Door Leo Wevers, Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Matrijs, 1995. Aangevuld met diverse afbeeldingen en foto's door SHH uit diverse bronnen. |
De ridderhofstad Heemstede was gelegen in het westelijk deel van Jutphaas, nabij de grens tussen de gemeenten Houten en Nieuwegein. Heemstede lag op een hoger gelegen stroomrug en dateerde waarschijnlijk uit de tweede helft van de 14de eeuw. In de loop van de 17de eeuw verviel het huis steeds meer. Het werd waarschijnlijk in de loop van de tweede helft van de 17de eeuw gesloopt. |
Geschiedenis
Het gebied rond Jutphaas was in de vroege middeleeuwen een landschap van hoger gelegen stroomruggen en lager gelegen kleikommen. Juist op deze stroomruggen ontstonden de eerste nederzettingen, van waaruit later, gedurende de 10de tot 13de eeuw, de achterliggende komgronden ontgonnen werden. |
Het is mogelijk dat op de stroomrug van Heemstede, mede gezien de ligging en de naam, al vóór de latere grootschalige ontginningen bewoning is geweest. De ligging van Heemstede ten opzichte van de latere ontginningen is zeer markant, daar het juist aan de grens van twee verschillende ontginningen ligt. Het is opmerkelijk dat de oudste bewoningsplaats van Heemstede precies in dit gebied aan de westzijde van de dijk was gesitueerd. Volgens Dekker kan dit worden verklaard doordat de dijk niet de oorspronkelijke westelijke afsluiting van de Heemsteedse ontginning vormt, maar later gelegd was als oostelijke afsluiting van de aangrenzende ontginningseenheid van Jutphaas, door de bestaande Heemsteedse verkaveling heen. Om de grootscheepse ontginning van Jutphaas recht te kunnen beëindigen had men een gedeelte van Heemstede meegenomen in de perceelsuitzetting en herverkaveld. Hierbij bleef men het deel van het oude Heemstede, dat in Jutphaas was komen te liggen, ook Heemstede noemen. |
Pas vanaf 1645, na de bouw van het nieuwe huis aan de oostzijde van de Heemstederdijk, wordt - ter onderscheiding hiervan - het middeleeuwse kasteel en ridderhofstad als ‘Oude Heemstede’ aangegeven, zoals op de kaart van De Roij van de provincie Utrecht uit 1696. Pas in het begin van de 14de eeuw vinden wij de eerste schriftelijke gegevens over de kavel, waarop later de ridderhofstad blijkt te staan. In 1339 verkocht Sander van Heemstede aan zijn broer Borre van Heemstede en zijn zwager Hak van Schelluinen al het goed dat zijn broer Nicolaas in leen hield van de heer van Vianen. Uit een latere belening uit de 14de eeuw is bekend dat hiermee een hoeve land (ca. 15 ha) in Jutphaas werd bedoeld. Onder de getuigen komen twee zonen van Borre voor: Elias en Dirk. Reeds vroeger, in 1323 werd melding gemaakt van een Everard van Heemstede, ridder. Vermoed wordt dat deze Everard een telg was uit het oude Utrechtse geslacht Van Wulven en zich later Van Heemstede is gaan noemen. In 1358 droeg Zweder van Schelluinen de bovengenoemde hoeve land in Jutphaas over aan Borre van Heemstede, mogelijk een kleinzoon van de voorgaande Borre. |
Hij werd in 1381 door de bisschop van Utrecht beleend met een hoeve land in Heemstede onder Houten, waarop in de 17de eeuw de buitenplaats Heemstede zou worden aangelegd. Zijn zoon, Everard van Heemstede, die leenplichtig was aan de heerlijkheid Vianen, had drie kinderen, Borre, Hildegonda en Sander. Bij zijn dood in 1392 erfde de oudste zoon, Borre, het goed. Op 1 juni van dat jaar werd hij nog beleend met een hoeve land zonder meer. Twaalf jaar later wordt het kasteel Heemstede voor het eerst expliciet genoemd. Op 22 februari 1404 werd de nicht van Borre, Elsabe Mouwer, echtgenote van Godschalk van Winssen, door de heer van Vianen beleend met een hoeve land ‘mit husinge ende hofstede geheiten die Heemstede’. Dekker meent hieruit te kunnen opmaken dat de ridderhofstad tussen 1392 en 1404 werd gebouwd. |
In 1439 was Elsabe overleden en werd Godschalk van Winssen beleend met kasteel Heemstede. Deze familie Van Winssen was een zeer aanzienlijke Utrechtse familie, waarvan leden gedurende de 15de en 16de eeuw vrijwel ononderbroken de ambten van schepen en burgemeester van Utrecht uitoefenden. Door deze functies zullen de Van Winssens meestal in hun stadshuis in de tegenwoordige Herenstraat in Utrecht hebben gewoond. In 1524 werd Godschalk van Winssen eigenaar. In 1536 werd Heemstede als ridderhofstad erkend. Volgens Lisman was Willem II van Winssen, die vanaf 1557 met de ridderhofstad beleend werd, één van de weinige personen die het afgelegen huis min of meer permanent bewoonde. |
Wellicht hield dit verband met de woelige tijd van de hervorming, waardoor een verblijf op het platteland voor de rooms-katholiek gebleven Van Winssens, maar ook voor de De Waells van Vronestein, aantrekkelijker was. Willem II van Winssen overleed kinderloos in 1614 en had zijn neef Adriaen van Winssen tot erfgenaam benoemd. Diens dochter Maria van Winssen verkreeg na het overlijden van haar oudste broer in 1640 Heemstede. Samen met haar man Hendrik Pieck bouwde zij in 1645 aan de overzijde van de Heemsteedsedijk het kasteelachtige landhuis Heemstede II. Na haar kinderloos overlijden in 1669 kwam het aan Gerard de Waell van Vronestein. Het zou tot op heden bij het landgoed Heemstede in Houten blijven behoren. Op het ogenblik is het terrein in gezamelijk bezit van twee zusters, Bridget Smits van Oyen-Heijmeijer van Heemstede en Dorethea Beynes-Heijmeijer van Heemstede. |
Bouwgeschiedenis
Over het uiterlijk van de ridderhofstad is weinig bekend. De enige betrouwbare topografische afbeelding van het kasteel is de tekening van Roelant Roghman. Deze laat de situatie van het toen reeds tot ruïne vervallen kasteel en zijn omgeving omstreeks 1647 zien. Het betreft een rechthoekige woontoren die drie verdiepingen telde. |
De tekening van Roghman laat enkele onregelmatigheden in de gevels zien, die erop zouden kunnen wijzen dat het kasteel mogelijk in twee of meer bouwfasen tot stand was gekomen. De door de zon beschenen gevel laat zich onderverdelen in een rechterdeel, bestaande uit een min of meer zelfstandig bouwblok met een regelmatige verdeling van vier vensters met kloosterkozijnen, en een kleiner linkerdeel met de ingang, dat mogelijk een trappehuis bevatte. |
Roghman tekende halverwege in de schaduwzijde van het gebouw ook nog een verticale lijn, mogelijk een bouwnaad. Hierdoor wordt de indruk gewekt dat het rechter gedeelte op de voorgrond een kleine woontoren (ca. 7x7m) was, die later aan twee zijden werd vergroot tot een bouwblok van ca. 12 x 12 m. De tekening toont verder nog de kleine terreinverhoging ter plaatse van het gebouw. Sporen van eventuele bijgebouwen zijn echter niet te onderscheiden. |
De ruïne verdween in de loop van de tweede helft van de 17de eeuw. Ter plaatse vindt men nu een boomgaard. Vermoedelijk bevinden zich in het perceel nog de resten van de ondering. Omstreeks i960 werden bij een archeologische verkenning enkele bakstenen aangetroffen, die ogenschijnlijk deel uitmaakten van deze fundering15. Het formaat van de gevonden baksteen, 29/30 x 16 x 8 cm, ondersteunt de datering van de woontoren in de 14de eeuw. |
Gezien de ruïneuze toestand van het gebouw ten tijde van Roghman (1646/1647), mogen we aannemen dat het kasteel na het overlijden van Willem II van Winssen in 1614 niet langer meer werd bewoond. Aangezien het in 1696 nog als het Oude Heemstede op de kaart van De Roy werd aangegeven, zal de ruïne op dat moment nog niet geheel zijn verdwenen. |
Gronden behorend bij kasteel Heemstede anno 2019
Gronden (groen) anno 21 september 2019 in het bezit op en rondom kasteel Heemstede van vastgoedbedrijf Lisman en Lisman B.V. Gemeente Houten, Sectie E, 3978, 3979, 3980, 3981, 3037, 3038, 3039, 3040, 170, 171, 172, 173, 174, 177, 401, 402 en 407. Kasteel Heemstede is in het bezit gekomen van Lisman en Lisman B.V. op 26 augustus 2016 ten overstaan van notaris Gerrit Herman Beens te Amersfoort de waarde van de koop van kasteel Heemstede bedroeg 5,2 miljoen euro. Bron: Kadaster Nederland, Hypo4 68907 44. In oktober 2018 kocht Lisman en Lisman B.V. ook de naastgelegen boerderij naast kasteel Heemstede, Heemsteedseweg 28 (Houten Sectie E, 558) van familie Heijmeijer (J.K. Heijmijer van Heemstede). |
Gronden (roze) anno 21-09-2019 in het bezit van Mevr. Dorothea Jennifer Kathrine Beynes- Heijmeijer van Heemstede. Gelegen tussen Kasteel Heemstede en rijkssnelweg A27 en de Nieuwegeinse Golfclub ten zuiden er gelegen van. Gemeente Houten, Sectie E, 152, 153, 157, 158, 160, 392, 394, 395 en 588 (tezamen in het bezit met haar zus Mevr. Bridget Ann Helen Heijmeijer van Heemstede). Bron: Kadaster Nederland Objectlijst rechthebbende. Begin 2019 werden de laatste gronden van Mevr. Dorothea Jennifer Kathrine Beynes- Heijmeijer van Heemstede aangeboden op Funda-Bussines in met een grond oppervlakte van 18 hectare, 56 are en 5 centiare. Er kunnen aan deze bovenstaande gegevens geen rechten worden ontleend. SHH heeft deze via het Kadaster Nederland verkregen. |
Per donderdag 15 december 2023 werd de kadastrale verkoop van de tuin (roze in de kaart) geregeld tussen de familie Heijmeijer van Heemstede, met PR PEKELHARING BEHEER B.V. uit Amsterdam die voor de ene helft de eigenaar wordt, tezamen met LAND VAN ONS COÖPERATIE U.A. uit Warnsveld. De verkoop van de tuin van Heemstede bedraagt € 1.856.060, Bron: Kadaster - Eigendomsinformatie. |
De Oude Ridderhofstad Heemstede in Jutphaas
Door Leo Wevers, Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Matrijs, 1995. Aangevuld met diverse afbeeldingen en foto's door SHH uit diverse bronnen. |
Het 17de-eeuwse huis Heemstede is gelegen aan de Heemstederdijk in de gemeente Houten. Dít Hollands-dassicistische huis is gerelateerd aan twee verschillende middeleeuwse voorgangers. Het merendeel van de eigenaren van de nieuwe Heemstede hadden ook nog de kavel van de Oude Heemstede in hun bezit. Daarnaast werd het nieuwe huis gebouwd op het grondgebied, waarop reeds in de 14de eeuw een ‘steenhuse’ moet hebben gestaan. |
Geschiedenis
Het gebied ten oosten van de Heemstederdijk, met de oude Heemsteedse ontginning, heeft een bijzondere ontwikkeling geleend. In dit gebied waren verschillende gerechten gelegen, |
Waarschijnlijk na het overlijden van Frederik van Drakenburg, die in de bronnen genoemd wordt tussen 1246 en 1263, is het oorspronkelijke leen in vieren gedeeld tussen zijn dochter en drie zonen. In 1347 blijkt op het derde perceel een ‘steenhuse’ te staan, waaronder we in deze tijd een versterkt huis of misschien een woontoren mogen verstaan. Er is over dit huis helaas niets bekend. |
Later zou op dezelfde plaats het 17de-eeuwse huis Heemstede worden gebouwd. In |
Het is de vraag wat Adriaen van Winssen, die vanaf 1615 zowel over zijn eigen ‘steenhuse’ als over de van zijn oom Willem II van Winssen geërfde ridderhofstad kon beschikken, met zijn nieuwe gerecht, de ambachtsheerlijkheid Heemstede beoogde. Het is niet uitgesloten dat hij, in 1612 gehuwd met Christina van Schoordyck van Rynauwen, het plan had om zich met zijn gezin op de nieuwe heerlijkheid te vestigen. |
Mogelijk had hij toen al bouwplannen voor een nieuw huis, ter vervanging van het ouderwetse en inmiddels al ruïneuze kasteel, maar vooralsnog zijn hiervoor geen aanwijzingen. Het zou nog tot 1645 duren voordat daadwerkelijk een nieuw huis tot stand kwam. Maria Agnes van Winssen, dochter van Adriaen van Winssen, hertrouwde in 1640 met een telg uit het bekende riddermatige geslacht Pieck, afkomstig uit Beesd. Toen Maria kort daarna alle bezittingen van haar broer Willem erfde, waren voldoende middelen voor de bouw van het nieuwe Hollands-classicistische huis - een halve kilometer oostelijk van de oude ruïne - aanwezig. |
Hiertoe besloot het echtpaar redelijk snel, daar in 1645 de bouw in volle gang was. Hun besluit kan waarschijnlijk niet los worden gezien van de omstandigheid dat de oude ridderhofstad,die waarschijnlijk sinds het overlijden van Willem II van Winssen in 1614 niet meer werd bewoond, inmiddels tot een ruïne was vervallen. Later, in 1655, verkreeg het echtpaar door vererving nog het stadshuis van de familie De Waell van Vronesteyn op de Plompetorengracht te Utrecht, dat door hen twee jaar later zou worden verbouwd. |
Hendrick Pieck overleed in 1662. Na de dood van Maria in 1668 ontstond strijd over haar leengoederen. Uiteindelijk werd haar neef Gerard de Waell van Vronesteyn op 16 augustus 1669 beleend met de ridderhofstad Heemstede en de ambachtsheerlijkheid met het nieuwe huis. Reeds elf jaar later verwisselde het huis van eigenaar. Op 4 mei 1680 - de dag waarop hij heer van Heemstede was geworden - droeg J.L. graaf van der Nath Heemstede direct aan Diderick van Velthuysen over. |
Kort daarop, op 14 juni 1680, werd Van Velthuysen bovendien met de ambachtsheerlijkheid beleend. Diderick was het enige kind uit het tweede huwelijk van Frederick van Velthuysen met Johanna van der Straten. Op 7 juli 1678 trad hij te Maarssen in het huwelijk met Alida de Graeff (1651-1738). Deze Alida de Graeff was ook afkomstig uit een zeer aanzienlijke familie. Zij was de dochter van de Amsterdamse burgemeester mr. Andries de Graeff en Elisabeth Bicker van Swieten. Door dit huwelijk nam de status van Van Velthuysen in aanzien toe. |
Diderick van Velthuysen heeft in de periode 1680-1700 het huis, de interieurs en de tuinen volledig gemoderniseerd en uitgebreid, zodat één van Nederlands fraaiste buitenplaatsen ontstond. Na zijn overlijden, op 20 juli 1716, was de glorietijd van Heemstede grotendeels voorbij. De latere eigenaars en bewoners brachten relatief weinig veranderingen meer aan en de tuinen werden sterk vereenvoudigd. Omstreeks 1720 kwam het huis met de ambachtsheerlijkheid en de ridderhofstad in het bezit van mr. Cornells Quint. Deze neef van Van Velthuysen had geen belangstelling voor deze bezittingen van zijn oom en droeg ze binnen enkele dagen over aan Antonij Torck. |
Torck zal weinig oog - en waarschijnlijk ook geen geld - voor Van Velthuysens schepping hebben gehad en heeft diverse tuinonderdelen verwijderd en verkocht. |
Reeds in 1723 werd het landgoed overgedragen aan Esaye Gillot. Deze hugenoot was gehuwd met Madelaine Desormeaux, een Waalse predikantsdochter afkomstig uit Haarlem. Esaye Gillot |
De heerlijkheid bleef gedurende drie generaties in handen van deze familie tot 1793, toen het huis werd verkocht. Jan Hendrik Mosch, de nieuwe eigenaar, vestigde zich met zijn echtgenote Catharina Rençon en hun twee kinderen Jan Hendrik en Sophia in mei 1793 op Heemstede. De heerlijkheid bleef nog tot 1837 in het bezit van deze familie, waarna ze werd geveild. |
Gedurende de 19de en het begin van de 20ste eeuw was de ambachtsheerlijkheid in het bezit van de familie Van den Berch van Heemstede. Deze familie verbleef echter zelden op Heemstede en het huis werd dan ook in de periode 1837-1919 verhuurd aan de families Royaards, Waller, Plate en Van Rappard. |
Na het overlijden van jhr. mr. Laurens van den Berch van Heemstede (4 mei 1918) zou het landgoed wederom in het openbaar worden verkocht op 21 juni 1919, maar reeds één maand eerder werd Lambertus Josephus Heijmeijer op 28 mei onderhands koper. Door de vervroegde verkoop van Heemstede werd de geplande veiling afgelast. Hierdoor kon worden voorkomen dat huis en interieurs eventueel afzonderlijk zouden worden verkocht, hetgeen een enorme verarming voor het buitenhuis zou hebben betekend. |
De familie Heijmeijer had het huis gekocht als buitenverblijf om het drukke Amsterdamse stadsleven te ontvluchten. De Heijmeijers bleven Heemstede als zomerverblijf gebruiken tot in |
Uiteindelijk slaagden de erven Heijmeijer van Heemstede erin om het huis op 17 januari 1973 te verkopen aan de stichtingen Medische Bibliotheek te Amsterdam en Medical Library Foundation te Zürich. Zij kochten het huis met ruim 5 ha tuin, met de bedoeling het als bibliotheek- en conferentiecentrum te gaan gebruiken. De overige grond bleef in bezit van de familie Heijmeijer. Ondanks alle plannen is er nooit een conferentieoord gekomen, en het gerestaureerde huis kwam weer leeg te staan. |
Op zaterdag 10 januari 1987 brandde het huis voor een belangrijk deel af. De Stichting Medische Bibliotheek verkocht het huis met 5 ha grond op 26 november 1987 aan de projectontwikkelaar Imanagement bv, die het later weer onderbracht bij een dochtermaatschappij, De Heemstede Projecten bv te Nieuwegein. Onder leiding van architectenbureau Van Hoogevest werd gewerkt aan een plan, dat voorzog in herstel van het exterieur van het huis enerzijds en sloop van de bouwhuizen en interieurs anderzijds, ten behoeve van een congrescentrum met hotelaccommodatie. In het jaar 2002 werd het kasteel in volledig uiterlijk hersteld zoals het was voor de brand was. Hierna nam vastgoed investeerder Phanos er zijn intrek in als hoofdkantoor. Op 29 mei mei 2012 ging Phanos failliet. Mede door de financiële crisis die erin in Europa gaan de was. In de jaren erop kwam het kasteel leeg te staan. Op de kelder na die werd gebruikt als sterrenrestaurant. |
In de zomer van 2017 kochten vastgoedinvesteerders Anthony en broer Jos Lisman Van Lisman en Lisman uit Zeist het kasteel. Om ze vervolgens met de bijbehorende oranjeries te verhuren aan bedrijven die graag in een luxe kantoorstulpje gehuisvest willen zijn. Anthony Lisman kende het kasteel en de vroegere huurders en eignaren al lang, vele decennia. Zijn vader die het kasteel in 1972 wilde verwerven. Moest die kans in die tijd voorzig voorbij laten gaan. In de zomer van 2020 overleed Anthony Lisman. Hij zorgde er wel voor dat het kasteel en de tuinen met bijgebouwen in een beheerdersstichting werd ondergebracht. Met als doelstelling het behouden en uitbreiden van het vast- en onroerend goed, ook voor toekomstige generaties. |
Van het in 1347 genoemde ‘steenhuse’ zijn vrijwel geen bouwkundige gegevens bekend. Het gebouw, mogelijk een woontoren, kan uit de 14de eeuw dateren. Het is niet duidelijk wanneer Wel staat vast dat er geen middeleeuws muurwerk in het huidige gebouw aanwezig is. Het huidige huis Heemstede werd in opdracht van Maria van Winssen en Hendrick Pieck omstreeks 1645 in Hollands-classicistische stijl gebouwd. Het huis bezit een vrijwel vierkante plattegrond |
De bijna vierkante, centraliserende plattegrond met de vier gelijkvormige hoekvertrekken en een achthoek doen een centrale ruimte vermoeden. Er is echter voor een driebeukige plattegrond |
De huidige vensteropeningen en dagkanten komen vrijwel exact overeen met die van vroeger, uit 1645. Alleen de kelderverdieping en de hoektorens op de hoger gelegen zolderverdiepingen bezitten nog originele kozijnen, terwijl de kruiskozijnen van de hoofdverdiepingen later zijn vervangen door schuifvensters. De niet geheel vierkante plattegrond laat geen gelijke gevelbehandeling toe, zodat de voor- en achtergevel door drie vensters worden opgedeeld en de zijgevels door twee. |
De voorgevel onderscheidt zich van de andere gevels door de aanwezigheid van de hoofdingang met de daarboven gelegen erker. De aan de bovenzijde halfronde eiken deur is gevat in een zandstenen omlijsting, bestaande uit een kroonlijst, gedragen door twee Toscaanse halfzuilen. In het fries is in Romeinse cijfers het bouwjaar aangebracht: MDCXLV. Boven de entree bevinden zich twee consoles, waarop via een korfboog de erker rust. Op de zandstenen consoles treft men de wapens van de bouwheer en -vrouwe van Heemstede aan; links het wapen van Hendrick |
De daken waren met leien in Rijndekking afgewerkt. De hoektorens werden afgedekt door eenvoudige zeshoekige torenspitsen met aankapping. De dakvlakken onder het verhoogde middendeel waren elk door een dakkapel in het midden onderbroken. Het gebouw werd aan de bovenzijde beëindigd door een fraaie stervormige schoorsteen. Op de zandstenen kroonlijst stond |
Bron: Heemstede, A.J.A.M. Lisman, 1973
Lijst van eigenaren van de ambachtsheerlijkheid Heemstede
Bron: Heemstede, A.J.A.M Lisman, 1973
De bouwconstructie van het huis laat twee overspanningsrichtingen zien: de overspanning tussen de bouwmuren van de driebeukige plattegrond en één hier haaks op. Op de kelderverdieping met ribloze kruisgewelven en moerbalken met troggewelfjes en op de eerste verdieping werden de ruimten telkens tussen de bouwmuren overspannen, terwijl op de begane grond juist over de lengterichting der vertrekken moerbalken werden aangebracht. Dit laatste werd wellicht bewust gedaan om alle gevels gelijkmatig te belasten, en mogelijk tevens vanwege de optische werking in de representatieve ruimten. Van het oorspronkelijke interieur zijn de kelders en de hal - met een indeling met getoogde nissen - nog bewaard gebleven, terwijl de haard met rankenversieringen in de salon bij de brand van 1987 verloren ging. |
De architectuur van het huis Heemstede is bijzonder, daar deze door een drietal invloeden wordt gekenmerkt. Het huis met zijn compacte plattegrond vertoont tekenen van een centrale aanleg,waarbij vergelijkingen met andere Hollands-classicistische huizen zoals Oldenaller, Hofwijck en Drakestein kunnen worden gemaakt. Ook werd het huis beïnvloed door de typisch Utrechtse 17de-eeuwse bouwtraditie, waarbij de status van de edelman en de riddermatigheid benadrukt worden door het aanbrengen van kasteelachtige elementen, met name torens. Ten slotte is ook de invloed van de driebeukige plattegrond met appartementsindeling waarneembaar. |
De tweede bouwfase wordt gevormd door de moderniseringen van Diderick van Velthuysen, in de periode 1680-1700. Na de vernieuwingen en uitbreidingen der tuinen, werd ook het huis |
Op de begane grond werden hal, kapel, salon, grote zaal, eetkamer en trappehuis geheel vernieuwd. De hal werd aangepast door aftimmering van het kinderbintenplafond en een versiering met acanthusbladeren. In de oude nissen liet Van Velthuysen vier jachtschilderingen aanbrengen. De kapel - mogelijk ook de ruimte voor de oorspronkelijke kapel van de familie Van Winssen - kreeg zeer fraaie betimmeringen met marquetterie. In de salon werden de betimmeringen waarschijnlijk aangepast aan een drietal doeken, met voorstellingen van Arcadische landschappen, waarvan er twee aan Isaac de Moucheron worden toegeschreven. |
De grote zaal werd geheel vernieuwd en kreeg een bijzondere betimmering met gecanneleerde pilasters. De betimmering werd grijs en rood gemarmerd. Ook waren er nog enkele schilderstukken. De eetsalon was qua detaillering gelijk aan de er tegenover gelegen salon en werd verder gekenmerkt door de zogenaamde ‘omgeknikte’ pilasters met Korinthische kapitelen. Het laatste belangrijke vertrek op de hoofdverdieping dat gemoderniseerd werd was het trappehuis. Hier liet Van Velthuysen de vloeren verwijderen, zodat de mogelijkheid ontstond om een ronde en open ruimte met een koepelgewelf te creëren. Met name de rijke detaillering van de betimmeringen en de vormgeving van de grote zaal met onder andere gemarmerde pilasters rechtvaardigen een toeschrijving aan Daniel Marot. |
Het huis werd vanaf de 18de eeuw vrijwel niet meer gewijzigd. Gedurende de 20ste eeuw werd het huis drie maal gerestaureerd: in 1905, 1919 en 1973. De brand van 1987 verwoestte de gehele kapconstructie en de interieurs van de grote zaal en de salon. Het huis wacht sindsdien op herstel. |
Omgeving
Het huis is gelegen binnen een omgrachting, op een vrijwel vierkant eiland met afgeschuinde hoeken. Dit eiland is toegankelijk via een brug op drie pijlers, waartussen zich oorspronkelijk |
Het zorgvuldig ontworpen buitenhuis was gesitueerd in een fraaie Hollandse tuin. Deze tuin werd gekenmerkt door een eenvoudige aanleg, waarbij de nog bestaande weilandverkavelingrond om het huis laat zien dat men hiervoor twee vrijwel gelijke‘slagen’ had samengevoegd. Hierin werd het huis op de centrale symmetrie-as geplaatst, dus ter plaatse van de voormalige sloot die de twee slagen vroeger scheidde. De tuinstructuur werd waarschijnlijk aangelegd op basis van een moduul van 5x5 Utrechtse roede, waarin de pas later afgebeelde de parterres, sterrenbos en moestuin mogelijk al voorkwamen. |
Diderickvan Velthuysen liet de buitenplaats moderniseren in de periode 1680-1700. Hierbij werd eerst de oude tuin rondom het huis vernieuwd, terwijl deze pas waarschijnlijk na 1690 verder |
* |
Ze geven tezamen een goed beeld van de tuin. Na het overlijden van Diderick van Velthuysen werd de buitenplaats niet meer gemoderniseerd, doch slechts vereenvoudigd. Met name gold dit de tuinen; deze werden alleen door Esaye Gillot aanzienlijk verbeterd, terwijl de latere eigenaars uitsluitend versoberingen doorvoerden. |
Tegenwoordig is de tuinaanleg direct rondom het huis nog goed te herkennen; hiervan resten nog de lanen rondom het huis, de ovale vijver met exedravormige beëindiging, diverse tuinmuren en een oude beukenhaag. Van het oostelijke deel van de tuin - nu benut als weiland resten tegenwoordig nog slechts enkele vijvers in de weilanden. |
Familiegraf familie Van den Berch van Heemstede in de Ring of Rotonde van Zocher op begraafplaats Soestbergen, Gansstraat 167 te Utrecht - Tolsteeg
Aaangekocht door jhr. M.J.L Cremer van den Berch van Heemstede. Datum van rechtsovergang 7 februari 1902 naar Christina Elizabeth Roelandt (douarie jhr. J.L. Cremer van den Berch van Heemstede) |
Jan David Zocher jr. (Haarlem, 12 februari 1791 – aldaar, 8 juli 1870) was een Nederlands architect, stedenbouwkundige en landschapsarchitect. Hij introduceerde, tegelijk met Lucas Pieters Roodbaard in Noord-Nederland, de landschapstuin in Nederland en ontwierp verschillende neoclassicistische gebouwen. Zijn vader Johan David Zocher Sr. (1763-1817), broer Karel Georg Zocher (1796-1863) en zoon Louis Paul Zocher (1820 - 1915) waren ook tuinarchitect. |
Zocher kreeg zijn eerste opleiding als architect-tuinarchitect van zijn vader. In 1809 werd hij door koning Lodewijk Napoleon benoemd tot kwekeling in de bouwkunde (pensionaire), een benoeming waaraan een verblijf in het buitenland verbonden was: twee jaar Parijs en twee jaar Italië. Later, tijdens een reis door Engeland, maakte vooral het werk van de tuinarchitect Humpry Repton grote indruk op hem. Na zijn terugkeer naar Nederland volgde hij zijn vader op als landschapsarchitect van koning Willem I. In 1828 ontwierp hij de begraafplaats Kleverlaan in Haarlem, Begraafplaats Soestbergen in Utrecht, en de begraafplaats te Heemstede. In 1829 kwam naar zijn ontwerp de Algemene begraafplaats in Zutphen tot stand. In de periode 1869-1931 werden park en padenstelsel van begraafplaats Zorgvlied in Amstelveen aangelegd. In 2008 werden deze ingeschreven als monument. Bron: Wikipedia Jan David Zocher |
Naam | Bijgezet | Geboren | Overleden | Leeftijd | |
1. | Jhr. M.B. van den Berch van Heemstede | Di. 08-10-1844 | - | - | - |
2. | Jhr. Bouwina Cremer van den Berch van Heemstede | Vr. 01-09-1871 | 1848 | Ma. 28-08-1871 te De Klomp te Ede | 23 jaar |
3. | Jhr. A. van den Berch van Heemstede | ..-..1874 | - | - | - |
4. | Jhr. Mr. I.L. Cremer van den Berch van Heemstede | Ma. 07-07-1879 | 06-01-1811 | 02-07-1879 | 68 jaar |
5. | Jhr. Godard van den Berch van Heemstede | Di. 24-12-1901 | 28-12-1849 te Leiden | 19-12-1901 te Parijs | 51 jaar |
6. | Christine Elisabeth Roelants, wed. jhr. Isaac Lambert Cremer van den Berch van Heemstede | Za. 06-12-1902 | 02-03-1811 | 02-12-1902 | 80 jaar |
Bij besluiot van 22 juni 1869 nr. 175 het onderhoud van een en ander aan de gemeente opgedragen (de kelder is niet gesloten resel van 24 december 1901 nr. 313 nog +/- 3 plaatsen, thans in begraven 4 groote en 2 kinder lijken. |
Familie Heijmeijer van Heemstede
Heijmeijer (ook: Van Haare Heijmeijer) is de naam van een van oorsprong Westfaals geslacht waarvan een lid zich in 1764 in Kampen vestigde en die daarmee de stamvader van de Nederlandse tak werd. Geschiedenis |
In 1919 kocht een nazaat de ridderhofstad met kasteel Heemstede en leden van de familie zijn sindsdien heer of vrouwe van/in Heemstede. Het geslacht werd in 1995 opgenomen in het Nederlands Patriciaat. |
De naambetekenis van Heijmeijer van Heemstede is: Hei komt van heide, en meijer betekend huurder of rentmeester. Betekenis wordt dan Rentmeester van de heide of pachter (huurder) van een stuk heidegrond. |
De naam Heemstede betekend: Heem is woonplaats of vestingsplaats, stede is een huis. De betekenis is dan: Vestigingsplaats bij een huis De naam Heijmeijer van Heemstede betekend dan letterlijk genomen: Rentmeester van de heide van Vestingsplaats bij een huis of pachter (huurder) van een stuk heidegrond van Vestingsplaats bij een huis |
Enkele telgen van familie Heijmeijer van Heemstede
1. Johannes Liborius Heijmeijer (1734-1796), vestigde zich te Kampen, meester-kleermaker 2. Bernardus Josephus Heijmeijer (1767-1848), koopman in granen, organist van de Waalse kerk te Kampen 3. Johannes Liborius Heijmeijer (1798-1841), organist, muziekmeester te Harlingen 4. Lambertus Josephus Heijmeijer (1801-1879), koopman in granen |
5. Bernardus Josephus Heijmeijer (1830-1901), koopman in granen 6. Lambertus Josephus Heijmeijer, heer van Heemstede (1861-1932), oprichter 1884 en president-directeur Vereenigde Jute en Cocosfabrieken van L.J. Heijmeijer N.V., kocht in 1919 kasteel Heemstede 7. Henricus Adrianus Josephus Maria Heijmeijer, heer van Heemstede (1892-1966), ondernemer en consul; trouwde in 1930 Dorothea Hemelrijk, vrouwe in Heemstede 1979- (1905-1986) |
8. Dorothea Jennifer Kathrine Heijmeijer, vrouwe in Heemstede 1966 - (22-09-1939), oprichtster en voorzitster van de Stichting Heijmeijer van Heemstede (Amsterdam) ten behoeve van de restauratie van monumenten 9. Hubertus Cornelius Hermanus Maria van Haare Heijmeijer (1897-1972), directeur Verenigde Fabrieken van L.J. Heijmeijer N.V., verkreeg naamswijziging bij KB van 10 juli 1969, nr. 74, tot van Haare Heijmeijer en werd zo de stamvader van de tak met die naam 10. Josephus Ignatius Antonius Maria Heijmeijer, heer van Wylré (1902-1980) 11. Cornelius Petrus Heijmeijer (1831-1919), oprichter en lid firma C.P. Heijmeijer & Zoon, groothandel in granen en levensmiddelen te Amsterdam 12. Bastiaan Heijmeijer (1859-1938), lid firma C.P. Heijmeijer & Zoon 13. Prof. dr. Cornelius Petrus Heijmeijer (1890-1978), priester, hoogleraar moraaltheologie te Maastricht 14. Mr. Johannes Baptist Joseph Heijmeijer (1895-1955), vicepresident gerechtshof Leeuwarden; trouwde in 1922 met Josephina Catharina Maria Croon (1899-1981), lid gemeenteraad van Leeuwarden. Bron: Wikipedia Heijmeijer |