Hooge Vuurseweg 5 te Lage Vuursche
Op donderdag 26 augustus 1790 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Nicolaas Wilhelmus Buddingh verkocht door Pieter van der Vliet: 'eene boerehofsteede met zijn huizinge c.a. en annexe bouwlanden en heyveld en houtgewasch groot omtrent zeventig mergen; gelegen in het gerecht van De Vuursche, boerenhofstede, genaamd Crailo'. Pieter van der Vliet bewoner van kasteel de Hooge Vuursche was persoonlijk failliet gegaan en verkocht zijn beztting als hofstede in- en rondom De Vuursche. Koper was Coert Simon Sander, heer van Drakestein en De Vuursche. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4 U272c012 96 26-08-1790. |
Op zaterdag 4 mei 1793 verhuurde Coert Simon Sander hofstede Crailo ten overstaand van de Utrechtse notaris Nicolaas Wilhelmus Buddingh omschreven als: 'boerehofstede met zijn boerenwooning c.a. uitgezondert de kamer daar annex en 14 morgen bouwland; gelegen in het gerecht van De Vuursche, genaamd: Krailo. Met daarbij verhuurd: een kamp weyland; gelegen in het gerecht: Soest en Vloowijk; genaamd: Boomhouwerskamp. Eene 't voorste gedeelte van een kamp weyland; gelegen in het gerecht: En 7 1/2 dammaat hooyland; gelegen in het gerecht: Eembrugge, Drakenstein; De Vuursche. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4 U272c015 41 04-05-1793. |
Na het overlijden van Coert Simon Sander in in 1805 werden zijn goederen geveild in augustus 1805 van datzelfde jaar ten overstaand van de Utrechtse notaris Nicolaas Wilhelmus Buddingh. Bij de veiling was de koper hofstede Crailo en kasteel Klein Drakestein Jacob Staal, gehuwd met Sophia Methorst. Jacob Staal overleed in 1811 waarop Sophia hertrouwde met Hendrik de Ruiter. Latere tijd is een nieuwe eigenaar van de hofstede Crailo (Hoge Vuurseweg 5) Herman Adriaan Bake van der Wal, van beroep muntmeester te Utrecht bekend. Op dinsdag 18 mei 1875 kocht jhr. Paulus Jan Bosch van Drakestein de hofstede Crailo aan, gelegen aan de Hoge Vuurseweg 5 ter waarde van f. 40.160, - gulden van de erfgename van Herman Adriaan van den Wall Bake, van beroep Muntmeester te Utrecht. Koop werd gesloten ten overstaan van de Hilversumse notaris Karel Jan Perk. Bron: Het Utrechts Archief, 1294, 6700, 200, 83. Kleinzoon jhr. H.P.J. Bosch van Drakestein verkocht Crailo aan de Hoge Vuurseweg 5 in 1938 aan de Staat der Nederlanden (Staatsbosbeheer). |
Geschiedenis kasteel Drakenburg te Baarn
Kasteel Drakenburg te Baarn
Naar een tekst van Ben Olde Meierink Uit het boek Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, onder redactie van B. Olde Meierink, Utrecht, Uitgeverij Matrijs, 1995. Aangevuld met diverse afbeeldingen en foto's door SHH uit diverse bronnen. |
Kasteel Drakenburg te Baarn
De Ridderhofstad Drakenburg heeft tot ca. 1870 ten noordwesten van Baarn en direct ten noorden van de huidige buitenplaats Groeneveld gestaan'. Ten zuiden van de Zandheuvelseweg ligt aan het einde van een oprijlaan een boerenerf met een eenvoudige, gepleisterde en verbouwde langhuisboerderij. Deze heeft ogenschijnlijk weinig monumentaals, maar de pleingevel van het rechterbouwhuis van de ridderhofstad is erin opgenomen. Het erf is omgeven door een laagte die het verloop van de gracht aangeeft. |
Geschiedenis
De geschiedenis van Drakenburg is sterk verbonden met Drakestein en het huis droeg zelfs een tijdlang dezelfde naam. In 1434 werd Drakenburg voor het eerst genoemd, toen namelijk Frederik van Drakenborg behalve met 'die hoffstede toe Drakensteyn gelegen an der nonnen lant...' waarmee het tegenwoordige huis Drakestein wordt bedoeld, ook beleend werd met "Dat huys metter hofstede tot Drakensteyn met den cingelen ende cingel graven, also als dat geleegen is in 't Wilde veen in den Kerspel van Baern'. Deze laatste omschrijving slaat op het hier behandelde Drakenburg. In de lijst van 'Vrije ende Ridderhofsteden onder Utrecht etc.' wordt 'Draeckenburch' genoemd met een eerste vermelding in het jaar 1340, maar of Drakenburg toen al bestond is onzeker. In genoemd jaar komt de familienaam voor het eerst voor, toen de zoon van heer Frederik, de schout van Utrecht, zich Werner van Drakenborg noemde. |
Het is niet duidelijk of Werner zich noemde naar het kasteel bij Baarn of naar het grote stadskasteel Drakenburg aan de Oudegracht te Utrecht, dat zijn vader Frederik reeds in 1300 bezat. Zoals in die tijd gebruikelijk was, voerde Frederik geen achternaam. Het is mogelijk dat de stichting van Drakenburg in verband moet worden gebracht met de aanleg van de Drakenburgergracht of wetering. Met toestemming van bisschop Floris van Wevelinchoven (1378-1393) heeft Frederik van Drakenborg de gracht op de huidige grens tussen Baarn en Eemnes gegraven. De aanleg van deze gracht was bedoeld voor de afvoer van de turdijk uit de Wilde Venen, de veengebieden op de overgang naar de hogere grond van het Gooi Over het onderhoud van deze Drakenburgergracht, die ook werd gebruikt voor de ontwatering van het lage gedeelte van Baarn ontstond spoedig onenigheid tussen Frederik van Drakenborg en de inwoners van Baarn. |
Tussen 1390 en 1396 zijn er regelingen getroffen met betrekking tot het onderhoud en de schouw van de gracht. Frederik moest ook zorgen voor een brug over de Drakenburgergracht die de weg tussen Baarn en Eemnes kruiste". Op de 18de eeuwse kopie van een waarschijnlijk 17de-eeuwse kaart van het landgoed zien we een aantal nog niet geheel ontgonnen gebieden als 'vullingen' aangegeven'. Het is plausibel dat de stichting van Drakenburg was bedoeld om de belangen van de Van Drakenborgs in de vervening veilig te stellen. Een vergelijkbare ontwikkeling vond waarschijnlijk plaats bij de stichting van Drakestein in Lage Vuursche. De Van Drakenborgs, die een belangrijke rol in het stadsbestuur van Utrecht speelden, bezaten behalve dit kasteel Drakenburg ook nog de door Werner van Drakenborg gestichtte 'Werners hofstede' of Drakestein in de Vuursche en een 'steenhuys' op de plaats van het tegenwoordige kasteel Heemstede in Houten. Drakenburg bleef in bezit van de familie Van Drakenburg totdat in 1520 Johan van Drakenburg overleed. Zijn dochter Josina was een goede partij op de Stichtse adellijke huwelijksmarkt: ze bezat de kastelen Drakenburg, Drakestein en Oudaen en erfde verder goederen in Vleuten van haar oom Frederik. Het was niemand minder dan Dirk van Zuylen van de Haar die zijn oog liet vallen op de rijke erfdochter. Aangezien Dirk in 1535 De Haar dat blijkbaar in die tijd al bewoonbaar was na de dood van zijn vader erfde, zal hij er de voorkeur aan hebben gegeven om daar te gaan wonen. Verder zal waarschijnlijk de uitoefening van de functie van schout van Urecht (1564-1572) een min of meer frequent verblijf binnen de stad hebben vereist. |
In 1570 droeg Josina de ridderhofstede Drakenburg over aan haar zoon Nicolaas maar behield wel het vruchtgebruik. Deze Nicolaas was zijn vader in 1572 opgevolgd als schout van Utrecht, een functie die hij tot zijn overlijden in 1602 Zou vervullen. Bij het overlijden van zijn vader in 1580 erfde Nicolaas ook De Haar, terwijl Oudaen twee jaar eerder was verkocht. Voor zijn dood in 1602 droeg Nicolaas het huis Drakenburg over aan zijn zoon Dirck van Zuylen, die zich Van Zuylen van Drakenburg noemde. Na diens overlijden in 1635 kwam Drakenburg in handen van zijn broer Johan, waarmee Drakenburg en kasteel De Haar weer in één hand kwamen Bij gebrek aan mannelijke nakomelingen liet Johan van Zuylen van de Haar in 1641 zijn goederen bij testament na aan de kleinzoon van zijn zuster Cornelia, Johan van Renesse van Moermont, met dien verstande dat pas na het overlijden van de weduwe van Johan van Zuylen de Utrechtse bezittingen konden worden aanvaard. Dat gebeurde in 1653. De Zeeuwse edelman ging zich nu Van Renesse van Zuylen van de Haar noemen. Hij was slechts tien jaar bezitter van Drakenburg en De Haar. Bij zijn overlijden in 1664 werd zijn enige en nog minderjarige dochter Gijsberta Antonia erfgename. Haar voogden verkochten begin maart 1672 Drakenburg aan de Gelderse edelman Willem Joseph van Ghent, luitenantdmiraal van Holland en Westfriesland. Het genot was van korte duur; drie maanden later sneuvelde hij in de zeeslag bij het Engelse Soleday. Hij werd in het koor van de dom in Utrecht begraven, waar het nog bestaan de imposante grafmonument, naar ontwerp van de bekende beeldhouwer Rombout Verhulst, verrees. Zijn zoon Nicolaas, ook 'ambtsjonker van Nijkerk', volgde hem op als heer van Drakenburg. |
Aangezien Nicolaas in 1710 ongehuwd overleed, werd Drakenburg verkocht. Intussen was Baarn in trek geraakt als buitenplaatsdorp voor rijke Amsterdamse burgers en het is niet verwonderlijk dat een Amsterdammer zijn oog op Drakenburg in liet vallen. Het zuidelijke deel van het landgoed werd verkocht, waarop de buitenplaats Groeneveld werd gesticht". Koper van Drakenburg zelf was Georg Roeters, lid van een Amsterdams regentengeslacht. Deze zal Drakenburg waarschijnlijk frequent hebben bewoond. Na zijn overlijden in 1738 bleef zijn weduwe hier wonen. De erfgenamen verkochten Drakenburg na haar overlijden in 1768 aan Pieter baron van Reede van Oudshoorn tot Nederhorst. Na bijna 60 jaar kwam Drakenburg daarmee weer in adellijke handen. De belangstelling van Van Reede zal vooral uitgegaan zijn naar het feit dat Drakenburg een ridderhofstede was, die hem de mogelijkheid bood zitting te nemen in de Staten van Utrecht. In 174I was Van Reede namelijk in dienst getreden van de VOC, werd naar Kaapstad gezonden en vervulde daar belangrijke functies. Na 25 jaar in den vreemde te hebben gewoond, keerde hij in 1766 naar de Republiek terug en nam hij Waarschijnlijk viel het verblijf in het moederland tegen, want in 1772 nam hij zijn vroegere functie weer aan. Kort voor de reis werd hij benoemd tot gouverneur, een functie die hij nooit zou uitoefenen, want hij overleed op 23 januari I773 op het schip Asia dat hem en zijn vrouw naar De Kaap zou brengen. Zijn weduwe Sophia Boesses en kinderen bleven in Zuid-Afrika en verkochten in 1777 Drakenburg aan mr. Nicolaas Willem Roëll. Ook deze vervulde een functie bij de VOC. Zijn weduwe zou in 1794 met een zoon van bovengenoemde Pieter van Reede van Oudshoorn hertrouwen. Die zou echter geen heer van Drakenburg meer worden, want het goed was in 1791 verkocht aan Gijsbert Hermannus Mulders (1760-1809). Na diens overlijden kwam het aan Johan Holstein, die in 1811 het kasteel liet slopen. De weduwe Holstein bezat het landgoed Drakenburg nog in 1823. |
In dat jaar werd het aangekocht door Gerard Vrolik, de latere Amsterdamse hoogleraar in de anatomie. Deze was met de er in bekende schrijver Jacob van Lennep bevriend. In Van Lenneps uit roman 'Ferdinand Huyck' speelde Drakenburg door hem aangeduid als Guldenhof een belangrijke rol. Op 28 juni 1860 ten werd Drakenburg verkocht aan jhr. mr. F.L.H.J. Bosch van Drakestein, die in 1894 bovendien Drakestein van zijn vader erfde, waardoor Drakenburg en Drakestein na eeuwen weer in één hand waren verenigd. |
Bouwgeschiedenis
De oudste afbeelding van Drakenburg komt voor op de kaart van Gooiland uit 1619. We zien hier op een omgracht vierkant terrein een huis gedekt door twee evenwijdige zadeldaken en aan de linkerzijde een dwarsgeplaatste vleugel. Een tweede afbeelding van het huis vinden we op een 18de-eeuwse kopie van een kaart van het landgoed, waarop men een complex gebouwen rond een binnenplaats ziet, met op de noordwesthoek een forse vierkante toren, Een kleinere toren bevindt zich op de daar tegenovergelegen zuidoosthoek. Op de tekening in het Utrechtse Ridderhofstedenboek uit ca. 1665, die ogenschijnlijk de situatie uit het zuidoosten weergeeft, zien we daarentegen een ronde toren die identiek zou moeten zijn aan de toren op de hiervoor besproken ongedateerde kaart. Via een brug en eenpoortgebouw met trapgevel bereikte men een binnenplaats. Deze was aan de noordzijde (links) en westzijde (achter) omgeven door twee haaks op elkaar staande woonvleugels; die bezaten een woonlaag boven een kelder en zadeldaken tussen bakstenen trapgevels. Een tweetal Vlaamse gevels verlevendigden het beeld. Aan de andere zijden werd het voorplein omgeven door een hoge muur, waarin de reeds genoemde ronde toren was opgenomen. Getuige een tweetal tekeningen van C. Pronk uit 1730 moet Drakenburg na ca. 1673, waarschijnlijk ten tijde van Nicolaas van Ghent, een ingrijpende verandering hebben ondergaan. Op de tekening ziet men een 17de-eeuws landhuis met twee naar voren springende zijvleugels. De ingang was ondergebracht in een vierkante toren die zich boven de gootlijn achtkantig voortzette. Waarschijnlijk zijn de rechter- en achtervleugel ontstaan door verbouw van de twee genoemde vleugels die we van de 17de-eeuwse tekening kennen. Ook de ongeveer twintig jaar jongere tekening van Jan de Beijer geeft ons dit beeld. |
In 1772 werd Drakenburg omschreven als 'een ouderwetsch gebouw, van eene zeldzaame gedaante, hebbende, van voor, boven den ingang een spits torentje, dat uitsteekt boven de trapgevels, die er, ter wederzyde, vrij wat van af staan'. Volgens Van der Aa zou dit gebouw in de 18de eeuw zijn ge loopt en vervangen door een ander huis. Dit zou wederom in 1811 Zijn gesloopt en vervangen door een nieuw landhuis met even neoclassicistisch uiterlijk van één bouwlaag onder een schilddak en aan de voorzijde voorzien van een portico. Een kadastrale miuutplan uit ca. 1820 daarentegen toont echter een withoekig omgrachterrein zonder enige bebouwing werd ook Op de topografische militaire kaart uit 1847 ontbreekt ter spoor van bebouwing. De gracht is intussen ook groten deels verdwenen. |
Omgeving
Drakenburg kende behalve een binnen- ook een buitengracht Het voorplein werd in de 19de eeuw begrensd door twee lang gerekte, vrij hoge een beukige bouwhuizen op L-vormige platte grond, die het aan de voorzijde deels afsloten. Deze beide bouw huizen komen al voor op tekeningen van Cornelis Pronk uit ca. 1730 en moeten van voor die tijd dateren. Van het rechterbouw huis is de achtermuur in de tegenwoordige boerderij opgenomen. Een zich in deze muur bevindende monumentale, getoog- de deur, ongetwijfeld daterend uit de 18de eeuw, zal afkomstig zijn van het gesloopte huis. Van het linkerbouwhuis is recente lijk de fundering bij graafwerkzaamheden blootgelegd. Op de tekening in het Utrechtse Ridderhofstedenboek zien we op de voorburcht een boerderij met zijkamer. De toegang tot het het voorplein lag blijkbaar aan de noordzijde, aan de zijde van de Zandheuvelweg. Ook op de genoemde 18de-eeuwse kopie van de kaart van het landgoed zien we een dergelijke aanleg. Bij de verkoop in 1791 werd gesproken van 'de Ridderhofstad Drakenburg, liggende rondom in zijn grachten... met bosschen, plantages enz. groot 90 a I00 morgen, waarvan 40 a 50 morgen hakhout; voorts weiland, bouwland, hei en veenland, strekkende van de Scheisloot van Santvoort, dwars over de Eemnesserdijk, tot aan de Gooier Gracht of Hollandsche Rading'. Tot het landgoed Drakenburg behoorde ook de herberg De Steenkamer en een in 1870 afgebroken grote boerderij De Langehoef. Door vergelijking met de reeds genoemde 18de-eeuwse kopie van een waarschijnlijk vroeg 17de-eeuwse kaart krijgt men een goed inzicht in de opbouw van het landgoed, dat bestond uit een langgerekte oost-west gerichte kavel. Het landgoed werd aan de noordzijde begrensd door de Zandheuvelweg, die tot een lanenstelsel behoorde. De kadastrale minuut laat zien dat de rechthoekige buitengracht aan de achterzijde in het midden van een halfrond was voorzien. Waarschijnlijk is de gracht bij de bouw van het landhuis aan het begin van de 19de eeuw, maar mogelijk ook reeds aan het einde van de 18de eeuw landschappelijk vergraven. Voor de tegenwoordige boerderij bevindt zich een omgracht weiland dat deels met een serpentinevijver is omgeven. Op dit eiland stond tot 1870 een rechthoekig classicistisch landhuis, met aan de voorzijde de ingang in een portico. Een in Jacob van Lenneps roman Ferdinand Huyck voorkomende acht achtkante koepel stond aan het begin van de oprijlaan en zou tegelijk met het landhuis in 1870 zijn afgebroken. |
Verkoop landerijen Landgoed Drakenburg
Land eerder behorend bij boerderij Het Blauwe Huis
Nieuwe Houtenseweg 55 te Utrecht, eerder Mereveldseweg 8/8a te Bunnik
Land aan de Prinsenlaan te De Bilt
(ooit behorende bij BUITENPLAATS Jagtlust)
Op zaterdag 22 juli 1882 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris E.C. Balbian van Doorn door de erfgename jhr. H. van den Bosch een stuk heide aan de Prinsenlaan te De Bilt verkocht per veiling aan Lammert Lam, landbouwer uit De Vuursche als gemachtigde voor jhr. Paulus Jan Bosch van Drakestein voor f. 1.800, - gulden. Het onroerend goed werd aan het goed van Drakestein toegevoegd en had een grootte van 14 hectare. |
Aankoop 'De Verbrande Boomgaard' en 'de Doldersche Akkers'
Huis van Ysselstein
aan de Orthenstraat 36 te 's-Hertogenbosch
Huis aan de Prinsenlaan in De Bilt
Verkoop grond voor Villapark Drakestein te Bilthoven
Ambachtsheerlijkheid Wemeldingen
(prov. Zeeland, gem. Kapelle) 1932-1933
Verkoop groot vast- en onroerend goed in de Lage Vuursche, Baarn en omgeving
Verkoop gronden in gemeente De Bilt (16 ha.) en gemeente Zeist (4.ha.)
Verkoop gronden in de gemeente Hilversum (28 ha.)
Verkoop landgoed Venwoude, aan de Vuurse Steeg 1 ruim 3. ha.
Weilanden in Eemnes
Verkoop gronden landgoed Craailo en
gronden landgoed Klein Drakestein
Gronden in de gemeente IJsselstein (Prov. Utrecht) verkoop door jhr. H.P.J. Bosch van Drakestein (1903-1965)
Verkoop gronden aan Café Hotel
,,De Lage Vuursche'' aan de Dorpsstraat 2 te Lage Vuursche
Erfpachtgronden
jhr. Paulus Jan Bosch van Drakestein (1901-1955)
Verkoop gronden in de Lage Vuursche door jkvr. Maria Theresia Carmen Diana Catharina Bosch van Drakestein
Maatschap Bouwplan Vuursche
Voor deel 1 van Familie Bosch van Drakestein - Vast- en Onroerend Goed (klik hier) |