Familie Bosch van Drakestein - Nieuw Amelisweerd -
Vast- en Onroerend goed
Vast- en Onroerend goed van Landgoed Nieuw Amelisweerd
Jhr. Willem Bosch van Drakestein van Nieuw-Amelisweerd was van 1839 tot 1853 gemeenteraadslid van de gemeente Utrecht. |
Hij stond er ook om bekend regelmatig niet te verschijnen bij de raadsvergaderingen in Utrecht. Vermoedelijk rond 1850 kocht Willem Bosch diverse landerijen op in de omgeving van Middelburg (Walcheren). In de eerste helft van de negentiende eeuw was er een getrouwd echtpaar, Jan Hinlopén (1755-1808) en zijn vrouw Jkvr. Anna Elisabeth Schorer (1761-1817). Ze woonden in de binnenstad van Utrecht. |
Koetshuis aan de Koningslaan 1a, 3 en 5 te Bunnik
Ten zuidoosten van het hoofdgebouw een rood bakstenen koetshuis op rechthoekige grondslag bestaande uit één bouwlaag onder een afgeplat schilddak, gedekt met gesmoorde Hollandse pannen. In het noordelijke deel het oorspronkelijke koetsgedeelte met naast de stalling voor de koetsen, een koetsierskamer, stal en hooizolder. In het zuidelijk deel van het pand de oorspronkelijke tuinmanswoning. Tegen de lange westelijke zijgevel bevond zich tot 1929 een oranjerie. |
De symmetrische noordelijke eindgevel is op het hoofdgebouw gericht, wit gepleisterd en voorzien van twee dubbele koetsdeuren in een getoogd spaarveld; tussen beide getoogde spaarvelden een rechthoekig spaarveld met daarboven een paardenhoofd in reliëf. De gootlijst wordt in het midden onderbroken door een tot halverwege het dakschild opgetrokken dakkapel met centraal hooiluik, gedekt door een steekkap met overstek. De eveneens symmetrische zuidelijke eindgevel (voorgevel tuinmanswoning) is op de moestuin geprojecteerd. Centraal in deze gevel een toegangsdeur met groot bovenlicht voorzien van kleine ruitjes; ter weerszijden een meerruits schuifvenster; op het dak een eenvoudige kapel met dubbel meerruits venster. |
In deze middenpartij rechts een hoger gelegen portiek met toegangsdeur, bereikbaar via een trapje, links twee gekoppelde meerruits vensters; op de verdieping links een smal venster, rechts een dubbele deur met bovenlicht; links van de trap naar de deur een keldervenster. Links en rechts van de koetsierswoning verschillende soorten vensters, rechts bovendien een dubbele koetsdeur met dubbel bovenlicht. Het koetshuis werd gebouwd kort na 1740 in opdracht van Reynier van Utenhove. Bron: Rijksmonumenten Register, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) te Amersfoort. |
In de jaren 80 van de twintigste eeuw woonde Carice van Houten met haar jongere zus Jelka van Houten in het koetshuis van Nieuw-Amelisweerd. |
Boswachterswoning aan het Jaagpad O96
Aan de Kromme Rijn in Maarschalkerweerd Utrecht aan het Jaagpad 96 staat de uit 1920 daterende boswachterswoning. Hier woonde de boswachter, om toezicht te houden op het bos van Nieuw-Amelisweerd. |
In 1921 woonde boswachter Jan van Steenbergen er. Op een later tijdstip boswachter Cornelis Kraag. Op 1 januari 1954 kwam Maarschalkerweerd na de grondannexatie in de gemeente Utrecht te liggen. Maarschalkerweerd behoorde van 1 januari 1818 tot 1 januari 1858 bij de vroegere gemeente Oud-Wulven, waarna Maarschalkerweerd van 1858 tot 1954 precies 96 jaar bij de gemeente Houten behoorden. Het Jaagpad langs de Kromme Rijn had wel geteld vijf huizen, die ook mee gingen naar de gemeente Utrecht. Een daarvan was dit huis, geadresseerd aan het Jaagpad O96. De O staat voor de vroegere wijkindeling van de vroegere gemeente Oud-Wulven. De H staat voor de gemeente Houten. In de loop van de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw, zijn de overige boerderijen aan het Jaagpad aan een andere weg komen te liggen of geadresseerd. |
Dit huis in Maarschalkerweerd staat sinds 1954 anno 2020 al ruim 65 jaar geadresseerd aan het Jaagpad 96. De wijkletter O is er dan wel vanaf. De gemeente Utrecht heeft er nog nooit een ander huisnummer aan gegeven. Misschien wel een kleine monumentale huisnummer herinnering. Voor degene, die dat dan nog niet wisten. Bij het overgaan van de boswachterswoning naar de gemeente Utrecht per 1 januari 1954, woonde Hendrik van Pouderoijen er met zijn echtgenote Martina van Brakel en hun drie zonen en dochter in het huis. |
Bewoners tussen 1930 en 1954 in de boswachterswoning aan het Jaagpad O96: 1. 1930 - ... (Wed.) A. Miltenburg 2. ... - ... T. Miltenburg 3. ... - 1954 H.W. van Pouderoijen. |
Een pad naast een rivier of wetering werd vooral in de zeventiende eeuw gebruikt om schuit te jagen. Door middel van een paard die was gespannen aan een touw, verbonden aan de schuit. Zo kon men goederen of personen naar Utrecht of Wijk bij Duurstede vervoeren. Het personenvervoer was in die tijd alleen weggelegd voor de rijken. Wegen waren in die tijd in de winter zeer slecht begaanbaar. Bij regen of strenge winters kon men beter per schuit naar de stad gaan dan over de weg. Deze waren vrijwel altijd onbegaanbaar, vanwege de blubber en modder. Grootschalig wegonderhoud kende men nog niet zo behalve de zandpaden, die destijds door de Staten van Utrecht werden beheerd. De zandpaden kennen we in onze tijd nog terug in de hedendaagse provinciale wegen in Utrecht. |
Boerderij Maarschalkerweerd
(toenmalig) aan de Koningsweg 364 en 366 / O97
In 1904 liet Jkvr. Ewoudina Louisa Elisabeth van Rappard ten westen van het landhuis Nieuw-Amelisweerd in het Houtense Maarschalkerweerd/Oud-Wulven een nieuwe pachtboerderij bouwen. Boerderij Maarschalkerweerd heeft nooit als onroerend goed bij het landgoed behoord, maar maakt op deze website wel onderdeel uit van het complete geschiedenisverhaal van wat wij willen vertellen over deze omgeving. Toenmalige geadresseerd aan de wijk O (van Oud-Wulven O56, O60, O71 en O97). Na de bouw kwam Jacobus van Hal er met zijn echtgenote Antonia de Kruijf wonen. Hiervoor woonde Jacobus met zijn gezin en twee zonen en dochters in het huis Oud-Wulven O52. Zijn oudste zoon Hendrik van Hal was koetsier. Zijn andere zoon Hendrik van Hal was dienstbode. We nemen aan dat beiden op het landgoed actief waren in deze functie. Jacob van Hal overleed op 3 september 1906. Op 11 september 1899 kwam Anthonius Miltenburg met zijn echtgenote Petronella Diks en vier zonen en acht dochters er wonen. Op 1 januari 1914 is het huisnummer veranderd in Oud-Wulven O60 en woont Anthonius Miltenburg er nog steeds. Op 1 januari 1930 is het huisnummer veranderd in Oud-Wulven O97 en woont Willem de Haan met zijn echtgenote Johanna Geertruida de Korver, inwonende moeder en Willems drie zonen en twee dochters in de boerderij. Als op 1 januari 1954 het Maarschalkerweerd en de boerderij over gaan op het gemeentelijk grondgebied van Utrecht, woont Willem met zijn echtgenote en twee andere familieleden op de boerderij. Op 11 oktober 1911 verkocht Jkvr. Ewoudina van Rappard boerderijen De Grote Kuil en Maarschalkerweerd met landerijen in Maarschalkerweerd aan de gemeente Utrecht. Tot aan haar overlijden in 1915 zou zij het huurrecht op de boerderijen blijven behouden. Na haar overlijden verliepen de verpachtingen via de gemeente Utrecht. Door de latere dreiging van de aanleg van rijksweg A27, die met zijn tracé op de plek zou komen te liggen van waar ooit de boerderij stond, kwam de slopershamer eind jaren zeventig van de twintigste eeuw steeds dichterbij voor de boerderij. |
De in de buurt gelegen boerderij Mereveld aan de Mereveldseweg 2 was al in 1982 gesloopt. Eerder was de hooiberg van de boerderij verloren gegaan door brand. Huize Groenewoude was in 1976 door Rijkswaterstaat gekocht van de gemeente Utrecht en in 1978 gesloopt. Net als de vroegere portierswoningen van het landgoed aan de Koningsweg 372 en 374, die in dezelfde periode gesloopt werd. |
Boerderij Maarschalkerweerd aan de Koningsweg 364 - 366 wist het nog tot de voorjaarsdagen van maart 1982 uit te houden, voordat deze door de slopershamer van Rijkswaterstaat ten prooi zou vallen. |
Op woensdag 10 maart 1982 kreeg de toenmalige bewoner, de heer H.J.J. Uphof op huisnummer 366, de aanzegging van de gemeente Utrecht om de boerderij op termijn te verlaten, omdat Rijkswaterstaat een aanvang wilde maken met de sloop van de boerderij. Tevens moest het werkterrein voor de aanleg van de snelweg uitgebreid en ingericht worden. |
Op donderdag 18 maart 1982 kreeg de heer Uphof nog een brief, waarin de directeur van de Dienst Ruimtelijke Ordening stelde dat het perceel bezit van de Staat der Nederlanden was geworden en vertrek uit boerderij Maarschalkerweerd echt noodzakelijk was. |
Iets meer dan vijf jaar later op woensdag 29 oktober 1986 werd het nieuwe tracé van de rijksweg A27 tussen knooppunt Lunetten en Rijnsweerd geopend. Waar ooit de prachtige gebouwen van het landgoed stonden, is nu voor altijd het geraas van motorisch verkeer te horen. |
Portierswoning, (toenmalige) Koningsweg 372 en 374
De portierswoning aan de Koningsweg 372 en 374 is in oktober 1978 gesloopt ten behoeve van de aanleg van de snelweg A27. Deze werd pas in 1986 in gebruik genomen. Vermoedelijk is de woning in de zeventiende eeuw gebouwd. Bij de invoering van het kadaster op 1 oktober 1832 staat de woning op de kaart van de gemeente Oud-Wulven al ingetekend. |
In 1921 woonde in de portierswoning aan de Koningsweg O74 (Kadastraal bekend als perceel 360, sectie D, gem. Houten) dhr. W.J. van Ettekoven. Op een later moment dhr. S Verweij. Bij het opmaken van de nieuwe adresregisters van de gemeente Houten in 1930 werd het adres van de portierswoning gewijzigd binnen de wijk Oud-Wulven aanduiding O van Koningsweg O74 naar Koningsweg O100. |
Bij het overgaan van de woning naar de gemeente Utrecht op 1 januari 1954 wordt de woning bewoond door Marinus Kalk (25-09-1897) en zijn echtgenote Alida Schmidt (14-12-1895). Het adres in 1954 was toen Koningsweg O100. Na 1 januari 1954 is de portierswoning geadresseerd geraakt in de gemeente Utrecht aan de Koningsweg 372 en 374. |
Bewoners van de portierswoning van landgoed Nieuw-Amelisweerd: 1. 1930 - ... S. Verweij 2. ... - ... H. Maatman 3. ... - ... J.v.d Hoek 4. ... - ... Wed. G.J v. d. Hoek 5. 1939 - ... Marinus Balk 6. ... - 1954 Marinus Kalk |
Boerderij De Grote Kuil, Blauwe-Vogelweg 23
Op een kaart die te vinden is in het Centraal Museum te Utrecht uit 1541 staat aangegeven de stadsbuitenlijke gerechten met hierop een hofstede De Kuil ingetekend. Hierop is niet duidelijk te zien of het om de huidige Grote- of de Kleine Kuil gaat. Boerderij De Grote Kuil, stond geadresseerd tot 31 december 1953 aan het Jaagpad O94 (O is de wijkgemeente Oud-Wulven (Maarschalkerweerd) gemeente Houten). Eind negentiende eeuw was het wijkadres van de boerderij respectievelijk nog O58 en later O69. De Grote Kuil behoorde in vroegere tijden bij het Utrechts kapittel van Oudmunster. In het jaar 1755 werd de boerderij met 48 morgen land gelegen in het westen van Maarschalkerweerd verkocht door het kapittel aan Cornelis van Cleeff. |
In 1832 wordt Jan Willem van Cleeff vermeld als eigenaar van het goed. Op 11 oktober 1911 verkoopt Jkvr. Van Rappard-Roëll, zij is een nazaat van Van Cleeff en de toenmalige eigenaresse van de boerderij, het goed met 48 morgen land aan de gemeente Utrecht. Kijk op de familiepagina (link) Munnicks van Cleeff van de Grote en de Kleine Koppel van Maarschalkerweerd pagina, voor meer informatie over het gebied Maarschalkerweerd waar de boerderij gelegen is. |
Vanaf 1 januari 1954 kwam de boerderij in de gemeente Utrecht te liggen aan de Kromme-Rijn, na een jaren lange gemeentelijk annexatie procedure tussen 1948 en 1954. Van het delven van klei krijg je kuilen. |
Gerardus Hendrikus Holl (1869-1937) woonde op de boerderij vanaf 1918 tot aan zijn overlijden in 1937. Gerard was de tuinman op het landgoed Nieuw-Amelisweerd. Zoon Bram Holl nam de boerderij over en bleef er wonen tot aan zijn overlijden in 2001. De boerderij was al die tijd nog in Utrechts gemeente eigendom gebleven. |
Bewoners van de boerderij in de zomer van 1953 |
1. Abraham H. Holl (geboren 10 januari 1910) 2. Dirkje B. Snoek (geboren 31 maart 1909) 3. Agatha M.S. Holl (geboren 7 mei 1950) 5. Sophia A. M. Holl (geboren 24 september 1948) 6. Hendrikus G. M. Holl (geboren 1 mei 1947) 7. Godefrida A. M. Holl (geboren 7 april 1953) 8. Wilhelmina Hendrika van Sterkenburg (geboren 13 maart 1933) |
Hoofdbewoner volgens het gemeente register 1930 - 1954 |
1. 1930 - 1937 G.H. Holl 2. 1937 - ... H. Holl 3. ... - 1954 N. van Oostrom |
Boerderij De Grote Kuil (Blauwe-Vogelweg 23) volgens het Nationaal Monumenten Register
Een 18e eeuwse boerderij met bakhuis en hooiberg, gelegen aan de Kromme Rijn, van veel oudere oorsprong. De plattegrond van deze boerderij van het T-huis type is enigszins afwijkend, doordat het woonhuis aan een zijde smaller is dan het bedrijfsgedeelte. |
Het "voorname" front van vier traveeën breed, waarin duidelijk de opkamer is te herkennen, is naar de Kromme Rijn gekeerd. Het woonhuis is vrijwel gaaf, de dakbedekking is echter vervangen door een muldenpan. Het casco bestaat uit een enkelvoudige grenen balklaag en een grenen gebintenkap. Onder de opkamer bevindt zich een door een tongewelf gedekte kelder met twee kelderlichten. De kelder vertoont steenformaten, die kunnen wijzen op een mogelijk middeleeuwse voorganger van de huidige boerderij. In de achtergevel bevinden zich restanten van ouder muurwerk. Het bedrijfsgedeelte is driebeukig met ankerbalkgebinten. |
De koppeling van de stijlen op de poeren en met de ankerbalk wordt gevormd door een pen met toognagels. Over de toppen van de stijlen lopen de gebintplaten. Op de ankerbalk staat een normaal spant. De dakbedekking is nog van riet. De achtergevel is vrijwel gaaf, met name de deuren met gehengen en kozijnen. Op enige afstand van de boerderij staat het bakhuis, mogelijk ook 18e eeuws, met oorspronkelijke kap en kozijnen. Deze boerderij met bakhuis en hooiberg is van belang als vrijwel gaaf 18e eeuws voorbeeld van agrarische bebouwing en bovendien van groot belang als onderdeel van het Kromme Rijn landschap. Bron: Rijksmonumenten Register, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) te Amersfoort. |
Verhuur van De Grote Kuil
1. Op zaterdag 21 november 1767 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Jan Klemme een huur en pacht akte afgesloten door Jan van Cleeff, van beroep van het commis militair der provincie Utrecht. Het goed betrof een zekere hofstede, huizinge c.a. en 48 morgen boomgaard, bouw- en weyland, gelegen in het gerecht van Maarschalkerweerd, hofstede genaamd de Grote Kuyl. Huurder van de hofstede en pachter is Weyntje van Zeyl. Zij was weduwe van Frans Gerritse Vulto. Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U236a004, 21-11-1767, aktn.: 63. 2. Op zaterdag 8 april 1797 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris een huur- en pachtakte afgesloten door Adriana Charlotte van Bronckhorst, weduwe van Jan van Cleeff. Bij leven was hij van beroep commis militair van de provincie Utrecht. De volgende twee objecten werden aan huurder en pachter Evert van den Brandhoff gegeven. Een zekere hofsteede, huizinge en 48 morgen boomgaard bouw- en weiland, gelegen in het gerecht van Maarschalkerweerd, genaamd hofstede de Groote Kuyl, Een zekere hofsteede of goed met 39 morgen boomgaard, bouw- en weiland en overblyfsel van huis. Gelegen in het gerecht van Bunnik en Vechten, over de Covelaarsbrug, genaamd hofstede Meerveld (boerderij Mereveld, Mereveldseweg 2). Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U236a019, 08-04-1797, aktn.: 16. |
3. Op vrijdag 3 november 1809 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Jaco Christiaan de Graaf een huur verpachting afgesloten door Jan Willem van Cleeff uit Utrecht tezamen met zijn broers en zussen. Het ging hierbij om een zekere hofstede bestaande in een huizinge c.a. 48 morgen zo boomgaard, bouw- als weiland, gelegen naast de Kromme Rijn en hofstede genaamd De Grote Kuil. Huurder van de hofstede en en pachter van de landerijen is Evert van den Brandhof, die getrouwd is met Aaltje Cornelisse Floor. Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U286a016, 03-11-1809, aktn.: 22. |
Boerderij De Kleine Kuil aan de Mytylweg 100
Boerderij De Kleine Kuil, gelegen aan de Mytylweg 100 werd in vroegere tijden aangeduid als hofstede de Kuijl of Den Cuyl. In vergelijking met zijn naast gelegen grotere boerderij De Grote Kuil kent de naam van de boerderij pas het voorvoegsel 'Kleine' Kuil in de loop van de negentiende eeuw. |
De boerderij was vele eeuwen het eigendom van het Utrechtse kapittel van Oudmunster en het kapittel Ten DOM. De eigenaar van de boerderij betaalde erfpacht aan het kapittel. Pas in 1764 kwam de hofstede in het totale bezit van Nieuw-Amelisweerd terecht bij heer Hendrik van Utenhove. |
De landerijen van De Kleine Kuil aan de oostelijke kant van Maarschalkerweerd kwamen in het volledige bezit van de Heer van Amelisweerd, Reinier van Utenhove, op woensdag 30 december 1722, nadat deze werd 'getransporteerd' na toestemming van het Leeuwenberg gasthuis van zondag 27 december 1722. Zij die reeds de landerijen van Nieuw-Amelisweerd aan de oostkant van de Kromme Rijn in bezit hadden in het gerecht van Rhijnauwen sinds het midden van de zestiende eeuw. Anno 2020 is de boerderij particulier bezit, omzoomd met groen en niet vrij toegankelijk of te bezichtigen. |
Landerijen in het oosten van Maarschalkerweerd van de Kuil waren tezamen 50 morgen groot en in pacht bij het kapittel van Oudmunster. Kapittel Ten DOM, die mede eigenaar was van de landerijen had geen verdere belangen met pacht of andere belastingen of eigendomsvermogen in het land van Maarschalkerweerd. |
Boerderij De Kleine Kuil stond geadresseerd tot 31 december 1953 aan het Jaagpad O95 (O is de wijkgemeente Oud-Wulven (Maarschalkerweerd) gemeente Houten). Eind negentiende eeuw was het wijkadres van de boerderij respectievelijk nog O59 en later O70. Vanaf woensdag 27 februari 1974 kwam de boerderij aan de Mytylweg 100 te liggen. Het oude adres aan het Jaagpad O95 kwam hiermee te vervallen. |
De boerderij was vanaf augustus 1811 in pacht bij familie Bosch van Drakestein tot aan de verkoop van het landgoed Nieuw-Amelisweerd op maandag 27 april 1964 aan de gemeente Utrecht. Na deze tijd werd de boerderij in pacht uitgegeven door de gemeente Utrecht. |
Hoofdbewoner volgens het gemeente register 1930 - 1954 1. 1930 - ... T. Peek 2. ... - ... W.H. Peek 3. ... - 1954 C.J. van Wiggen |
Boerderij De Kleine Kuil (Mytylweg 100) volgens het Nationaal Monumenten Register
Een 16e eeuwse boerderij met schuur, gelegen aan de Kromme Rijn. Deze boerderij van het 'T-huis' type is voor wat betreft het woonhuisgedeelte 16e eeuws, de kap is echter rond 1940 vernieuwd. De opkamer heeft een dekking van moer- en kinderbalken met sleutelstukken. De andere ruimten hebben een enkelvoudige balklaag met bijzonder slanke balken. Onder de opkamer is een kelder met tongewelf aanwezig. |
Het bedrijsgedeelte is een driebeukige ruimte met eiken ankergebinten. De gebinten bestaan uit stijlen op stenen poeren, ankerbalken met pen en wig en schoren. Op de ankerbalken staan 'normale' spanten. |
Op het erf staan verder nog een 19e eeuwse, mogelijk oudere, wagenschuur en een hooiberg. Deze boerderij is bouwhistorisch van belang en tevens van groot belang als onderdeel van het Kromme Rijn gebied. Het is dicht bij de stad gelegen. Bron: Rijksmonumenten Register, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) te Amersfoort. |
Verhuur van De Kleine Kuil
1. Op zaterdag 27 februari 1796 wordt ten overstaan van de Utrechtse notaris Cornelis de Wijs een huur- en pachtovereenkomst afgesloten met Maria Jacoba gravinnen van Efferen. Zij is de weduwe van Marqius de St. Simon, Heer van Amelisweerd. Een zekere hofstede, bestaande in een huizinge c.a. met annex boomgaard en landen, groot 26 morgen en 231 roeden, hofstede genaamd de Kuyl (De Kleine Kuil), hierbij wordt als verpachting 3 morgen bouwland in het gerecht van Maarschrchalkerweerd. Een morgen land aan de noordwestzijde van het Pauwenhuisjes (Pannehuys aan de Koningsweg). Acht morgen bouwland, gelegen tusschen het Bosch van Amelisweerd en de Knapschinkel in het gerecht van Bunnick en Vechten. Vier morgen weiland, 2 morgen weiland in het gerecht van De Bilt, genaamd Bergweidjen. In het bijzonder worden de vier morgen onder De Bilt zyn gelegen by de hofstede Vreeswyk de 3 morgen onder Maarschalkerweerd is erfpachtgoed van het kapittel van Oudmunster (renversaal akte (een voorlopig ontvangst bewijs). Huurder van De Kleine Kuil en de landerijen was Anthony de Wit die gehuwd was met Cornelia van Royen. Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U256c033, 27-02-1796, aktn.: 25. |
2. Op zaterdag 23 mei 1801 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Cornelis de Wijs een huur en pachtovereenkomst afgesloten door Johanna Hermina Ivoy. Zij is de weduwe van Maurits Carel van Utenhove Bottestein, Heer van Amelisweerd. Een zekere hofsteede, bestaande in een huizinge c.a. met boomgaard en landen, groot 26 morgen en 231 roeden en 3 morgen, vanouds genaamd de Kuyl (De Kleine Kuil). Nog hierbij worden de volgende landerijen in verpachting genomen. Een morgen aan de noordwestzijde het Pannenhuisjen (Pannenhuys aan de Koningsweg), in het gerecht van Maarschalkerweerd. Hierbij nog 8 morgen naast het Bosch van Amelisweerd en ten zuidwestzijde van hofstede De Knapschinkel in het gerecht van Bunnik en Vechten. Vier morgen weiland en 2 morgen, genaamd de Steenkampjen. Twee morgen in De Bilt bij hofstede Vreeswijk, genaamd Bergweidjen. In het bijzonder een renversaal akte nog 3 morgen bouwland in 34,1 is erfpachtgoed van kapittel van Oudmunster. Huur van de De Kleine Kuil en het land is Cornelia van Royen, de weduwe van Anthony de Wit. Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U256c039, 23-05-1801, aktn.: 25. |
Boerderij De Boeije aan de Vossegatsedijk 2 te Bunnik
Deze aan de Kromme Rijn gelegen krukhuisboerderij met witgepleisterd achterhuis en rieten kap dateert in oorsprong uit de 16de eeuw. Gelet op de vlechtingen in het metselwerk van de voorgevel was het oorspronkelijk een langhuisboerderij, die tot een krukhuis is uitgebreid. Deze uitbreiding zal in ieder geval voor 1674 hebben plaatsgevonden. Op een kaart van de landmeter Gabriel Reets uit dat jaar, staat de boerderij als krukhuis afgebeeld. In de kruk bevindt zich de opkamer, waaronder een grote kelder met stenen tongewelf. |
Een type keldergewelf, dat met name in de 15de eeuw en 16de eeuw toegepast werd. In 1672 is de boerderij evenals vele andere gebouwen ín de omgeving ten prooi gevallen aan de plunderende Franse troepen. Kort daarna is de boerderij weer opgebouwd. Het achterhuis van de boerderij is in 1866 vernieuwd. Een sluitsteen boven de achterbaander (inrijdeur) herinnert aan deze verbouwing. In de boerderij hebben verschillende kleine veranderingen plaatsgevonden. De kaaskamer rechts in het woonhuis is tot slaapkamer gemaakt. Hiertoe is een nieuwe raampartij in de rechterzijgevel geplaatst. |
In de voorgevel is het raam van de kaaskamer en het zolderraam vernieuwd. Het oorspronkelijke pomphuis is tot keuken gemaakt. De grote raampartij in de keuken dateert van 1974. In het achterhuis is een doucheruimte gebouwd. De stalvensters zijn ook vernieuwd. Bij de boerderij staan een bakhuis en koetshuisje, beide van voor 1832. Het witgepleisterde bakhuis met rood pannen zadeldak is tussen 1830 en 1860 vergroot met een kaaskamer en wagenberging. |
Hierdoor kwam het tegen de achtergelegen varkensschuur te staan. De varkensschuur is later verbreed. Het koetshuisje met rieten schilddak en aan de voorzijde een dubbele houten deur doet thans dienst als jongveestal en opslagruimte. In de middeleeuwen was het gebied bekend onder de naam ‘Het Staartje van de Boeije’ een minigerecht van zeven morgen land, dat in 1526 reeds een samenwerkingsverband had met andere minigerechten. |
Wanneer de eerste boerderij hier stond is niet bekend. In 1536 is er in ieder geval sprake van een boerderij bewoond door Cornelis Goes. Hij heeft de boerderij met in totaal vier hoeven (ruim 50 ha) land gehuurd. In 1562 wordt het goed door Agnes van Leeuwenberg geschonken aan de naar haar genoemde instelling, het Leeuwenberg Gasthuis te Utrecht, dat het tot 1722 in bezit zou houden. |
In 1808 wordt de boerderij eigendom van koning Lodewijk Napoleon, wanneer hij voor een bedrag van f 190.000,- zowel Oud- als Nieuw-Amelisweerd met bijbehorende landerijen en boerderijen koopt. In 1811 wordt Paulus Willem Bosch van Drakenstein de nieuwe eigenaar van de beide landgoederen. De familie zou tot 1964 “De Boeije’ in bezit houden. Toen werd ook het landgoed Nieuw-Amelisweerd en bijbehorende boerderijen verkocht aan de gemeente Utrecht, die sinds 1951 ook Oud-Amelisweerd in eigendom had. |
De familie Van Hoven is van 1865 tot 1917 pachter geweest van de boerderij. Na ontslag van al het oud personeel werd Wilhelmus Andreas Zomer in 1918 de nieuwe pachter. Zijn kleinzoon is thans eigenaar van de boerderij. Boerderij ‘t Burgje’ in Odijk en ‘De Boeije’ zijn de enige en ook gave voorbeelden van het type krukhuisboerderij binnen de gemeente Bunnik. Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
De naam van de boerderij 'De Boeije' verwijst mogelijk naar de scheepvaart, die uit het oosten de Kromme-Rijn richting Utrecht bewaarde. De schipper, die in vroegere tijden de boerderij als een boei of bolder in het landschap zag als teken van de aankomende bocht in de rivier. Of als de tijd dat Utrecht binnen een aanzienlijke tijd te bereiken was. Een andere mogelijke verwijzing zou kunnen zijn naar een boye, het Middelnederlands voor knaap of jonge. |
In diverse achttiende eeuwse notariële akten wordt het gebied van boerderij De Boeije beschreven als het Staartje van de Boeyen, met als verbastering het Heertje van de Boeye. |
Verhuur van De Boeije
1. Op zaterdag 20 november 1784 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Cornelis de Wijk een huur en pacht akte opgesteld voor Maximiliaan Hendrik de Saint Simon, Heer van Amelisweerd, gehuwd met Maria Jacoba Cornelia gravinnen van Efferen, eerder weduwe van Hendrik van Utenhove. Als goed werd een zekere hofstede, bestaande in een huisinge c.a. met boomgaard, 3 morgen bouland en nog 15 morgen bouland van een perceel van 25 morgen groot verhuurd en verpacht, hofstede genaamd de Boeye. Alle gelegen in het gerecht van Amelisweerd. |
Verder werd er nog 2 morgen weyland, gelegen in De Bilt, achter Drakenburg of Vreeswijk, genaamd het Steenkampje verpacht. Twee morgen weyland, gelegen in De Bilt, by de laan van Oostbroek en 11 morgen weyland in de De Bilt. Huurder en pachter was veehouder Jan Peek. Hij woonde in die tijd al op De Boeye. In bijzonderheid waren de 11 morgen weiland in De Bilt gelegen op de Oud Kolenberg (renversaal akte). Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U256c021, 20-11-1784, aktn.: 99. |
2. Op zaterdag 2 januari 1796 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Cornelius de Wijs een huur en pacht akte opgemaakt voor Maria Jacoba Cornelia gravinne van Efferen, weduwe van Marquis de St. Simon. Een zekere hofstede, bestaande in een huisinge c.a. met boomgaard, groot ruim 2 morgen, hofstede genaamd de Boeye. Hierbij werden ook nog de volgende gronden in pacht gegeven. Vier en een halve morgen weiland, genaamd de Boeyewey, ruim 3 morgen weiland, gelegen tussen de ridderhofstad Amelisweerd en de Boeye, genaamd, de Rhynwey (deel van), 3 morgen bouwland, gelegen voor de boomgaard tegenover de Boeyewey. |
Hierbij 25 morgen bouwland, gelegen tussen de ridderhofstad Amelisweerd en de Boeye en als laatste 4 morgen bouwland in het gerecht van Amelisweerd, genaamd de Beurs. Huurders zijn toekomstige echtelieden (renversaal akte). Pachter en huurder waren Jan van Royen en zijn toekomstig echtgenote Catharina van Schalkwijk. Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U256c033, 02-01-1796, aktn.: 3. |
Huisje en perceel 'Biltse Kampje' aan de
Weg naar Rhijnauwen nr. 12 te De Bilt
Op vrijdag 8 juni 1962 werd ten overstaan de Utrechtse notaris Joost Hofstede door de gebroeders en zusters Bosch van Drakestein (Ghislaine) een huisje en perceel genaamd het "Biltse Kampje" aan de oostelijke oever de van de rivier de Kromme Rijn verkocht. Het perceel kadastraal Utrecht, sectie N, perceelnummer: 67 (voor het jaar 1954, kadastraal gemeente De Bilt, perceelnummer: 750). Perceel was al vanaf augustus 1811 in het bezit van familie Bosch. |
In juni 1962 verkocht familie Bosch van Drakestein een gedeelte van het perceel met het huis aan de N.V. Aannemings- en Handelsmaatschappij Jacobus. Gerrit van Oord N.V., gevestigd aan de Pr. Hendriklaan 94 te Utrecht voor een bedrag van f. 10.000, - gulden. Bron: Het Utrechts Archief, 1294, 7917 (1717) 1717 18. |
Midden jaren 70 van de twintigste eeuw kocht Rijkswaterstaat het perceel aan om hier de rijksweg A27 op aan te laten leggen. Bron: Kadaster Archiefviewer 1832 - 1987 (NL). |
Straatnamen De Boeijelaan,
Vossegatsedijk en Weg naar Rhijnauwen
De Boeijelaan
Van 1982 - 1985 werd tussen de Toulouselaan - Sorbonnelaan en de Weg naar Rhijnauwen een nieuwe verkeersroute gemaakt. Toegestaan voor fietsers, maar verboden voor gemotoriseerd verkeer. In 1987 zou het perceel worden opgenomen in de kadaster hulpkaarten en veldwerkkaarten. De straatnaam De Boeijelaan werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht vastgesteld op vrijdag 30 augustus 1985. |
Vossegatsedijk
De naam is afgeleid van het fort Vossegat, aangelegd in 1818. Het Vossegat was het oostelijke stukje van de Minstroom, waar die uitmondde in de Kromme Rijn. Daar was ook de boerderij Vossegat gelegen, tegenover Maarschalkerweerd en dus buiten de gemeente Vastgesteld op 17 maart 2009 door het college van de gemeente Bunnik. Overgenomen uit het: Straatnamenboek Gemeente Bunnik. |
Boerderij De Boeije bleef na de grote grenswijziging van 1 januari 1954 geadresseerd staan aan de Vossegatsedijk 2 in de gemeente Bunnik. De Weg naar Rhijnauwen ging over van het grondgebied van De Bilt naar Utrecht. Terwijl de oprijlaan van de boerderij aansluiting had ten noorden op de Weg naar Rhijnauwen. Voor de adressering aan de Vossegatsedijk 2 zal naar verluid in 1953 gekozen zijn omdat historisch gezien de boerderij altijd van oorsprong een aansluiting had op de Vossegatsedijk voor het jaar 1912 in De Bilt. In 1925 werd in de gemeente Bunnik de wijknummering afgeschaft. En werd de adressering aan de Vossegatsedijk 2 officieel. |
Boerderij De Bonte Kraay aan de Koningsweg (1539 - 1819)
In het jaar 1330 verkocht de Utrechtse bisschop Jan van Diest van het Utrechtse DOM kapittel het goed Maarschalkerweerd van meer dan 100 morgen land aan het kapittel van St. Salvator, wat later het Oudmunster kapittel zou gaan heten. Oudmunster voerde op diverse percelen land pacht, erfpacht of erfpachtcanon uit. Tot in de achttiende eeuw zouden de meeste landerijen van Oudmunster op deze manier in hun bezit blijven. Hoofdbezitter bleef Oudmunster, maar een tweede bezitter bleef ook het kapittel Ten Dom. Zij voerde op vrijwel geen perceel erfpachtrecht uit. |
Na de Reformatie, het verbod om het katholieke geloof openbaar te belijden en de beeldenstorm, worden alle onroerende goederen en vastgoed van de Utrechtse kapittels ondergebracht bij de Staten van Utrecht. Ruim 230 jaar (tot februari 1811) zouden kanunniken de goederen van de vroegere kapittelordenen in beheer houden. Zo ook die van het kapittel Ten DOM en het Oudmunster kapittel en hun goederen in Maarschalkerweerd. |
Een eerste vermelding (voor zover bekend) van hofstede De Bonte Kraay dateert uit een pachtoorkonde uit het jaar 1541 op de datum van 17 januari voor Peter Klaasz in de Bonte Kraai. Het betreft een hoeve (perceel grootte) lands, strekkende westwaarts op tot de heerweg (Koningsweg) en een hoeve, dair die huisinghe geheten de Bontecray op staende is, langs de andere kant van de de heerweg strekkende westwaarts op langs de Veensche weteringhe (Oud Wulverbroekwetering) en zuidwaarts tot aan de Grote Koppel. |
Al in de veertiende eeuw was Maarsckalkerweerd een ambachtsheerlijkheid van het kapittel, later werd daar de Grote en de Kleine Koppel aan toegevoegd. In de achttiende eeuw kwam de ambachtsheerlijkheid toe aan familie Van Cleeff, Munnicks van Cleeff en Rappard en Bosch van Drakestein (Heeckeren tak). Meer hierover te lezen op de Munnicks van Cleeff pagina |
In het jaar 1726 is de Evert van den Poll fundatie pachter van de diverse gronden op de grond van de Bonte Kraay. De fundatie geeft kleine perceeltjes in onderpacht uit aan tuinders en landbouwers op de Bonte Kraay. Evert van de Poll was advocaat voor de der Staten van Utrecht en bestemde in 1602 bij testament zijn vermogen tot instelling van een werkhuis. Het doel van het werkhuis was om 'ledichgangers' en bedelaars van de straat te houden. |
|
Het huis werd in 1604 ingericht in het voormalige Karmelietenklooster aan de noordzijde van het St. Nicolaaskerkhof en in 1615 overgebracht naar een gedeelte van het St. Nicolaasklooster aan de westzijde van hetzelfde kerkhof. In het jaar 1754 dragen de Utrechtse Momberkamer (weeskamer die in vroegere tijden bescherming bood aan onmondige kinderen, jonger dan 18 jaar) en fundatie Evert van den Poll het land en de hofstede over aan Jacob en zijn zuster Cornelia Vervoorn. Die zij vervolgens op diverse perceeltjes land op de Bonte Kraay in pacht uitgeven voor landbouwers en gewastelers. |
In 1786 verkopen de erfgenamen van Cornelia Vervoorn haar boedel en de Bonte Kraay St. Simon Coert van Efferen (1720-1799), Heer van Nieuw-Amelisweerd. Hij was in 1771 gehuwd met Maria Jacoba Cornelia gravin van Efferen. Zij had een eerder huwelijk van ruim 20 jaar met Hendrik van Utenhove (1715-1767). Tussen april en oktober 1767 stierf hij aan de pleuris. Zo volgde er een periode van 13 jaar, waarin De Bonte Kraay onderdeel uitmaakte van het Landgoed Nieuw-Amelisweerd. Na het overlijden van St. Simon Coert van Efferen in 1799 verkopen zijn erfgename en zijn weduwe de hofstede en land. |
Op zaterdag 12 januari 1799 verkopen de erfgename het land en hofstede de Bonte Kraay aan Maximiliaan Frederik Armauer. Hij was tuinman op landgoed Oostbroek in De Bilt. Een landgoed gelegen ten noordoosten van de hofstede. Maximiliaan overleed op 15 september 1818 te Zeist op 76 jarige leeftijd. Voor zijn overlijden was hij tuinman op Slot Zeist. Naar de hand van Armauer is een prachtige kaart van landgoed Oostbroek bewaard gebleven uit 1778. |
Zoals in de Nederlandse Staatscourant van 28 december 1818 staat te lezen, dat een vredesrechter van het tweede kantongerecht in contact wilde komen met de erfgename. Dit had alles te maken met dat vrijwel zeker de Nederlandse Staat en het Ministerie van Oorlog de grond van Armauer wilde hebben om de vier Lunetten op de Houtense Vlakte te bouwen. Op dit stuk grond van de Bonte Kraay werd fort Lunet I gerealiseerd tussen 1819 en 1821. Voor zover bekend had Armauer geen kinderen of familie in Nederland wonen. Dus zal aan het begin van het jaar 1819 zijn onroerend goed zijn overgedragen of verkocht aan het Ministerie van Oorlog. Na ruim 280 jaar kwam er een einde aan hofstede De Bonte Kraay. Kort na de overdracht van de hofstede zal deze aan de slopershamer ten prooi zijn gevallen. Na de bouw van fort Lunet I kwam de overige grond gelegen ten oosten van de lunet terug bij het Hervormd Burgerweeshuis. Het weeshuis was in eerdere tijden gelieerd aan de Van der Poll fundatie. In 1832 staat het weeshuis ingeschreven in het kadaster op dit perceel. |
Van hofstede De Bonte Kraay en de (Oude) Kovelaarsbrug zijn tot op heden geen afbeelding bewaard gebleven of bekend. Bronnen: C. Dekker, Het Kromme-Rijngebied in de Middeleeuwen, 1983, Matrijs, HUA: 216, 1733-12 - 216, 3938. |
Speelhuys Lagenhof of Zilvervliet (1748-1840)
bij de Kovelaarsbrug langs de Koningsweg
In het jaar 1330 verkocht de Utrechtse bisschop Jan van Diest van het Utrechtse DOM kapittel het goed Maarschalkerweerd van meer dan 100 morgen land aan het kapittel van St. Salvator. Later zou het Oudmunster kapittel gaan heten. Oudmunster voerde op diverse percelen land pacht, erfpacht of erfpachtcanon uit. Tot in de achttiende eeuw zouden de meeste landerijen van Oudmunster op deze manier in hun bezit blijven. Hoofbezitter bleef Oudmunster, maar een tweede bezitter bleef ook het kapittel Ten Dom. Zij voerde op vrijwel geen perceel erfpachtrecht uit. |
Na de Reformatie, het verbod om het katholieke geloof openbaar te belijden en de beeldenstorm, worden alle onroerende goederen en vastgoed van de Utrechtse kapittels ondergebracht bij de Staten van Utrecht. Ruim 230 jaar (tot februari 1811) zouden kanunniken de goederen van de vroegere kapittelordenen in beheer houden. Zo ook die van het kapittel Ten DOM en het Oudmunster kapittel en hun goederen in Maarschalkerweerd. |
Een van de vroegst bekende vermelding van de Kovelaarsbrug dateert van 4 juni 1377 uit een document, waarin wordt geschreven over Covelwadebrugghe ter Coppel waerts. De Kovelaarsbrug lag aan de Koningsweg, een weg die vermoedelijk al uit de achtste eeuw dateert. Voor het jaar 1122 en voor de grote ontginningen in het Kromme-Rijngebied, werden aan de zuidelijke kant van de Kromme Rijn kaden opgeworpen, waarover in de achtste eeuw werd gereisd richting de zuidoostelijke dorpen. |
Het ontstaan van de Kovelaarsbrug kwam mede doordat een deel van de oude Rijnbedding niet wilde verlanden of verzanden. Vanaf de vijftiende eeuw werd dit vroegere stuk van de Rijnbedding de Cattestaert genoemd, wat te vinden is in de oude kapittel archieven. De vroegere knik in de Koningsweg maakte, naar de vorm in zijn tracé, dat een perceel aan de noordelijke kant van de weg de Cattestaert werd genoemd. Een naam, die al vanaf 1405 bekend is in de archieven. De Koningsweg, die vermoedelijk al uit de achtste eeuw dateert, wordt in het jaar 1260 genoemd als Thollersteghe. Deze weg is genoemd naar zijn toeloop naar de Tolsteegpoort aan de zuidkant van de stadsomwalling van Utrecht. De vroegere stadsbuitenheerlijkheid, gemeente en huidige wijk herinneren nog aan deze tijd van tolheffing aan de stadspoort. In de negentiende eeuw werd Tolsteeg ook omgeschreven als Klein Kovelswade. Een naam, die nog terug te vinden is in de 2e Algemene Begraafplaats Kovelwade, gelegen aan de Koningsweg. Groot Kovelwade heeft ook bestaan en heeft een korte tijd gediend voor het gebied van Abstede. Maar deze naam raakte meer in gebruik bij de bevolking en is onder de naam Abstede bekender geworden. |
Klein Kovelswade en de Kovelaarsbrug komen aan hun naam door de monniken, die vanuit hun klooster in Oudwijk naar hun landerijen in Tolsteeg moesten lopen. In hun kovels (monniken kleding) moesten ze zich door drassig gebied waden. Hoofdbezitter van de gronden en ambachtsheerlijkheid van Maarschalkerweerd van het Utrechtse kapittel van Oudmunster. Tweede bezitter van het geheel was het kapittel Ten DOM. In vergelijking met zijn mede bezitter van het goed had het DOM kapittel geen verdere pacht, erfpacht of erfpachtcanons te voeren in het gebied. Diverse kapittels hadden in de loop der eeuwen er veel belang bij om hun gronden in de omgeving van de Kovelaarsbrug en hofstede De Bonte Kraay te karteren. Dit heeft geresulteerd in een rijke verzamelingen aan kaarten van brug en hofstede met grond, zoals te zien is in de viewer bovenaan dit artikel. |
Na de Reformatie, het verbod om het katholieke geloof openbaar te belijden en de Beeldenstorm, worden alle onroerende goederen en vastgoed van de Utrechtse kapittels ondergebracht bij de Staten van Utrecht. Ruim 230 jaar (tot februari 1811) zouden kanunniken de goederen van de vroegere kapittelordenen in beheer houden. Zo ook die van het kapittel Ten DOM en het Oudmunster kapittel en hun goederen in Maarschalkerweerd. |
In een verzoekschrift en minuut-verzoekschrift uit het jaar 1596 wordt door de geburen (inwoners) van de Vrije huizen bij de Kovelaarsbrug onder Bunnik en Vechten (Maarschalkerweerd) aan de Staten van Utrecht gevraagd om in de ongelden (belastingen) als voorheen een vierde van die van Bunnik en Vechten, en niet een derde, te behoeven te betalen. Daarbij wijzende op het slopen van de hofstede de Bonte Kraay, een van de zeven vrije huize. Zie de kaart in de fotoviewer van Speelhuys Lagenhof onderaan dit artikel. |
In het jaar 1726 is de Evert van den Poll fundatie pachter van de diverse gronden op de grond van de Bonte Kraay. De fundatie geeft kleine perceeltjes in onderpacht uit aan tuinders en landbouwers op de Bonte Kraay. Evert van de Poll was advocaat voor de der Staten van Utrecht en bestemde in 1602 bij testament zijn vermogen tot instelling van een werkhuis. Het doel van het werkhuis was om 'ledichgangers' en bedelaars van de straat te houden. |
In 1748 koopt de fabrikant Jan Hendrik van der Sloth een perceel van Van der Poll fundatie om er zijn speelhuys te bouwen. Rond 1800 duiken namen op als 'Lagenhof' of 'Zilvervliet'. Het speelhuys werd gebouwd direct ten noorden van de Kovelaarsbrug naast de Koningsweg. Jan Hendrik maakte er een huizinge van gemak van. Later genoemd als Speelhuys. Dit was een oude Nederlandse term voor een luxe gebouwtje, waar in de achttiende eeuw een kaartje gelegd kon worden. |
In 1749 legt Jan Hendrik van der Sloth (1710 - ... ) bij notariële registratie vast, dat het speelhuys bij zijn overlijden aan een van zijn dochters toekomt. In een latere registratie legt hij in een codicil vast of twee van zijn dochters aan het eind van de achttiende eeuw het speelhuys voor f. 2.000 gulden zouden willen accepteren na zijn overlijden. Jan Hendrik was zeer trots op zijn speelhuys aan de doorgaande Koningsweg naar Bunnik en Wijk bij Duurstede. Hij verhuurde zijn goed diverse malen aan weledele heren bij diverse Utrechtse notarissen. Jan Hendrik van der Sloth was twee keer gehuwd geweest. Eerst met Maria Cours (1710 - 1756) en na haar overlijden huwde hij met Cornelia van Wickenburg (1710 - ... ). Zij had uit een eerder huwelijk met Cornelis van Riemsdijk een dochter gekregen. Uit het eerste huwelijk van Jan Hendrik waren diverse kinderen voortgekomen. In 1809 wordt de Koningsweg ten zuiden van het speelhuys rechtgetrokken ten opzichten van het zuidelijke gelegen Kattestaart, ter hoogte van de oude Kovelaarsbrug. Deze verzanding of verlegging van de Koningsweg word uitgevoerd door personeel van Lodewijk Napoleon. In 1832 staat het speelhuys nog in het kadaster ingetekend achter Fort Lunet I. Enkele jaren later, in het najaar van 1840, zou bij aanbesteding het speelhuys tezamen met twee loodsen achter het fort Lunet I worden afgebroken. |
Het recht van overpad van wijlen Fundatie van Hillegonda van Schoormond te IJsselstein
Verkoop landerijen voor de uitbreiding van De Nieuwe Hollandse Waterlinie
Verkoop landerijen te Oudenrijn - Heijcop
Boerderij het Pannehuys en hofstede De Groene Bedstede aan de Koningsweg nr. 141
Over hofstede het Pannehuys is niet veel bekend in de archieven. Pas eind achttiende eeuw duiken er een paar bronnen op, waarin over de hofstede geschreven wordt. In 1832 staat hij ingetekend in het kadaster op het grondgebied van de gemeente Houten/Oud-Wulven. Wel is uit de kadasters op te maken dat Jhr. Hendrik Bosch van Drakestein de hofstede in 1877 heeft laten slopen. Hiervoor in de plaats kwam een weiland. |
In een onlinetestament van donderdag 31 juli 1794 staat dat legataris Jan de Vrij, wonende in het zogenaamde Panhuijs tegenover Amelisweerdaan aan zijn erfgenaam, broer Jean Hubert Gossiaux zijn vermogen nalaat. Indien Jean Hubert eerder overlijd gaat Jan de Vrij's vermogen naar Jean's zijn kinderen: Marie Gossiaux, Charloote Gossiaux en Jean Gossiaux. Jan de Vrij huurde het Panhuijs van Marquis de St. Simon, Heer van Amelisweerd. |
Op zaterdag 5 juni 1807 werd ten overstaan van de Utrechtse notaris Jacob Christiaan de Graaf, 2,5 morgen bouwland met bijbehorend daghuurderhuisje, genaamd het Panhuis met bomen langs het zandpad, verkocht door Maximiliaan Louis van Utenhoven aan Frederik Hendrik Justus van Utenhove. Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U286a014, 05-06-807, aktn.: 106. Op zaterdag 10 december 1808 is verder nog te lezen, dat er een hofstede in Maarschalkerweerd met 2,5 morgen bouwland, vanouds genaamd het Panhuis,wordt gekocht en ingezet door Marcelis Bongers voor f. 2.650,-. Marcel koopt het Panhuis met borg van P. de Goeij. |
Op woensdag 4 oktober 1809 neemt Abraham Samuel van Hengelaar, die procureur voor de stad Utrecht is, namens Marcelis Bongers, wonende te Houten een lening aan van Hendrik Lammers, wonende te Utrecht, voor f. 2.000,-. Hij stelt als onderpand de hofstede het Panhuis aan. Een panhuis was in de zeventiende en achttiende eeuw een bierbrouwerij waar bier werd gebrouwen. Zo zullen bewoners en werklieden van het landgoed Nieuw-Amelisweerd hun eigen Amelisweerdbier hebben gehad. Na de sloop van het Panhuis in 1877 werd door Hendrik Bosch een nieuw huisje ten oosten van het vroegere Panhuis gebouwd, tegen de grens met Rhijnauwen langs de Koningsweg. In 1953 woonde in dit huis Maria van Kleef en M.C.A. van Rijnsoever. Bronnen: Het Utrechts Archief 34-4, U274a008, 31-07-1794, aktn.: 81 en de getranscribeerde dorpsgerecht T064, Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU), razu.nl. |
Op woensdag 21 november 1821 werd, ten overstaan van de Utrechtse Hendrik van Ommeren, de hofstede het Panhuis door Gerrit Oosterhout verkocht voor f. 100 gulden en 17 cent aan Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein. Paul bleef de hofstede verhuren aan Gerrit en zijn gezinsleden. Nog tot het jaar 1854 bleef Gerrit Oosterhout in het Panhuis wonen. |
Gerrit Oosterhout was van beroep bakker en voerde zijn beroep als bakker ook uit op de hofstede het Panhuis. Gerrit kocht het Panhuis aan van Marcelis Bongers op woensdag 12 april 1820 ten overstaan van de Utrechtse notaris Peter Adriaan van Schermbeek. Marcelis Bongers was ook van beroep bakker. Waren Marcelis en Gerrit de huisbakker van het landgoed Nieuw-Amelisweerd voor de familie Van Utenhove en koning Lodewijk Napoleon? |
Paul voegde het Panhuis direct weer toe aan het landgoed Nieuw-Amelisweerd. Eerder behoorde het Panhuis bij Nieuw-Amelisweerd tot februari 1809, 12 jaar eerder toen de familie Van Utenhove (toenmalige eigenaren van het landgoed) de hofstede aan een particulier verkocht. Na het overlijden van Paul Bosch in april 1834 werd oudste zoon Willem Bosch en later in 1853, na het overlijden van Willem, (klein)zoon Hendrik Bosch eigenaar van de hofstede. Bron: Het Utrechts Archief 34-4, U320b029, 21-11-1821, aktn.: 3646. |
Land de Colenberg in De Bilt aan de Steenweg (Utrechtseweg)
Van oorsprong had het landgoed Amelisweerd in het noorden nog een stuk grond liggen in de gemeente De Bilt aan vanouds genaamd de Steenweg en heden de Utrechtseweg. In de ontginning Buurveld had de Utrechtse bisschop het land de Colenberg in bezit. De Steenweg was de eerste verharde weg van Utrecht om naar Keulen reizen, zodat de Utrechtse bisschop voor zaken in de twaalfde en dertiende eeuw gemakkelijk naar het oosten kon reizen voor kerkelijke zaken. De huidige plaats van de diverse percelen ligt ten oosten van de huidgie Veldzichtstraat en ten westen van de buitenplaats Sandwijck. |
De Colenberg grond met vijf percelen reikte in 1832 vanaf de Utrechtseweg in De Bilt richting het zuidwesten tot aan knooppunt Rijnsweerd bij de oude bekende 'Varkensbocht, van de rijksweg A28 naar de rijksweg A27. Voor het metrieke stelsel in Nederland was de Colenberg ruim 12.65 morgen groot, wat in onze huidige maatstaven komt op 3,2 hectare. In de tweede helft van de zestiende eeuw is het klooster in het naburige klooster van Oostbroek de bezitter van de Colenberg. |
In het jaar 1650 is Anthonis Carel Parmentier, heer van Heeswijk, de eignaar van de Colenberg. Vanaf het jaar 1720 komt de Coleberg in het onroerend goed bezit van landgoed Amelisweerd. Reinier van Utenhove weet in dat jaar het land met de 5 percelen te verwerven. Op zaterdag 14 november 1818 kocht Paulus Willem Bosch van Drakestein ten overstaan van notaris Hendrik van Ommeren 5 percelen van de Colenberg aan in De Bilt voor een bedrag van f. 6.600- gulden. Deze waren tot die tijd in het bezit geweest van Maximilaan Louis baron van Utenhove tot Bottestein. |
Op zaterdag 23 mei 1840 werd de landerijen van de Colenberg ten overstaan van de Utrechtse notaris G.H. Stevens door de familie Bosch van Drakestein geveild. Voor f. 7.550-, gulden kocht jhr. Carel Theodorus Johannes Bosch van Drakestein de landerijen van de Colenberg. Drie maanden later machtigde Carel zijn oudste broer Willem Bosch van Drakestein om de landerijen voor hetezelfde bedrag te verkopen. De Colenberg heef dus een kleine 400 jaar deel uitgemaakt van het landgoed Nieuw-Amelisweerd. Waarvan buiten enkele jaren daar gelaten de familie Van Utenhove nog landerijen in bezit heeft gehad. De Coleberg die oorspronkelijk bij landgoed Nieuw-Amelisweerd behoord had. |
Begin jaren twintig van de twintigste eeuw werden ten westen van de Colenberg huizen gebouwd aan de Veldzichtstraat. |
Vast- en Onroerend Goed in de Provincie Zeeland
Jhr. Willem Bosch van Drakestein van Nieuw-Amelisweerd was van 1839 tot 1853 gemeenteraadslid van de gemeente Utrecht. |
Hij stond er ook om bekend regelmatig niet te verschijnen bij de raadsvergaderingen in Utrecht. Vermoedelijk rond 1850 kocht Willem Bosch diverse landerijen op in de omgeving van Middelburg (Walcheren). Dit verder beschreven verhaal zou een reconstructie kunnen zijn, van hoe de grond in Zeeland bij de familie Bosch in bezit is gekomen. Het vermoeden dat SHH heeft, dat de diverse percelen in Zeeland bij Willem Bosch in bezit zijn gekomen. Berust op het feit dat we diverse percelen hebben vergeleken op een GIS website van de provincie Zeeland. In de boedelinventaris en boedelscheidingen van vader Willem en zoon Hendrik Bosch van Drakestein, ten overstaan van Utrechtse notarissen, zijn geen beschrijving van percelen in Zeeland aangetroffen. Terwijl die er vermoedelijk in de negentiende eeuw wel zijn geweest. In een online in 1849 krant hebben we gevonden dat Willem Bosch van Drakestein een obligatie of loterijlot aan de stad Middelburg verkreeg. Dus familie Bosch van Drakestein had in die eeuw al een link met de provincie Zeeland. Mocht iemand meer informatie hebben, dan zou ik mij zeker aanbevolen. U kunt dan contact opnemen met ons. Van mocht u meer weten hoe de familie Bosch van Drakestein precies aan de gronden in Zeeland is gekomen. De kadasterregisters in Middelburg zijn in de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan. Daardoor kunnen we niet achterhalen hoe de gronden in Zeeland in het bezit van de familie Bosch van Drakestein, tak Nieuw Amelisweerd in bezit zijn gekomen. Hierop volgt een reconstructie van vermoedelijke verkrijging van de gronden. In de eerste helft van de negentiende eeuw was er een getrouwd echtpaar, Jan Hinlopén (1755-1808) en zijn vrouw Jkvr. Anna Elisabeth Schorer (1761-1817). Ze woonden in de binnenstad van Utrecht. |
Anna Elisabeth kwam uit een rijke adellijke Zeeuwse familie. Haar familie bezat veel gronden op Walcheren en omgeving. Er kwamen twee zonen voort uit dit huwelijk: Johan Gulielmus Hinlopén, geboren te Utrecht op 15 augustus 1793. Hij is overleden op 24 april 1856 te Middelburg, Zeeland. Hij was groot grondeigenaar in de omgeving van Middelburg en werkte voor de Eerste en Tweede kamer der Staten generaal in Den Haag. Hij was een invloedrijk man voor zijn tijd. De tweede zoon van Jan en Anna Elisabeth was Jelmer Hinlopén, geboren in 1798 en overleden op 4 augustus 1865. Jelmer Hinlopén was gemeenteraadslid voor de gemeente Utrecht van 1829 tot 1857 en wethouder voor deze gemeente van 1841 tot 1857. Vermoedelijk heeft Jhr. Willem Bosch van Drakestein via zijn vriend of mede gemeenteraadslid Jelmer Hinlopén diverse gronden in de omgeving van Middelburg stad gekocht rond 1850. Het is gekocht van Johan Gulielmus Hinlopén. Hij is de oudere broer van van Jelmer Hinlopén. |
Het summiere bewijs was te vinden in de krantenbank van het Zeeuws archief. Het betreft een verslag uit 1855 van een raadsvergadering van de gemeente Middelburg, waarin de weduwe van Jhr. Willem Bosch van Drakestein wordt genoemd. In het archiefstuk, dat door deze stichting in het voorjaar van 2019 wordt gekocht is geschreven door de achterkleinzoon van Willem, René Bosch van Drakestein. Hierin staat dat diverse van zijn familieleden in 1953 een inspectie in Zeeland uitvoerden, na de Watersnoodramp van dat jaar. Er werd gekeken of de onroerende goederen niet teveel beschadigd waren. Tot op heden is het de stichting nog niet gelukt om erachter te komen, waar deze gronden precies lagen. Kadasteronderzoek is moeilijk, omdat het gemeentehuis van Middelburg inclusief het kadasterarchief in 1940 verloren is gegaan. Het gemeentehuis was immers door de Duitse inval in WOII verwoest. |
Willem is overleden op 1 september 1853. Helaas zijn de Memories van Successie boeken verloren gegaan en niet op film gezet bij het archief in Utrecht. Het is dus zoeken naar een 'Speld in een hooiberg', om te achterhalen welke gronden het precies waren van de familie Bosch van Drakestein in Middelburg. De Memories van Successie van Willems zoon Hendrik Bosch van Drakestein geven misschien meer aanknopingspunten. Deze zijn te vinden in het notariële archief van notaris Van Heijst bij het Regionaal Archief Zuid-Utrecht te Wijk bij Duurstede. Deze heeft de stichting boedelscheidingsakten gevonden van Willem en Hendrik Bosch van Drakestein. Maar ook hierin zijn geen percelen in de provincie Zeeland te vinden. |
De motivatie en onderbouwing om aan te nemen dat jhr. Willem Bosch van Drakestein de gronden via de broers Hinlopén en hun moeder jkvr. Schorer heeft gekocht, heeft te maken met het gegeven dat er in het Zeeuws Archief in Zeeland in archief 157 Familie Schorer 1547-1983 (1991) diverse Utrechtse stukken te vinden zijn. Deze hebben ook betrekking op de familie Bosch van Drakestein. Jelmer Hinlopén zat al in de eerste helft van de negentiende eeuw in de Utrechtse gemeenteraad. Latere nazaten van de familie Schorer en Hinlopen kwamen ook nog in begin twintigste eeuw voor in Utrecht en Zeeland, waar ze op beide gebieden actief waren in politiek en grondbezit. Bewijs dat de familie Bosch gronden in Zeeland had ligt in het feit dat de stichting enige jaren geleden een notulen van de familie zelf uit 1953-1954 heeft aangekocht via Marktplaats.nl. Hierin beschrijft jhr. René Bosch van Drakestein dat hij en zijn broer de eigendommen in Zeeland van het voorjaar van 1953 gingen inspecteren. Nadat in februari 1953 Zeeland en een groot deel van West Brabant onder water waren gelopen bij de Watersnoodramp van 1953. Alleen staat erin de notuelen niet vermeld waar die eigendommen precies bevonden. |
Op donderdag 9 september 2021 bij het beginnen van een nieuwe sessie aan archiefonderzoek op de studiezaal van Het Utrechts Archief. Op een eerder moment had ik een hypotheeknummer van het kadasterkantoor Amersfoort opgehaald uit de kadasterarchiefviewer. Hiermee bleek bij het opzoeken en het bekijken van dit hypotheek deel een grote vis gevangen te zijn. Zoals hier eerder boven aangegeven stond. Dat we niet konden achterhalen waar de gronden van familie Bosch zich precies bevonden in Zeeland. Stond in deze hypotheekakte wel beschreven waar in iedergeval de gronden van na WOII en de Watersnoodramp van 1953 zich in Bosch eigendom bevonden. Familielid jhr. Louis Bosch van Drakestein, directeur van de VVV in Zeist was familie oudste als het gaat om de goederen in Zeeland. Het betrof bouwland percelen in de kastrale gemeente Axel, diverse bouw- en weilanden en moeras in de kadastrale gemeente Koewacht, diverse bouw- en weilanden in de kadastrale gemeenten St. Jansteen en Terneuzen en diverse bouw- en weilanden en huis in de kadastrale gemeente Grauw. Rond de tijd dat het landgoed Nieuw-Amelisweerd verkocht werd verkochten de Ghislaine broers en zusters van Bosch van Drakestein tussen 1960 en 1967 het vast- en onroend goed in Zeeland. |
Het is dus niet goed te achterhalen hoe familie Bosch voor een groot deel aan de onroerende goederen in Zeeland gekomen is. Dit door het veloren gaan van het kadasterkantoor en gemeentehuis in Middelburg tijdens WOII. Een deel uit de nalatenschap komen van Willem, Hendrik en Johan Bosch die misschien op een later tijdstip het vastgoed in Zeeland erbij hebben aangekocht of hebben verkocht. De goederen worden in de hypotheek4 akte genoemd omdat de broer en zussen Bosch hun goederen in Zeeland, Utrecht, Houten en Bunnik moesten herberoordelen door de notaris in het gezamelijk belang van eigendom. Omdat jhr. Henri Bosch van Drkastein in 1958 ging scheiden van zijn toenmalige echtgenote mevr. Vreeswijk. Dit gezamelijk belang van herbeoordeling gebeurde op dinsdag 6 mei 1958 ten overstaan van de Amsterdamse notaris jhr. Paulus Aloisius Antonsius Hubertus Graafland. |
Broers en zussen Bosch probeerde in de 13 jaar na het overlijden van moeder Lucie Serraris - Bosch van Drakestein tussen 1952 en 1965. In gesprekken en overleggen met notaris Graafland het landgoed Nieuw-Amelisweerd aan diverse gegandigde te verkopen wat er meestal niet van kwam. Bron: Het Utrechts Archief, 1294 7798 (1598), 1958 mei 7-1958 mei 22 1598 33 1598 34. |
Register dorpsgerechten Amelisweerd (1808-1810)
1. Vrijdag 26 augustus 1808 - Registratie van een extract koopconditie van de ambachtsheerlijkheid en ridderhofstad van Amelisweerd ca. mitsgaders van de hofstede De Boeije. G.W. baron van Lamsweerde, intendant-generaal van 't kiningshuis, commandeur van de koninklijke orde der Unie en Staatsraad van zijne majesteit de koning van Hollland, verklaart van Maximiliaan Louis baron van Utenhove, heer van Bottesteijn, gekocht te hebben de ambachtsheerlijkheid Amelisweerd, de ridderhofstad Amelisweerd, vanouds genaamd Groenewoude, met de hofstede de Boeije, vanouds in leen en tinsplichtig aan de proosdij van Oudmunster. Transport voor het gerecht van Amelisweerd vindt plaats op zaterdag 19 november 1808. |
2. Vrijdag 26 augustus 1808 - Registratie van een extract koopconditie van de ridderhofstad Oud-Amelisweerd. G:W: Baron van Lamsweerde verklaart van Ererard Kol, gemachtigde van Gerard Arnout baron Taets van Amerongen, heer van Schalkwijk, verkocht te hebben de ridderhofstad Oud-Amelisweerd met 66 morgen land. Tevens nog 13 morgen land met vier daghuurderswoningen onder Bunnik en Vechten en 11 morgen bouwland ook daar gelegen. Eveneens een morgen elsenbos tevoren bouwland in twee akkers gelegen op de March, met acten van procuratie en transport. 3. Vrijdag 26 augustus 1808 - Koopcondities van hofstede De Knapschinkel ter bevordering van zijn majesteit de Koning van Holland, die op zaterdag 19 november 1808 werd getransporteerd. |
4. Vrijdag 26 augustus 1808 - Maximiliaan Louis baron van Utenhove, heer van Bottesteijn, verkoopt aan G.W. baron van Lamsweerde, jntendant generaal van het Koninshuis Commandeur van de Koninglijke orde der Unie en Staats Raad van zijne Majesteit den Koning van Holland, namens hem de ambachtsheerlijkheid Amelisweerd met de tienden en verdere gerechtigheden, de ridderhofstad Amelisweerd vanouds genaamd Groenewoude met de heeren huizinge etc, tezamen groot 13 morgen 217 roeden vanouds in twee leenen rededabel van de proostdij van Oudmunster, met nog 7 morgen 2 hond hoogland en 2 morgen 3 hond rijnland.Tevens de hofstede de Boeije met 48 morgen 1 hond land en onder Maarschalkerweerd 17 morgen en 3 morgen op de Kuijl. |
5. Vrijdag 2 september 1808 - Registratie van een procuratie tot transport van vorenstaande goederen. 6. Vrijdag 2 september 1808 - Maxirniliaan Louis baron van Utenhove constitueert Johannes Wijnandus de Jeeger om te Amelisweerd en Maarschalkerweerd te transporteren aan de koning van Holland bovenstaande percelen. |
7. Vrijdag 2 september 1808 - Jacoba Geertruida Wilhelmina Baronesse van Utenhove, gesepareerde huisvrouw van Frederik Lodewijk Christiaan baron van Schrautenbach en Maximiliaan Louis baron van Utenhove en Gerlach Theodorus Frederik baron van Utenhove en Hendrik Jacob Carel baron van Utenhove en Frederik Hendrik Justus baron van Utenhove, woonachtig allen binnen Utrecht, constitueren Johannes Wijnandus de Jeger om aan de koning van Holland bovenstaande percelen te transporteren. |
8. Dinsdag 11 oktober 1808 - Brief van de landdrost van het departement Utrecht aan schout en gerecht van Amelisweerd over de koop van huizen. 9. Zaterdag 19 november 1808 - Johannes Wijnandus de Jeeger als gemachtigde van Gerlach Theodorus Frederik baron van Utenhove transporteert aan de koning van Holland, de hofstede Knapthunkel. De hofstede bestaat uit een huis, bergen, schuur en verder getimmer etc met 12 morgen land. Tevens 19 morgen bouw en weiland en 16 morgen bouwland en 14 morgen en 10 morgen weiland. |
10. Zaterdag 19 november 1808 - Johannes Wijnandus de Jeeger als gemachtigde van Hendrik Willem Jacob baron van Tuijll van Serooskerken transporteert aan de Koning van Holland 8 morgen bouw- en weiland strekkende uit de Kromme Rijn zuidwaarts tot aan de grote weg. |
11. Zaterdag 19 november 1808 - Johannes Wijnandus de Jeeger als gemachtigde van Everard Kol als gemachtigde van Gerard Arnoud baron Taets van Amerongen, heer van Schalkwijk, transporteert aan de koning van Holland 13 morgen bouw- wei- en bosland met 4 daghuurderswoningen, 11 morgen bouwland, 1 morgen elzenbos, tevoren bouwland in 2 akkers gelegen op de Marsch. 12. Woensdag 15 maart 1809 - Jachtpatent verleent aan jonkheer G.F.F. van Utenhove. 13. Vrijdag 29 juni 1810 - Registratie van een decreet van zijne majesteit den koning (Franstalig) over hofsteden De Knapschinkel, De Boeije en De Kleine Kuil. 14. Maandag 2 juli 1810 - Registratie van een aanschrijving van den intendant generaal van s'konings huis. De buitenplaatsen Oud- en Nieuw-Amelisweerd zijn verkocht, met de hofsteden De Kleine Kuil, De Boeije en De Knapschinkel en de daarbij behorende gebouwen, hoeven en landerijen ter grootte van 278 morgen 577 roeden voor 200.000 gulden. Dit is getransporteerd op 6 augustus (hooimaand) 1810. |
|
Bron: Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU), Dorpsgerecht T064 Gerecht Amelisweerd, 1. Bewerkt door SHH. |
Korte geschiedenis van de Koningsweg
Fotoalbums Landgoed Nieuw Amelisweerd
Huize Welgelegen, Ruysdaellaan 7, Huis ter Heide te Zeist
In 1920 wordt Huize Welgelegen aan de Ruysdaellaan 7 te Huis ter Heide in Zeist gebouwd door de firma Houtbouw N.V. De Nemico. Voor die tijd was de grond het eigendom van Cornelis Andreas Pompe uit Utrecht. Het huis wordt betrokken door Jkvr. Anna Wilhelmina Henriëtte Theodora van Vredenburch, geboren te 's-Gravenhage op 25 April 1860 en is overleden op 12 augustus 1942. Zij werd 82 jaar oud. Zij huwde op 10 juli 1884 met Jhr. Titus Anthony Jacob van Asch van Wijck. Titus werd geboren te Utrecht op 29 augustus 1849 en overleed te 's-Gravenhage op 9 september 1902. De heer Van Asch van Wijck was na zijn promotie van 13 februari 1875 op Stellingen aan de Utrechtse Hogeschool en werd achtereenvolgens secretaris van den Lekdijk-Bovendams (1875), adjunct directeur van de Commies aan het Departement van Oorlog (1880). |
Hij was lid van de Tweede Kamer voor Zwolle (1881), burgemeester van Amersfoort (1883), lid van de Staten van Utrecht (1883), lid van de Tweede Kamer voor Kampen (1889), Gouverneur van Suriname (1891), lid van de Eerste Kamer voor Zeeland (1896) en lid van den raad van 's-Gravenhage (1896). Hij werd voor de tweede maal burgemeester van Amersfoort in 1900 en uiteindelijk Minister van de Koloniën in 1901. Bron: dbnl.nl Nieuw Nederlands biografisch woordenboek. Deel 1 (1911) – P.J. Blok, P.C. Molhuysen. |
In 1932 verkoopt Jkvr. Anna Wilhelmina Henriëtte Theodora van Vredenburch het huis Welgelegen aan Jkvr. Lucie Adèle Cornélie Marie Serraris -Bosch van Drakestein voor f. 13.000 ten overstaan van notaris Adriaan ten Noever de Brauw in Wijk bij Duurstede. Lucie was in 1929 de douairière (weduwe) geworden van Jhr. Johannes Ludovicus Paulus Bosch van Drakestein. In de jaren die erop volgen wordt het huis door haar en haar 8 kinderen gebruikt als extra onderkomen en buitenverblijf. |
Na het opmaken van de Memories van Successie in 1955, na het overlijden van moeder Lucie in 1952, komt het huis Welgelegen toe aan haar 8 kinderen en klein kinderen. Hieronder ook de Wittert van Hooglands en Van Weede van Dijksvelds. In 1970 komt het huis in bezit van Lucie haar derde en tevens oudste zoon Jhr. Louis Bosch van Drakestein. Hij was van beroep directeur van de VVV te Zeist. Louis overlijdt op 26 januari 1982. Hierna wordt Huize Welgelegen verkocht aan tandarts René Harderwijk. In huis Welgelegen hebben gedurende vele jaren de twee portretten van Jhr. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein en Henriëtte Hofmann gehangen. Toen Jhr. Louis Bosch van Drakestein overleed zijn de twee portretten naar zijn nazaat gegaan in Bussum (Noord-Holland). Bron: Kadasterarchiefviewer (1832-1987). |
Huize Welgelegen aan de Ruysdaellaan te Huis ter Heide (gem. Zeist)
De Ruysdaellaan loopt vanaf de Amersfoortseweg parallel aan de Hobbemalaan om aan het eind af te buigen en uit te komen bij de kruising Frans van Mierislaan-Rembrandtlaan. De laan is, net als de andere lanen in dit gebied, in 1902 aangelegd toen de overplaats van het buiten Zandbergen (Amerfoortseweg 18) werd verkaveld ten behoeve van de bouw van een villapark. De laan is vernoemd naar de zeventiende-eeuwse schilder Jacob van Ruysdael (ca. 1628-1682). De villa's en landhuizen aan het eind van de laan dateren uit de jaren vijftig van de twintigste eeuw. |
Landgoed Oud-Amelisweerd en Rhijnauwen
Diverse landerijen op landgoed Oud-Amelisweerd en Rhijnauwen en het soort gebruik. Het betreft boomgaarden, bos, weiden of akkers. |
Deze foto is gemaakt in 1935 bij de Kromme Rijn in Bunnik met op de achtergrond Houthandel Van Dam en twee medewerkers, die aan het werk zijn. Rechts op de foto (mogelijk) de Heer Van Dam. Houthandel Van Dam kocht met regelmaat in en rond 1900 en vele jaren erna grote partijen hout op uit de twee jaarlijkse houtverkopingen van het Landgoed Nieuw Amelisweerd. |
Fectio Vechten terrein te Bunnik en boerderij De Klomp
Het Fectio Vechten terrein gelegen aan de Marsdijk in Bunnik en Vechten behoorde in diverse periodes door de tijd heen bij het onroerend goed van boerderij De Klomp (Oude Mereveldseweg 2-4, Houten). Boerderij en het Fectio Vechten terrein waren een erfpachtgoed van het Utrechtse kapittel van Sint Jan. Boerderij Slagmaat, gelegen aan de zuidkant van de Marsdijk, was als heerlijkheid of gerecht een lange tijd in eigendom van dit kapittel. In de achttiende eeuw kwam een zekere Henrich Storkenbaum uit Duitsland, hij vestigde zich op boerderij De Klomp. Vrijwel al zijn nazaten in de omgeving van Houten, met de familienaam Sturkenboom, zijn een nazaat van hem. |
Op woensdag 15 december 1819 werd boerderij De Klomp aangekocht door Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein van de Nederlandse Domeinen. Bij de aankoop kocht Paulus de erfpachtcanon af van het kapittel van Sint Jan. Op zaterdag 11 november 1826 om 17:00 uur in de namiddag kocht Paulus als vastgoed de boerderij fysiek aan met het bijbehorende onroerend goed. Dit gebeurde ten overstaan van notaris Pabst, Achter de St. Pieter te Utrecht. |
Boerderij De Klomp behoorde vanouds bij het grondgebied van Bunnik en Vechten. Van 1925 tot 31 december 1963 was het adres van boerderij De Klomp Mereveldseweg 10 of Waaijenseweg 1. Boerderij Het Blauwe Huis, die iets noordelijker ligt, stond geadresseerd aan de (oude) Mereveldseweg 8 en 8a. |
Bron: Het Utrechts Archief 34-4 Notarissen in de stad Utrecht U319a016 1826 nov.-1827 mei. Blz. 714 aktenummer: 331. |
Misschien komt boerderij De Klomp aan zijn naam vanwege het feit, dat die vanaf de boerderij bij de Waijensedijk/Fortweg richting het oosten loopt tot ter hoogte van het Fectio Vechten terrein, vanuit de lucht gezien de vorm heeft van een klomp. Waar de naam ook vandaan komt? In de achttiende eeuw wordt er al in akte gesproken over 't houte klompje. |
Bij de verkoop van de 16 morgen ten noorden van het Fectio/Vechtenterrein aan Paul Bosch door George Sawijer, heer van Oostbroek. Was reeds eerder al vele jaren landbouwer Willem van 't Schip, wonende op boerderij De Klomp de pachter op het land. Op maandag 15 september 1806 ten overstaan van de Utrechtse notaris J.C. de Graaf verkocht Willem van 't Schip 8 morgen bouwland en 2 morgen weiland gelegen aan de Kerkweg. Hierbij nog 3,5 morgen bouwland en 3,5 morgen weiland. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 2426, aktenummer: 28. Op zaterdag 22 augustus 1807 vond ten overstaan van de Utrechtse notaris J.C. de Graaf de huur en verhuur plaats door George Sawijer, heer van Oostbroek aan landbouwer Willem van 't Schip, met echtgenote Maria Wiersdijk, wonende op boerderij De Klomp van 7,5 morgen weiland en 9,5 morgen weiland. Met een grote van 16 morgen een klein 15 hectare land ten oosten van de Kerkweg en ten noorden van het Fectio-Vechtenterrein. Bron: Het Utrechts Archief, 34-4, 2426, aktenummer: 122. |
In de zomer van 2020 werd aan de Oude Mereveldseweg 2-4 bij boerderij De Klomp een informatiebord geplaats door het echtpaar Klever, met de uitleg van de geschiedenis van de boerderij. |
Nazaten van Willem van 't Schip de laatste bewoner. Landbouwer die 10 oktober 1757 was geboren te Vleuten en overleed op 18 oktober 1817 op De Klomp. Willem was voor zijn overlijden voor de helft eigenaar van de boerderij. De andere helft behoorde toe aan het kapittel van St. Jan. Zolang Willem en zijn voorgangers de erfpachtcanon maar betaalde aan het kapittel bleef de boerderij als zodanig in hun bezit, althans voor de helft. Als zij de erfpachtcanon niet meer betaalden of konden opbrengen, kwam het land of de boerderij weer in zijn geheel in eigendom van kapittel van St. Jan. |
Na deze aankoop door Paulus behoorde de boerderij met het bijbehorende land vanaf 1819/1826 tot 1914 bij het onroerend goed van landgoed Nieuw Amelisweerd. |
Jhr. Paulus Willem Bosch van Drakestein overlijdt op 17 april 1834. Zijn oudste zoon Jhr. Willem Bosch van Drakestein erft het landgoed Nieuw Amelisweerd in het Houtense Maarschalkerweerd/Oud Wulven en Bunnikse Vechten/Rhijnauwen. Hij noemt zich dan ook wel jonkheer Willem Bosch van Drakestein van Nieuw Amelisweerd. Willem legt op 15 juli 1835 de eerste steen voor de nieuwe boerderij De Klomp. Dit staat te lezen op de nog altijd aanwezige gevelsteen, die linksonder in de voorgevel van de boerderij is ingemetseld. |
Na het overlijden van Willem Bosch op 1 september 1853 erft zijn zoon Jhr. Henricus Paulus Cornelis Bosch van Drakestein het landgoed Nieuw Amelisweerd. Bij het bezit van het landgoed behoorde ook boerderij De Klomp, tezamen met het Fectio Vechten terrein. Op 17 augustus 1914 overlijdt Henricus en erft zijn dochter Jkvr. Cecilia Henriette Leonie Marie Bosch van Drakestein (1867-1930) de boerderij en alle losse onroerende goederen in de omgeving van Bunnik en Vechten, Houten en Oud-Wulven. Zij is getrouwd met Jhr. Paulus Jozefus Aloysius Anacletus Maria van Nispen tot Sevenaer (1856-1944). |
Na het overlijden van Paulus van Nispen in 1944 vererft de boerderij en het Fectio Vechten terrein op hun dochter en zoon, Jhr. Carolus Henricus Josephus Ignatius Maria van Nispen tot Sevenaer (1893-1972) en Jkvr. Margaretha Maria Josephina Carolina Eusebia van Nispen tot Sevenaer (1896-1973). |
Biografie Van Nispen was een telg uit het geslacht Van Nispen en een zoon van politicus jhr. mr. Paulus Josefus Aloijsius Anacletus Maria van Nispen tot Sevenaer, vrijheer van Kessenich en heer van Hunsel (1856-1944) en jkvr. Cécile Henriette Léonie Marie Bosch van Drakestein (1867-1930), telg uit het geslacht Bosch en dochter van Eerste Kamerlid jhr. Henricus Paulus Cornelis Bosch van Drakestein (1831-1914). Na zijn studie rechten was hij van 1923 tot 1927 advocaat en procureur te Amsterdam. Vanaf 1933 was hij burgemeester van Mill en Sint Hubert, een ambt dat hij tot zijn pensionering in 1958 zou bekleden. Van Nispen trouwde een eerste maal in 1927 met Adelaïde Alfreda Isidora Maria Antonia Vos de Wael (1900-1987), telg uit het geslacht Vos de Wael, en een tweede maal in 1933 met Anna Leonarda Huberta Maria van Baar (1897-1968); uit het tweede huwelijk werden twee zonen geboren. Zijn broer jhr. Joannes Ludovicus Emmanuel Maria van Nispen tot Sevenaer (1902-1975) was ook burgemeester. Jhr. mr. C.H.J.I.M. van Nispen tot Sevenaer overleed te Velp op 78-jarige leeftijd. Bron: Wikipedia Carolus Henricus Josephus Ignatius Maria van Nispen tot Sevenaer |
|
Jkvr. Margaretha Maria Josephina Carolina Eusebia van Nispen tot Sevenaer trouwt in 1921 met Jhr. Lodewijk Ernst Egon Antonius Maria von Bönninghausen tot Herickhave (1893-1947). |
Nadat Jhr. Carolus Henricus Josephus Ignatius Maria van Nispen tot Sevenaer in 1972 overlijdt vererven de landerijen in Bunnik en Houten voor de helft aan hun zoon Jhr. Paulus Carolus Ignatius Gerardus Maria van Nispen tot Sevenaer. Na het overlijden van Margaretha (zus van Carolus) in 1973 vererven de landerijen van Bunnik en Houten zich naar hun kinderen. Voor 1/6 deel volmacht aan hun zoon Jhr. Paul Joseph Lodewijk Maria von Bönninghausen tot Herickhave, geboren 23 februari 1923 en dochter Jkvr. Cecilia Gisela Margaretha Louisa Maria, geboren 26 mei 1924. Zij is gehuwd met A.M. Kostense. |
Voor 1/96 volmacht deel krijgen ook de 8 kinderen von Bönninghauzen tot Herinckhave van Jhr. Paul Joseph hun aandeel in de landerijen. Het betreft 4 zonen en 4 dochters.
Boerderij De Klomp in Houten en Bunnik met een grote van 38 hectare, 27 are en 70 centiare met een waarde van 825.000 gulden. |
Boomgaard "De Nieuwe Burght", gelegen op het Fectio Vechten terrein met een grootte van 4 hectare en een waarde van 100.000 gulden. Op 24 december 1981 verkoopt Jhr. Paul van Nispen tot Sevenaer, wonende te Den Haag, boerderij De Klomp aan Johannes Reinier Klever voor 230.000 gulden. Tot op de dag van vandaag woont de familie Klever nog steeds op de boerderij. Op 16 februari 2009 wordt het Fectio Vechten terrein te Bunnik verkocht door Jhr. Paul van Nispen tot Sevenaer aan het Bureau Beheer Landbouwgronden te Utrecht. Op 27 januari 2015 werd het Fectio Vechten terrein tezamen met vele andere landerijen in Utrecht overgenomen door de Provincie Utrecht van het Bureau Beheer Landbouwgronden. Dit bureau werd opgeheven en maakte onderdeel uit van Staatsbosbeheer Utrecht en Zuid-Holland. |
Van de zestiende- tot de negentiende eeuw werd het Fectio Vechten terrein 'Op den Burcht, De Burg of Wiltenburg' genoemd naar de laatste Romeinse restanten van het oude Castellum. Het Castellum stond ruim 2000 duizend jaar geleden op deze plek langs de oude oever van de Rijn. |
Het Fectio Vechten terrein te Bunnik in november 2018. Foto's: Sander van Scherpenzeel. |
In 2016 is het vroegere Romeinse Castellum Fectio, dat in de grond al ruim 2000 jaar bewaard is gebleven, in het plaveisel van het oppervlak gereconstrueerd met beton en grindpaden door de provincie Utrecht. Paul van Nispen tot Sevenaer heeft zijn laatste stukje land, dat hij in bezit had in Bunnik en dat ooit bij het onroerend goed van het landgoed Nieuw Amelisweerd behoorde, op 31 december 2018 verkocht aan een particulier en zijn echtgenote. Ze wonen aan de Koningslaan 34 te Bunnik. |
Het betrof een braakliggend terrein tussen het fietspad langs de Koningslaan en de Rhijnspoorweg van Utrecht naar Arnhem, naast het betreffende huis aan de Koningslaan. Het stuk land Bunnik kadastraal D36 was in oktober 1979 nog 25.000 gulden waard. |
Utrecht Lunetten werd in 1839 nog Houten/Oud-Wulven/Maarschalkerweerd genoemd. Op deze tekening staat de nieuwe Rhijnspoorweg ingetekend, die een kleine 5 jaar later actief zou worden. Rechts van boerderij De Ketel het land van Jhr. Willem Bosch van Drakenstein van Nieuw Amelisweerd. Bron: Het Utrechts Archief 954, 1147. |
In 1966 verkoopt de familie Van Nispen tot Sevenaer en Bönninghausen tot Herinckhave het enige stuk land in Utrecht Lunetten aan de gemeente Utrecht. Zij zijn de nazaten van Jhr. Willem Bosch van Drakestein van Nieuw Amelisweerd. Bron: Het Utrechts Archief 1007-3, 13465. |
Herkomst naam Vechten en Vleuten
De naam van het castellum werd in de 7/8e eeuw vermeld in de Ravennatis Anonymi Cosmographia als Fictione tussen Matellionem (de Leidse wijk Roomburg) en Evitano (bij Wijk bij Duurstede). Op een in 1869 bij het castellum teruggevonden votiefsteen staat het in de inscriptie met de naam |
In verband met een ander naburig castellum met de naam Fletio (Vleuten), dat op de Peutinger kaart (Tabula Peutingeriana) staat vermeld, zijn lange tijd de namen (voor) Fectio en Fletio met elkaar geïdentificeerd. Wat meer duidelijkheid is er gekomen met de vondst in 1869 van de votiefsteen bij dit castellum, maar nog altijd is er enige discussie over. Volgens 'Het plaatsnamen boek, De herkomst en betekenis van Nederlandse plaatsnamen' geschreven door Gerald van Berkel en Kees Samplonius uit 1989, zijn de toponymische betekenissen voor de plaatsen Vechten en Vleuten als volgend: 1. Vechten - hangt samen met het Nederlands 'Stoeien, zich levendig bewegen'. Betekenis: plaats bij het zich levendig bewegende water? 2. Vleuten - stromen, vloed 'waterstroom'. Betekenis: plaats bij een (rivier)stroom of stijgende (rivier)stroom. |
Jhr. Hendrik Willem Bosch van Drakestein van Oud-Amelisweerd en de vondsten van Vechten
INVENTARIS van de collectie oudheden, gevonden te Vechten, aan de stad Utrecht gelegateerd door Jhr. H. W. Bosch van Drakestein van OUD-AMELISWEERD, vervaardigd door Dr. W. Pleyte en Th. M. Roest "De bodem van het naburige Vechten heeft sinds de herleving der letteren een onderwerp van nasporing uitgemaakt, omdat men van tijd tot tijd bij toevallige ontdekking of bij opzettelijk onderzoek er de overblijfselen vond van het verblijf der Romeinen. De verzameling van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap is aan een opzettelijk onderzoek te danken; |
die van het Rijk te Leiden is voor den dag gekomen bij den bouw van de nieuwe fortificatiewerken. De heer Bosch van Drakestein kwam van tijd tot tijd in het bezit van enkele voorwerpen, die hij aankocht van werklieden en die hij eerst bestemde voor het Museum te Leiden, later voor dat van de stad Utrecht. De verzameling, ofschoon klein, bevat twee zeer merkwaardige stukken en geeft een overzicht van hetgeen doorgaans in de Romeinsche nederzettingen in de provinciën buiten Italië wordt gevonden. |
Bron: Het Utrechts Archief, 811 Archief van de Gemeentelijke Archief- en Fotodienst te Utrech, 486 Catalogus van de collectie oudheden afkomstig uit Vechten, aan de stad gelegateerd door jhr. H.W. Bosch van Drakestein van Oud-Amelisweerd, samengesteld door W. Pleyte en Th. M. Roest, (1884). Gedrukt. Met twee exemplaren waarin de financiële waarde van de voorwerpen bijgeschreven is, 1889. |
Jhr. Hendrik Willem Bosch van Drakestein, Heer van Oud-Amelisweerd was de jongere broer van Jhr. Willem Bosch van Drakestein, Heer van Nieuw Amelisweerd. Hij bezat voor de aanleg van het Fort bij Vechten het oostelijk deel van het Fectio Vechten terrein waar het vroegere Romeinse Vicus (dorp) lag. Het terrein waarop nu Fort bij Vechten is gebouwd vanaf 1869. |
Plas Vechten (1938 - 1991)
Plas Vechten (figuur 1) is gelegen in de gemeente Bunnik onder de rook van Utrecht, ingesloten tussen Rijksweg 12 (Utrecht - Arnhem) en de spoorlijn Arnhem-Utrecht. Het water ìs ontstaan als gevolg van zandwinning in de jaren 1939 - 1941 t.b.v. de aanleg van Rijksweg 12. Het totale wateroppervlak bedraagt ongeveer 4,7 hectare. De lengte van het water is gemiddeld 420 meter. De breedte is gemiddeld 120 meter. De gemiddelde diepte van het water is 6 meter. De grootste diepte is ongeveer 12 meter. De bodem bestaat voornamelijk uit zand met veenrestanten. Vooral in de diepe delen van de plas bevindt zich op de De taludhelling is overal steil aflopend, hetgeen karakteristiek is voor de meeste zandwinningsputten. Het grootste deel van de plas is omzoomd met bomen. Het omringende land is weide. Behalve enkele drijfbladplanten en bovenwaterplanten in de oeverzone komt nagenoeg geen (water)plantengroei voor. Typisch voor Plas Vechten is zijn geïsoleerde ligging t.o.v. andere wateren, waardoor externe invloeden buitengesloten worden; toevoer van water vindt alleen plaats door kwel en regen. Eigenaar van het water en het visrecht is de Dienst der Domeinen. Deze heeft aan de Algemene Utrechtse Hengelaars Vereniging (A.U.H.V.) het volledig visrecht verhuurd. Hierdoor mogen uitsluitend de (circa 8000) leden van deze vereniging en houders van een dagvergunning het water bevissen. Beroepsvisserij vindt niet plaats op Plas Vechten. Het water is sinds 1961 bij de OVB geregistreerd als niet-openbaar viswater. Een deel van de grond waarin de plas is uitgegraven was van 1811 tot 1914 in het bezit van Paul (1811-1834), Willem (1834-1853) en Hendrik (1839-1914) Bosch van Drakestein. Van 1915 tot 1938 was de grond in het bezit van diverse heren Van Nispen tot Sevenaer tot ze deze aan de Staat der Nederlanden verkochten voor de aanleg van de Rijksweg A12 van Den Haag naar Arnhem tot de Duitse grens. Een ander deel van de Plas Vechten was tot 1938 in het bezit van familie Van de Vecht, die in een groot deel van de negentiende en twintigste eeuw vele gronden in Mereveld in eigendom hadden. |
In december 1939 verkocht Jhr. P.J.A.A.M. van Nispen tot Sevenaer aan de Staat der Nederlanden (Rijkswaterstaat) een deel van het Fectio Vechten terrein voor de aanleg van de rijksweg A12 van Den Haag naar Arnhem tot de Duitse grens. Paul van Nispen kreeg voor de grond, waarop ook de Plas Vechten uitgegraven zou worden f. 10.684,25,-, met een aftrek voor schadevergoeding voor pachter Van Oostveen van boerderij De Klomp van f. 400,75,-. Paul had aan inkomsten op de Vechten Fectio grond een bedrag verworven van f. 10.283,50,-. Bron: Het Gelders Archief, 3027, 934. |
Villa Groenewoude (toenmalig)
(1900-1978) aan de Mereveldseweg 1A
Villa Groenewoude, ooit gelegen in Utrecht aan de Mereveldseweg 1A, werd gebouwd in het jaar 1900 in opdracht van Jhr. Johannes Ludovicus Paulus Bosch van Drakestein (1865-1929). De villa was onderdeel van het landgoed Nieuw Amelisweerd. De villa was een ontwerp van de Schalkwijkse architect Wentink. De jonkheer liet de villa bouwen om er met zijn vrouw Jkvr. Lucie Adèle Cornélie Marie Serraris (1873-1952) te gaan wonen. In de jaren na de bouw van de villa kwamen hun 8 kinderen hier ter wereld. |
In de jaren die volgden, hadden de jonkheren en jonkvrouwen (Ghislaine of Ghislain) ieder hun bestemming in de maatschappij gevonden, totdat Johannes de villa ging verhuren. In een advertentie in de Wijksche Courant te Wijk bij Duurstede staat te lezen (februari 1924) dat Johannes voor 4 jaar een huurder zoekt voor zijn villa. Gegadigden konden zich bij notaris Van Heyst melden voor 20 februari 1924 des 12 uren in de middag. Dit was bedoeld om in aanmerking te komen om de villa te bewonen. |
In november 1963 verhuurd René de villa nog aan de heer en mevrouw Heijmans van den Bergh - Wories. Hier wordt hun dochter Laura Marecelle Heijmans van den Bergh geboren. Bron: Delpher.nl De Telegraaf 13-11-1963. |
Leden van de familie Heijmans van den Bergh in Utrecht hadden hoge functies binnen de Universiteit Utrecht en het Academisch ziekenhuis Utrecht. Het zal waarschijnlijk ook het laatste gezin zijn geweest, die de villa heeft bewoond onder het eigendom van familie Bosch. In 1964 koopt de gemeente Utrecht immers het landgoed Nieuw Amelisweerd van familie Bosch. |
In de jaren die volgen, zoekt de gemeente Utrecht nog naar nieuwe huurders voor de villa. Bedrijven en instanties worden aangeschreven, maar weinig personen hebben nog interesse in de villa. Totdat de villa in 1978 onder de slopershamer komt vanwege de aanleg van de rijksweg A27 langs het landgoed |
Na ruim 78 jaar kwam er een einde aan het tijdperk van villa Groenewoude. De naam Groenewoude is een oudere benaming voor Nieuw Amelisweerd. |
Het perceel waar de villa ooit op stond was in 1832 van een zekere J.W. van Cleef, een vermogend man, die in Utrecht woonde en zeer veel onroerend goed in Maarschalkerweerd in eigendom had. In de loop van de negentiende eeuw was het perceel onder andere in eigendom van de familie Rappard en vervolgens kocht Jhr. Henricus Bosch (vader van Johannes) het perceel grond ten oosten van de Mereveldseweg aan in 1885. Ruim 15 jaar later zou Johannes de villa erop laten bouwen. |
Bewoners Huize Groenewoude in 1921 Mereveldseweg O73, O76 na 1930 Mereveldseweg O102: 1. 1900 t/m 1924 Jhr. J.L.P. Bosch van Drakestein 2. 1924 - 1928 J.G.P Pals 2a. 27-09-1924 - 23-03-1931 Adriaan Cense 3. 1928 - 1930 J.L.M. Wijers 4. 1930 - ... A. Ceuse 5. ... - ... C. Fossen 6. ... - ... C.P. Labougere, 7. 1953 - ... Onbewoond, 8. 1954 - ... Bewoond, 9. 1963 - ... Fam. Heijmans van den Bergh - Wories |
Bron: Regionaal Archief Zuid-Utrecht (RAZU), Wijk bij Duurstede. Toegang 109 |
Land van Koning Lodewijk Napoleon aan de Oud Wulfseweg
Vele duizenden forensen, fieters, wandelaars en automobilisten komen er dagelijk langs op weg naar werk of school. Ze gaan over de Oud Wulfseweg richting Utrecht. Op zich een doodgewoon stuk polderland in de polder Vechter- en Oud Wulverbroek. Maar de drie percelen ten oosten van deze weg en naast de Oud Wulfsewetering herbergt een koninklijke historie. Sinds eind zeventiende eeuw (1680) tot 1883 behoorde de drie polder kavels bij het landgoed (Oud-)Amelisweerd. |
Al vanaf 1680 waren deze percelen het eigendom van de familie Utenhove van Amelisweerd. Na diverse andere eigenaren te hebben gehad via Van Efferen, Henri Maximilien de St. Simon, markies de Sandricourt komen de drie percelen in 1808 in het eigendom van Koning Lodewijk Napoleon. Nadat hij Nieuw- en Oud Amelisweerd verkoopt in 1810 aan Jan Pieter Wickevoort Crommlin komt het land vanaf augustus 1811 in eigendom van Jhr. Paulus Wilhelmus Bosch van Drakestein. |
Na zijn overlijden op 17 april 1834 vererft zijn zoon Jhr. Hendrik Willem Bosch van Drakestein landgoed Oud-Amelisweerd, waarna hij vele jaren de eigenaar is van de landerijen aan de Oud Wulfseweg. Midden twintigste eeuw is het land nog van de familie Van Nispen tot Sevenaer. Dezelfde die ook het Fectio Vechten terrein en boerderij De Klomp in eigendom hadden. Eind jaren tachtig van de twintigste eeuw is het land nog eigendom van de Utrechtse Verzekeringsmaatschappij AMEV, die het verpachten aan boeren in de omgeving. Bronnen: Ad van Ooststroom HISGIS Utrecht en Kadaster (1832-1987) |
Verscheen meneer mr. Hans Ronald Doorduyn, kadidaat-notaris, wonende te Amsterdam verklaring handelende als lasthebber (1) HoogWelgeboren Heer jhr. Meester Paulus Carolus Ignatius Gerardus Maria van Nispen tot Sevenaer, Comparant ter ene zijde, en de heer Robertus Petrus Reusch, notarisklerk, wonende te Nieuwegein, handelende als lasthebber de heer (2) Drs. Frederik van der Haar, directeur, wonende te Ermelo. Handelende in zijn hoedanigheid van directeur van de te Utrecht gevestigde naamloze vernootschap 'N.V. Levensverzekering Maatschappij "Utrecht". Waarbij partij 1 aan partij 2 drie percelen land aan de Oud Wulfseweg verkocht. Later zijn de percelen in eigensom gekomen van de Utrechtse AMEV. Eerder behoorde de percelen bij het vastgoed van landgoed Nieuw-Amelisweerd en voor 1883 bij het landgoed Oud-Amelisweerd. Bron: Kadaster (NL). |
Verscheen meneer mr. Hans Ronald Doorduyn, kadidaat-notaris, wonende te Amsterdam verklaring handelende als lasthebber (1) HoogWelgeboren Heer jhr. Meester Paulus Carolus Ignatius Gerardus Maria van Nispen tot Sevenaer, Comparant ter ene zijde, en de heer Robertus Petrus Reusch, notarisklerk, wonende te Nieuwegein, handelende als lasthebber de heer (2) Drs. Frederik van der Haar, directeur, wonende te Ermelo. Handelende in zijn hoedanigheid van directeur van de te Utrecht gevestigde naamloze vernootschap 'N.V. Levensverzekering Maatschappij "Utrecht". Waarbij partij 1 aan partij 2 drie percelen land aan de Oud Wulfseweg verkocht. Later zijn de percelen in eigensom gekomen van de Utrechtse AMEV. Eerder behoorde de percelen bij het vastgoed van landgoed Nieuw-Amelisweerd en voor 1883 bij het landgoed Oud-Amelisweerd. Bron: Kadaster (NL). |
Levende of uitgestorven takken Bosch van Drakestein
1. De hoofdtak Bosch van Drakestein, wonend in gemeente Baarn bij het dorp Lage Vuursche is nog altijd levend. Twee leden van familie Bosch die hier actief zijn en opgeroeid. Jhr. Paul Bosch van Drakestein en zijn zus Jkvr. Angelique Bosch van Drakestein. Tevens is er nog een derde persoon in deze tak Jkvr. Veronica Bosch van Drakesteine n nog een Bosch tak wonend in Verenigde Staten van Amerika. |
Zij zijn de nazaten van de een-na jongste zoon van Paulus en Henriette Jhr. Frederik Lodewijk Herbert Jan Bosch van Drakestein (1799-1866). Op lange termijn zal De Vuursche tak ophouden te bestaan omdat de jongste generatie eindigd met twee jonkvrouwen. |
2. De tweede nog levende tak en tevens de grootste van Nederland is de Bosch van Drakestein van Nieuw Amelisweerd tak. Bij de verkoop van het landgoed Nieuw Amelisweerd in 1964 waren de ruim 8 broers en zussen Bosch van Drakestein (Ghislaine) in leven. De Ghislaines, echtgenoot of echtgenote zijn in de periode vanaf 1964 tot de laats familieleden in 2003, 2004 en 2020 overleden. Zij die als levend familielid betrokken waren bij het bezit van het landgoed Nieuw Amelisweerd. Diverse kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van deze tak zijn woonachtig in vooral de provincies Utrecht, Noord-Brabant, Zuid-Holland, Noord-Holland en Gelderland. Van de 8 broers en zussen zijn de meeste kinderen nog in leven. De meeste jonkheren en jonkvrouwen zijn al ver in de zestig- of zeventige jarige leeftijd zijn. Deze grootste tak Bosch is afkomstig van de oudste zoon van Paulus en Henriette, Jhr. Willem Bosch van Drakestein (1798-1853). |
Plaatsen in Nederland waar nog nazaten van de Nieuw Amelisweerd takken wonen: Den Haag en Alphen aan de Rijn (Prov. Zuid-Holland), Bussum en Amsterdam (Prov. Noord-Holland), Amersfoort en Leersum (Prov. Utrecht), Erichem (Prov. Gelderland) en Dongen (Prov. Noord-Brabant). |
3. De derde beschreven tak Bosch van Drakestein is de tak Bosch van Drakestein van Oud-Amelisweerd of Bosch van Oud-Amelisweerd. In een bepaald opzicht is deze tak maar liefst twee keer uitgestorven in 1883 en 1988. Toen de zoon van Paulus en Hendriette Jhr. Hendrik Willem Bosch van Drakestein (1805-1883), Heer van Oud-Amelisweerd, kinderloos stierf in 1883. Ging het landgoed over naar zijn zus Jkvr. Elisabeth Bosch van Drakestein die getrouwd was met haar neef Jan Willem Hendrik Bosch. |
Zoon Wilhelmus Johannes Marie Bosch (van Oud-Amelisweerd) krijgt na het overlijden van zijn moeder het landgoed in eigendom. In de jaren negentig van de negentiende eeuw gaat hij zich Bosch van Oud-Amelisweerd noemen. Hij laat zich in 1893 door Koningin Willem III in de adelstand verheffen tot jonkheer en jonkvrouw. En ook diens nakomende generaties die het predicaat mochten voeren. 4. De vierde beschreven Bosch van Drakestein tak is de Jhr. Carel Theodoor Jan Bosch van Drakestein (1807-1860) tak. Hij was Heer van Sterrenberg en alle andere landerijen in de omgeving van Zeist en Soest (Prov. Utrecht), en Heer van de ambachtsheerlijkheid Reijerscop-Creuningen, gelegen ten zuidwesten van Utrecht stad. Hij trouwd voor de eerste keer met Barbara Annetta Cornelia Christina Octavia Volkhemer. (1820-1842) Zij overlijd veel te vroeg. Zij krijgen een zoon Jhr. Maximiliaan Elise Charles Bosch van Drakestein (1847-1870) ook hij overlijd op te jonge leeftijd. Waarop de tak Bosch van Drakestein, Sterrenberg en Reijerscop-Creuningen al omstreeks 1870 is uitgestorven. |
5. Een vijfde beschreven Bosch van Drakestein tak is de Jhr. Johannes Gerardus Bosch van Drakestein (1811-1883) tak. Hij was eigenaar van boerderij Bruxvoort te Bennekom en diverse andere landerijen in de omgeving van Ede en Wageningen. Vader Paul kocht de diverse landerijen en boerderijen tussen 1798 en 1819 Johannes huwde met Caroline Wilhelmine Marianne van Hogendorp (1815-1872). Het echtpaar krijgt een zoon en dochter. 6. Een zesde beschreven Bosch van Drakestein tak is de Jhr. Gerard Willem Bosch van Drakestein (1813-1862) tak. In tegenstelling tot zijn vader Paulus die diverse landgoederen in het begin van de negentiende eeuw aankocht voor zijn zonen. Kocht Gerard Willem Bosch zelf een landgoed in 1841. Uit dit huwelijk komen 6 zonen en 3 dochters voort. Gerard Willem huwde voor een tweede keer in 1861 met Gertruda Theresia von Bönninghausen tot Herinkhave (1829-1908) uit dit huwelijk komt in 1862 nog een zoon. Van de Landgoed Heeckeren tak kunnen nog diverse nazaten Bosch van Drakestein in leven zijn. Bekend is wel dat tot de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw diverse leden Bosch in het oosten van Nederland en Belgie woonchtig waren. Na uitvoerig onderzoek op internet is de stichting niet bekend of er heden nog familileden Bosch van Drakestein zijn die hun naam dragen en die afkomstig zijn van de Heeckeren tak. 7. De oudste dochter van Paulus en Henriette, Jkvr. Henriette Bosch van Drakestein (1801-1878) huwde in 1820 met Charles Antoine baron de Bieberstein Rogalla Zawadsky (1796-1880). Uit dit huwelijk komen 3 zonen en één dochter voort. De familielijn Bieberstein Rogalla Zawadsky afkomstig van Jkvr. Henriette Bosch van Drakestein, sterft in mannelijk lijn in de eerste helft van de twintigste eeuw uit. 8. De een-na-jongste dochter van Paulus en Henriëtte, Jkvr. Pauline Bosch van Drakestein (1803-1838) huwde in 1821 met Herman van Sonsbeeck (1796-1865). Uit dit huwelijk komen 2 zonen en 5 dochters voort. Pauline overlijd op veel te jonge leeftijd, zij wordt maar 34 jaar oud. Uit dit huwelijk komt een zoon en een dochter voort. Vermoedelijk beschouwde Paulus Bosch zijn neef als zevende zoon. Ook krijg Jan Willem Hendrik Bosch boerderij Schoneveld in Houten in eigendom in 1823 na het overlijden van zijn oma Cornelia van Bijleveld. Zij had op haar beurt de boerderij in 1812 verkregen van haar zoon Paulus die deze aangekocht bij een destijdse veiling, afkomstig van familie Van Hangest d'Yvoy. De zoon van Elisabeth en Jan Willem Hendrik Bosch zet zoals omschreven in punt 3 de Bosch van Drakestein lijn voort onder de naam Bosch van Oud-Amelisweerd. De menselijk levende lijn bestaat heden nog via de vrouwelijk lijn via Jkvr. Maria Therese Bosch van Oud-Amelisweerd. Maria is de achterkleindochter van de zoon van Elisabeth en Jan Willem Hendrik Bosch. Maria overlijd in 1968. Zij was gehuwd met Jhr. Felix Michiels van Kessenich, het echtpaar scheid in 1946. Via de vrouwelijk en dan weer mannelijk lijn Michiels van Kessenich zijn er nog nazaten van deze Bosch van Oud-Amelisweerd tak. |