Familie Van Heeckeren - Beverweerd, Odijk en Enghuizen
Van Heeckeren (ook: Van Broeckhuysen van Heeckeren van Brandsenburg, Van Heeckeren van Brandsenburg, Van Heeckeren van Enghuizen, Van Heeckeren van Kell, Van Heeckeren van Molecaten, Van Heeckeren tot Overlaer, Van Heeckeren van Waliën) is een oud-adellijk geslacht uit Gelderland. In 1814 en 1815 werd een aantal leden benoemd in de nieuwe ridderschappen van Gelderland en Utrecht waarmee zij en hun nageslacht tot de adel van het (Verenigd) Koninkrijk der Nederlanden gingen behoren. In 1819 vond bij Koninklijk Besluit erkenning plaats van de titel van baron voor alle leden van het geslacht en hun nakomelingen in mannelijke lijn. In 1636 kwam Enghuizen door aankoop in het geslacht Van Heeckeren en zou dat tot 1938 blijven. Na een huwelijk in 1782 kwamen Beverweerd en Odijk aan deze tak, en ook die zouden tot 1938 in diens bezit blijven. Leden van deze tak speelden zowel op lokaal als op nationaal niveau een bestuurlijke rol. Daarnaast waren leden van deze tak, die in 1938 uitstierf, aanhangers van het huis van Oranje en vervulden zij tot in de 20e eeuw functies in de hofhouding. In 1814 en 1815 werden leden benoemd in de Ridderschap van Gelderland waardoor zij en hun nageslacht tot de Nederlandse adel gingen behoren; in 1819 volgde de titel van baron(es). Enkele telgen: Evert Frederik baron van Heeckeren van Enghuizen (1755-1831), in de Ridderschap en Staten van Zutphen, lid van de Ridderschap en Provinciale Staten van Gelderland, lid Eerste Kamer der Staten-Generaal; trouwde in 1782 met Henriette Jeanne Susanne Marie des H.R.Rijksgravin van Nassau la Lecq, vrouwe van Beverweerd en Odijk (1764-1810), waardoor Beverweerd en Odijk overgingen naar het geslacht Van Heeckeren, lid van het geslacht Van Nassau la Lecq. Hendrik Jacob Carel Johan baron van Heeckeren, heer van Enghuizen en Beurse, van Beverweerd en Odijk (1785-1862), lid Eerste Kamer. Bron: Wikipedia (Van Heeckeren) |
Van Rechteren (ook: Van Rechteren Limpurg en: Von Rechteren-Limpurg-Speckfeld) is een oud adellijk geslacht uit Gelderland, later: Overijssel. |
Oorsprong en geschiedenis
De bewezen stamreeks begint met Fredericus van Hekeren (van der Ese), die in 1327 wordt vermeld als schout van Twente en in 1357 overleed. De titel baron wordt sinds 5 juni 1350 gevoerd. Zijn zoon Frederik van Heeckeren van der Eze (1320-ca. 1386), een van de machtigste edelen van zijn tijd, verwierf door zijn huwelijk met Lutgardis van Voorst het kasteel Rechteren in de gelijknamige buurtschap bij Dalfsen. De familie Van Voorst tot Voorst stamt eveneens in mannelijke lijn af van dit echtpaar. |
De familie van Rechteren is nog immer eigenaar van de kastelen Rechteren en Almelo. Daarnaast bewoont de familie de oranjerie van het voormalige kasteel Enghuizen. |
Familie
In de loop der eeuwen ontstaan er vele familietakken. De drie zonen van Joachim Adolf, heer van Rechteren, overl. 12-2-1682/6 vormen de volgende takken:. |
De tak Rechteren-Almelo vertakt zich reeds met de zonen van Adolf Hendrik: |
Rechteren-Rechteren en het graafschap Limpurg-Speckfeld
Op 23-10-1711 werd het huwelijk gesloten tussen Joachim Hendrik Adolf, graaf van Rechteren tot Rechteren, Schuilenburg en Ehze (geb. 28-11-1687, overl. 15-3-1719) met Amalia Alexandrina Frederica van Limpurg (geb. 5-6-1689, overl. 2-4-1754). De bruid is een van de drie dochters en erfgenamen van Georg Everhard, laatste graaf van Limpurg-Speckfeld (overl. 1705). Haar zuster Christine, die mede-erfgenaam was in Speckfeld overleed in 1765 zonder nakomelingen. Na een verdrag met de erfgenamen van der derde zuster Frederika Augusta kwam het graafschap Speckfeld in 1772 geheel in het bezit van de familie Rechteren. Dit graafschap was Reichsunmittelbar, wat betekent dat het een van de honderden Duitse staten was. De zoon van Joachim Hendrik Adolf en Amalia Alexandrina Frederica was graaf Johan Everhard Adolf (geb. 2-11-1714, overl. 1754). deze huwde op 14-7-1746 Sophia Carolina Florentine (geb. 6-4-1725, overl. 3-7-1805), dochter er erfgename van Adolf Philips, graaf van Rechteren-Almelo (geb. 19-2-1699, overl. 4-11-1771). |
Na de dood van haar vader volgt zij hem op als vrouwe van Almelo. Dit betekent dat na haar dood in 1805 haar zonen zowel Limpurg-Speckfeld als Almelo en Rechteren bezitten. Twee zonen verdelen de bezittingen, waardoor er een Duitse tak en een Nederlandse tak ontstaan. |
Het graafschap Limpurg-Speckfeld verliest zijn zelfstandigheid door de Rijnbondakte van 1806 en wordt deel van het koninkrijk Beieren. Het graafschap is gemediatiseerd en de eigenaar blijft deel uitmaken van de Europese hoge adel. |
Op 6-11-1819 vindt een verdeling plaats. Graaf Frederik Reinhard Burchard Rudolph (geb. 22-9-1752, overleden 20-6-1842) staat zijn rechten in de heerlijkheden Rechteren, Almelo, Vriezenveen en Verborg af aan zijn ouder broer graaf Frederik Lodewijk Christiaan (geb. 29-2-1748, overl. 8-9-1814) in ruil voor het alleenrecht in het graafschap Limpurg-Speckfeld. Op 26-5-1818 wordt hij erfelijk rijksraad in Beieren en verleent de Beierse koning hem het predicaat Erlaucht. Dit wordt op 22-4-1829 bevestigd door de Duitse Bondsdag. Dat de jongere tak nu hoger in rang staat dan de oudere tak is zichtbaar in de Almanach de Gotha. |
Adelsbesluiten
In 1705 werd Adolph Hendrik van Rechteren door keizer Jozef I verheven tot graaf van het Heilige Roomse Rijk. |
Duitse hoge adel
Bij besluiten uit 1823 en 1829 werden jhr. Frederik Reinhard Burchard Rudolf van Rechteren Limpurg (1752-1842) en zijn nakomelingen ingelijfd in de Beierse adel en werden zij erkend te behoren tot de Hohe Adel met het predicaat Erlaucht. In 1911 werd het predicaat verleend aan alle afstammelingen. Deze tak stierf in 1995 uit. |
Nieuw Duits grafelijk geslacht (1979)
Een van de laatste telgen van deze Duitse hoogadellijke tak was Luitgard Gräfin von Rechteren-Limpurg-Speckfeld (1910-1960). Zij trouwde in 1948 met Bechtold Ulrich Freiherr von und zu Massenbach (1908-1998). Uit dit huwelijk werd een zoon geboren: Icho Rubus Friedrich Sylvius Constantin Freiherr von und zu Massenbach (1950). Deze laatste werd in 1973/1975 wettelijk geadopteerd door zijn van oorsprong Nederlandse grootmoeder Adolphina Adriana Gräfin von Rechteren-Limpurg-Speckfeld née gravin van Rechteren (1888-1974). In 1979 werd dit bekrachtigd door een besluit van het Deutscher Adelsrechtsausschuß. Daarmee werd Icho de stamvader van het in 1979 ontstane nieuwe geslacht von Rechteren-Limpurg-Speckfeld en voert hij sindsdien naam en titel Icho Graf von Rechteren-Limpurg-Speckfeld, titels die ook aan zijn nageslacht worden doorgegeven; dit nieuwe geslacht behoort niet tot de hoge adel. |
Kasteel Beverweerd
Beverweertseweg 60, 3985 RE, Werkhoven. Naar een tekst van Saskia van Ginkel-Meester en Taco Hermans. Uit het boek Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, onder redactie van B. Olde Meierink, Utrecht, Uitgeverij Matrijs, 1995. Aangevuld met diverse afbeeldingen en foto's door SHH uit diverse bronnen. |
HET VAN OORSPRONG 13DE-EEUWSE KASTEEL LIGT OP een eilandje direct aan de Kromme Rijn en wordt omgeven door een landschappelijk aangelegd park met gazons, boompartijen en slingerende paden’. Beverweerd ligt ongeveer 1 km ten noordoosten van de plaats Werkhoven aan de Beverweertseweg in de gemeente Bunnik. Hoewel het kasteel een neogotisch aanzien heeft, is een belangrijk deel van het middeleeuwse gebouw bewaard gebleven. |
GESCHIEDENIS
De oudst bekende bewoners van Beverweerd zijn ridder Zweder vaan Zuylen, ook genoemd van Beverweerd, en zijn echtgenote Hillegonda of Hildegundis van de Velde, vrouwe van Beverweerd. Zweder behoorde tot de partij die de elect-bisschop Jaan van Nassau steunde. Na de inval van Gijsbrecht IV van Amstel in 1274 vluchtte de elect-bisschop, maar bleef Zweder van Beverweerd fungeren als maarschalk van de bisschop. Hij beloofde in 1278 in het geheim aan graaf Floris V van Holland om hem te helpen Utrecht te heroveren. Deze onderneming had succes, zodat de elect-bisschop terug kon keren. Kort na 1283 stierf de vader van Zweder, Steven, die te Wiltenburg woonde. Zweder vertoefde zo vaak bij zijn moeder aldaar, dat hij zich soms Zweder van Wiltenburg noemde. In 1290 wijzigden de politieke verhoudingen opnieuw: de elect-bisschop werd afgezet en Zweder ging zich meer richten op Holland. Toen op 4 februari 1296 Willem Berthout van Mechelen bisschop werd, liet deze alle Hollandsgezinden uit de stad Utrecht zetten. Zweder en zijn moeder zijn toen uitgeweken naar Beverweerd. |
Na het overlijden van Hildegonda weigerde bisschop Willem II om Zweder met Beverweerd, het bezit van zijn echtgenote, te belenen. Om uit de zo ontstane impasse te Zweder bleef op Beverweerd wonen en hertrouwde in 1299 met Bertha van Brakel. |
Toen hij in 1304 op Duiveland stierf ontstond er onenigheid tussen zijn erfgenamen. De Van Brakels behielden wat ze bezaten tijdens het leven van Zweder, terwijl de Van Zuylens de leengoederen en leenmannen ontvingen. Bertha ging zich nu Van Zuylen van Beverweerd noemen en hertrouwde met Gijsbrecht van Ruwiel. Aan het geslacht Van Zuylen ontleende het kasteel het wapen met drie zilveren zuilen in blauw. Leenheer bleven de Van de Velde’s. Zo werd na het overlijden van Nicolaas van de Velde op 6 mei 1307 zijn zoon Gerrit met |
Jan van Vianen, de zoon van Machteld, huwde met Elisabeth van Buren en werd in 1395 met Beverweerd beleend. Hun kleindochter Johanna van Vianen, dochter van Gijsbrecht van Vianen en Zijn dochter Maria van Bouchout was getrouwd met Hugo de Lannoy, |
In 1563 erfde Philips Willem, enige zoon van Anna van Buren en prins Willem van Oranje, Beverweerd van zijn overgrootmoeder Maria van Bouchout. Toen hij in 1618 kinderloos stierf ontstond er tussen zijn halfbroer Maurits en zijn achterneef Philips de Merode een geschil over de erfenis; uiteindelijk viel het goed in 1620 prins Maurits toe. Beverweerd zou gedurende meer dan twee eeuwen in het bezit van de Nassau’s blijven. In 1627 kwam het goed in het bezit van Lodewijk van Nassau, bastaardzoon van prins Maurits en Margaretha van Mechelen. Hij was gehuwd met Elisabeth gravin van Hornes. Zij hadden drie zonen. De oudste, Maurits van Nassau, werd in 1665 heer van Beverweerd. Zijn jongere broer Willem Adriaan was heer van Zeist. Na de dood van zijn vader in 1685 werd de derde zoon, Maurits Lodewijk, heer van Beverweerd. |
De Van Nassau’s woonden voornamelijk in Den Haag. Zij stelden een rentmeester aan voor Beverweerd. Het benoemingsrecht van de schout van Odijk was in handen van de heren van Maurits Lodewijk werd op zijn beurt in 1734 opgevolgd door zijn zoon Hendrik Carel. Aanvankelijk kreeg hij alleen het huis met omringende tuinen, maar na 1751 ook de bijbehorende landerijen. Hij was getrouwd met de gefortuneerde Margaretha Huguetan, dochter van een Amsterdamse hugenotenfamilie. Na haar dood hertrouwde Hendrik Carel met Johanna Gevaerts. Hun dochter Henriëtta Johanna Susanna Maria bracht het goed door haar huwelijk in 1782 in het bezit van de familie van haar echtgenoot Evert Frederik baron van Heeckeren van Enghuizen. |
In 1831 kwam het goed aan hun zoon Hendrik Jacob Carel Johan (of Evert, beide namen komen voor), die gehuwd was met Elisa Hope-Williams. Zij lieten tussen 1835 en 1862 het kasteel en In 1862 lieten zij het kasteel bij testamentaire dispositie na aan hun kleinzoon Hendrik Jacob Carel Johan Walraven baron van Heeckeren, heer van Beverweerd, Odijk en Enghuizen. Beverweerd bleef tot 1908 in deze familie, totdat erfdochter Marguerite Christine het in de familie van haar man Adolph Zeyger graaf van Rechteren Limpurg bracht. |
Hun dochter Lutgardis, gehuwd met Constantin Friedrich graaf zu Castell-Castell, verkocht in 1958 het kasteel met direct omringende tuin aan de Stichting voor Quakerscholen Nederland. De landerijen bleven in bezit van de familie. De bijbehorende boerderijen, te herkennen aan identiek geschilderde luiken in de kleuren okergeel, rood en groen, zijn recentelijk nagenoeg alle verkocht aan de pachtboeren. Na het overlijden van Lutgardis in 1989 is het bezit onder beheer van haar erfgenamen gesteld. Haar dochter Odilia Prinzessin Reuss zu Castell-Castell voert thans het rentmeesterschap. In het kasteel is de ‘Beverweert International School’ gevestigd. |
BROUWGESCHIEDENIS
Het oudste gedeelte van het kasteel is de rechthoekige woontoren uit de tweede helft van de 13de ecuw. De toren met een buitenwerkse maat van 13,5 X 10,3 m vormt het hart van het huidige Slechts één gevel van deze toren is aan de buitenzijde waarneembaar en dat is de gevel waarin zich thans de huidige hoofdtoegang bevindt. De ongeveer 1,3 m dikke muren zijn opgetrokken uit zeer grote bakstenen en voor zover dit is vast te stellen gemetseld in Vlaams verband. De toren telde boven de kelder twee woonlagen en was gedekt met een zadeldak. |
De bovenste balklaag bevat eiken balken, die vroeger de functie van moerbinten gehad moeten hebben“, In de zuidwestelijke gevel zijn bij bouwhistorisch onderzoek in 1958/59 op de begane grond en de eerste verdieping doorgangen en kleine vensters aangetroffen? In het huidige gebouw bevinden zich mogelijk ook nog resten van een ommuring en verbindingsmuren tussen woontoren en ommuring. Misschien is met de toren de ‘castrum de Beverwerde’ bedoeld die op 27 augustus 1296 voor het eerst is genoemd. |
In de tweede helft van de 13de eeuw zijn, mogelijk nog in opdracht van Zweder van Zuylen, aan de ommuring de zuidelijke en de westelijke hoektoren toegevoegd. Op een kaart van Beverweerd uit 1631 wordt de indruk gewekt dat de westelijke toren hoger was dan de zuidelijke". De zuidelijke toren meet buitenwerks 7 x 7 m, de westelijke toren 6 x 6 m. Het metselwerk van deze torens is eveneens opgetrokken uit een groot formaat baksteen en gemetseld in Vlaams verband. |
In de eerste helft van de 14de eeuw is tegen de noordoostgevel van de westtoren een nagenoeg vierkant gebouw opgetrokken, waardoor een verbinding tot stand kwam tussen de westelijke Omdat het gebouw, zoals we hierna zullen zien, vóór 1646 lijkt te zijn verlaagd, behoren deze onderdelen of niet meer tot de oorspronkelijke kapconstructie of zijn ze hergebruikt, maar dit laatste kon niet worden aangetoond. De woontoren is in de 15de eeuw verhoogd en voorzien van een arkeltorentje op de zuid- en oosthoek. |
Van deze verhoging is een deel van het muurwerk bewaard gebleven en daarin zijn een aantal vensternissen aangetroffen met plavuizen op de vensterbanken. Het vierkante gebouw tegen de westtoren is rond 1550 (ten tijde van Maria van Bouchout) met een lagere vleugel naar het noord- oosten verlengd tot voorbij de woontoren. In de kap van dit bouwdeel zijn onderdelen van een eiken kap bewaard gebleven, maar ook hier geldt: of niet van de oorspronkelijke kap of hergebruikt, omdat het gebouw vóór 1745 weer is verhoogd, gezien de tekening van Jan de Beijer uit dat jaar. Gelet op de overeenkomst in houtmaten en telmerken tussen deze kap en de kap van het hiervoor genoemde vierkante gebouw is het niet ondenkbaar dat dit kort na 1646 is gebeurd. |
Eveneens rond 1550 is tegen de noordoostgevel van de woontoren een laag gebouw opgetrokken. Dit lage gebouw bevatte aan de noordoostzijde een vijfzijdige uitgekraagde erker, die mogelijk een kapel bevatte. Ook dit bouwdeel is vóór 1745 verhoogd en toen tevens verlengd en onder één dak gebracht met de twee vleugels aan de noordwestzijde. De kap bevat hier onderdelen van grenehout met duidelijk afwijkende telmerken. De afwijking in de houtsoort zou kunnen duiden op hergebruik bij de twee andere kappen. |
In het tweede kwart van de 17de eeuw is de oude binnenplaats aan de noordwestzijde dichtgebouwd met een langwerpige vleugel tussen de beide hoektorens en is het kasteelterrein aan de zuidoostzijde uitgebreid met een nieuwe ommuurde binnenplaats. Vanaf dat moment beschikken we over een groot aantal topografische afbeeldingen, die ons in staat stellen de wijzigingen die het kasteel vanaf dat moment ondergaat vrijwel op de voet te volgen. |
Een heel goed beeld geven de twee tekeningen van Roelant Roghman uit omstreeks 1646, één uit het noorden en één uit het zuiden. De zuidelijke hoektoren had toen al geen dak meer en uit de aftekening van een dakmoet op de noord- oostgevel van de westelijke toren mogen we aannemen dat de vleugel, die hier in de eerste helft van de 14de eeuw tegenaan gebouwd is, in oorsprong hoger is geweest. Zoals hiervoor reeds opgemerkt zijn de vleugels aan de noordwest- en noordoostzijde vóór 1745 verhoogd, mogelijk nog in het derde kwart van de 17de eeuw. |
Het middeleeuwse uiterlijk van het kasteel Beverweerd, met zijn door verbouwingen en aanpassingen ontstane onregelmatigheden, werd omgevormd tot een strak, regelmatig gevormd landhuis met een ‘nette’ uitstraling. Om toch aan de romantische behoeften van die tijd tegemoet te komen werden namaak kantelen aangebracht, zodat het geheel weer een kasteelachtig uiterlijk kreeg. De westelijke toren werd omgevormd tot een trappehuis. Hiertoe werden alle verdiepingsvloeren, op het gewelf van de kelder na, weggebroken en werd de vierkante binnenruimte door overhoeks geplaatste schijnmuren in een achtkant veranderd. In de zo ontstane ruimte werd een eikehouten spiltrap geplaatst. De enkele steile toegangstrap aan de zuidzijde van het kasteel werd vervangen door een gebogen dubbele trap, die naar een bordes leidt. |
Het kasteel heeft een nagenoeg rechthoekige plattegrond met aan de Kromme Rijnzijde twee uitspringende hoektorens. Het gebouw bestaat uit een souterrain, twee verdiepingen en een De torens hebben nog een derde verdieping en zijn voorzien van een met leien gedekt tentdak. Een dubbele gebogen trap leidt via een |
Hierboven is een gevelsteen geplaatst met de tekst: ‘MCC 1200 was ik reeds gesticht MDCCCXXXV1 1836 ben ik door H J.C.J. baron van Heeckeren, heer van Enghuizen, Beverweerd, Odijk enz, verbouwd’. Het gehele gebouw vertoont een duidelijke horizontale geleding, gemarkeerd door profiellijsten, corresponderend met de verschillende etages. Iedere etage heeft een eigen raamvorm. In het souterrain zien we dubbele draaivensters, veelal voorzien van diefijzers. Op de bel-etage zijn zogenaamde fenêtres à terre geplaatst, voorzien van bovenlichten met een vierpasmotief. |
Aan de Kromme Rijnzijde verschaffen zij toegang tot een balkon, voorzien van een gietijzeren balustrade en gedragen door consoles in de vorm van een bever. Aan de overige zijden zijn de vensters voorzien van een laag smeedijzeren hekwerk of Frans balkon. De tweede verdieping heeft ook fenêtres à terre, voorzien van een hekwerkje maar zonder bovenlicht. Op de derde verdieping van de torens zijn spitsboogvormige vensters te zien. Alle vensters hebben gepleisterde omlijstingen. Langs de dakgoot zien we rondom gepleisterde kantelen. Bij de torens zijn hieronder een gepleisterd rondboogfries en cirkelvormige ornamenten aangebracht. Het gebouw is opgetrokken uit bakstenen waarvan de verschillende formaten een verwijzing zijn naar de diverse bouwperiodes van het kasteel. |
Het kasteel is in 1934 grotendeels van de 19de-eeuwse pleisterlaag ontdaan. Nadat het kasteel was verkocht is het in de jaren 1958-1959 naar ontwerp van de architect W. van der Horst uit Driebergen verbouwd en geschikt gemaakt voor de huisvesting van een school van de Stichting voor Quakerscholen. Kort te voren had gravin Lutgardis zu Castell-Castell alle aan het familieverleden herinnerende elementen laten verwijderen. |
OMGEVING
Aan de noordoostzijde lag een voorburcht met poortgebouwen. Een dubbele stenen boogbrug en ophaalbrug vormden de toe gang tot het kasteel. De voorburcht was in de 17de eeuw een vrijwel vierkant terrein met op de noordhoek een lage rechthoekige toren, op de oosthoek een smalle vierkante toren en op de westhoek een poortgebouw. Het poortgebouw bestond uit twee bouwdelen: een poorttoren met onderdoorgang en ten noordoosten hiervan een vierkante toren. Blijkens een tekening van Jan de Beijer uit 1745 was het poortgebouw toen niet meer in gebruik en was de poortdoorgang dichtgemetseld. |
De toegang tot de voorburcht was verlegd en bestond uit een hekwerk tussen gemetselde kolommen. Op de tekening is ook in de vierkante toren naast de poorttoren een dichtgemetselde doorgang aangegeven, waaruit we mogen concluderen dat deze vierkante toren de oorspronkelijke poorttoren is geweest. |
De hoofdingang tot het park en het kasteel bevindt zich nu aan de Beverweertseweg en ligt aan de oostzijde van het park in de as van het kasteel. De ingang wordt gemarkeerd door een monumentaal ijzeren toegangshek. Vanaf het hek loopt via een ijzeren brug de toegangsweg met een bocht naar het kasteel. |
Aan de noordzijde leidt een pad via een houten brug naar een zijingang van het park. Vlakbij de hoofdingang staat het koetshuis. In oostelijke richting vanaf de hoofdingang loopt ‘de Laan’, een rechte boslaan naar de Langbroekerwetering. Even voor de wetering maakt deze laan een haakse bocht naar rechts naar het voormalige tolhuis van Beverweerd, thans in gebruik als boerderij. Aan het begin van de oprijlaan staan twee hardstenen palen met het gekroonde wapen van Nassau en Beverweerd. De beide toegangswegen vanaf de Van Lynden van Sandenburglaan, te weten de Beverweertscweg en de Molenhoeflaan, worden gemarkeerd door groen geschilderde gietijzeren tuinvazen. |
Rond het kasteel was in de eerste helft van de 17de eeuw een tuin in geometrische stijl aangelegd met rechte lanen, rechthoekige vakverdeling met broderieperken en tuinbeelden. De beslotenheid van deze tuin werd doorbroken door de aanleg van een toegangsweg, ‘de Laan’, vanaf de Langbroekerwetering in de as van het kasteel. Het kasteelterrein was toen toegankelijk aan de |
Het koetshuis uit 1847 is een rechthoekig gepleisterd gebouw onder een afgeplat dak. De centraal geplaatste, vooruitspringende, ingangspartij wordt bekroond door een vierkante gepleisterde toren met kantelen. De gehele voorgevel is voorzien van sierpleisterwerk in de vorm van imitatievoegwerk en lijstwerk. Aan weerszijden van de ingang zien we de oorspronkelijke licht getoogde koetshuisdeuren, voorzien van fraai hang- en sluitwerk. |
In het midden van de 19de eeuw werd ook het omringende park sterk gewijzigd. Het kreeg een landschappelijke aanleg. De gebouwen op de voorburcht aan de noordoostzijde van het kas- |
In 1847 verrees bij de hoofdingang tot het park het koetshuis. |
Gronden in Werkhoven behorende (toenmalige)
bij kasteel Beverweerd 1958-2020
Op zaterdag 1 augustus 2020 overleed de laatste Vrouwe van Beverweerd, Odijk en Werkhoven. Renata gravin zu Castell - Castell die sinds het overlijden van haar moeder in 1989 al het vast- en onroerend goed in de omgeving van Werkhoven en Driebergen-Rijsenburg bezat. Haar zus was rentmeesteres over de goederen van het familiebezit. Haar naam, Odylia gravin zu Castell - Castell. |
Bron: Het Utrechts Archief, T1294, 9613 (1213), 1958 aug. 29-1958 sept. 12 1213/24 Kasteel Beverweerd (transcriptie Hypo4 tekst) Verkoop kasteel Beverweerd door Lutgardis gravin van Rechteren Limpurg, voormalig echtgenote van Constantin Friedrich graaf van Castell-Castell aan Beleggings Maatschappij in Onroerende goederen Kasteel Beverweerd N.V. te Amsterdam. |
Overlegd is een verklaring vanwege burgemeester en wethouders van de gemeente Werkohoven dd. 8 augustus 1958. Ingevolge het eerste lid van artikel 29a van de Wet op de vervreemding van landbouwgronden. De Bewaarder |
Koopacte Heden de eerste September negentienhonderd acht en vijftig, verscheen voor mij, Antonius Johannes Josephus van der Heijden, notaris te standplaats Mijdrecht, in tegenwoordigheid van de beide na te noemen, mij, notaris, bekende getuigen: de Heer Mr. Lodewijk Jacobus Schiethart, Jurist bij de Nederlandsche Heide Maatschappij, wonende te Arnhem; ten deze handelende, als lasthebber (waarvan blijkt uit twee onderhandse akten van volmacht, welke na vooraf door de lastehebber in tegenwoordigheid van de getuigen en mij voor acht erkend en ten blijke daarvan voor allen te zijn getekend, aan deze acte zijn vastgehecht), van: A. de Hooggeboren Vrouwe LUTGARDIS GRAVIN VAN RECHTEREN LIMPURG, particuliere, wonende te Werkhoven op Kasteel Beverweerd, geboren te Rechteren vier Maart negentienhonderd acht, gescheiden echtgenote van de Hooggeboren Heer Constantin Friedrich Graaf zu Castell Castell, blijkens een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Arrondissements-Rechtbank te Utrecht, de dato zeven en twintig October negentienhonderd vier en vijftig. B. a. Jonkheer Dr. Cypriaan Gerard Carel Quarles van Ufford, oud-commisaris der Koningin in de Provincie Gelderland, wonende te Bennekom; die bij het verstrekken van deze last handelen in hun hoedanigheid van respectievelijk eerste voorzitter en eerste secretaris der te Arnhem gevestigde vereniging ten algemene Nutte "Nederlandsche Heidemaatschappij", en conform artikel 27 harer statuten tezamen deze vereniging rechtsgeldig vertegenwoordigende in hare hoedanigheid van BEWINDVOERSTER over de roerende zaken, welke de lastgeefster sub A uit de nalatenschap van haar Moeder, Vrouwe Marguérite Christine baronesse van Heeckeren van Enghuizen, Douairière eerst van de Heer Adolf Zeyger Graaf van Rechteren Limpurg, daarna van de Heer Johan Christiaan Baron van Haersolte heeft verkregen; als zondaig benoemd bij het testament van deze erflaatster, zeven en twintig December negentienhonderd zeven en dertig verleden voor de te Amsterdam standplaats hebbende notaris F.H. Charbon. De comparant verklaarde in zijn gemelde hoedanigheid bij deze te hebben verkocht en mitsdien in eigendom te hebben afgestaan aan de te Amsterdam gevestigde naamloze vennootschap "BELEGGINGS MAATSCHAPPIJ IN ONROERENDE GOEDEREN KASTEEL BEVERWEERD N.V.", voor wie mede voor mij, notaris, is verschenen de heer Engelbert Marinus Buter, Hoofdambtenaar bij het gemeente-electriciteitsbedrijf, wonende te Amsterdam, in diens hoedanigheid van Voorzitter van de te Amsterdam gevestigde "Stichting voor Quakerscholen", en als zodanig deze stichting conform artikel 7 harer statuten vertegenwoordigende, welke stichting conform artikel 7(4.) der statuten van de vennootschap koopster haar in rechten vertegenwoordigt, na conform artikel 8 de goedkeuring van de Raad van Commissarissen te hebben verkregen, waarvan blijkt uit: a) het mede voor mij notaris verschenen zijn van de Heren Mr. Egbert van Meer, commissionair in effecten, wonende te Amsterdam, en Gerard Simon Kornelis Blaauw, personeelschef, wonende te Velsen, zo voor zich zelve als daartoe mondeling gemachtigde door hun mede-commissarissen en Heren Jan Joseph van Vollenhoven economisch adviseur, wonende te Leusden en Ir. Hendricus Johannes Antonius Hendrikx, President-directeur van de Nederlandsche Heide-Maatschappij, wonende te Arnhem. Welke comparant, Engelbert Marinus Ruter, verklaarde bij deze voor de namens het naamloze vennootschap te hebben gekocht en in eigendom te hebben aanvaard: ---- Het Kasteel Beverweerd met koetshuis en verdere opstallen, wat- ---- ter en grond, staande en gelegen te Werkhoven, aan de Kromme ---- Rijn, kadastraal bekend gemeente Werkhoven Sectie B Nummers ---- 365, groot vier en vijftig aren, 367, groot zes en zestig aren ---- 315, groot vijf aren, vijf en vijftig centiaren, 366 groot vijf ---- aren tachtig centiaren, en voorts een op het terrein afgepaald Noord- ---- Westelijk, gedeelte, ter grootte van ongeveer één Hectare van ---- Nummer 362, ---- alzo ter totale grootte van ongeveer zes Hectaren. Deze koopovereenkomst is aangegaan: A. voor de koopsom van TWEEHONDERD VIJFTIG DUIZEND GULDEN zegge --- F. 250.000.=; welke koopsom de comparant verkoper verklaarde op heden te hebben ontvangen, de vennootschap bij deze akte hiervoor volledig kwijting verlenende; en B. onder de navolgende: BEDINGEN: 1. Het verkochte wordt overgedragen voetstoots, zodanig en in de staat, als waarin het zich thans bevindt, met inbegrip van al het geen aard- of nagelvast is of door overmaat wordt uitgesloten. 3. Elke actie, wegens onder- of overmaat wordt uitgesloten. 3. Verkoopster staat slechts in voor haar bevoegdheid tot verkoop en tot levering, vrij van hypothek, beslag, huur en pacht: verkoopster verbindt zicht het verkochte vrij van elke gebruiks- en genotsrecht op heden opteleveren, met uitzondering van het door haar bewoonde koetshuis, hetwelke zij uiterlijk drie maanden na heden geheel ontruimd ter bschikking zal moeten stellen van de vernnootschap-koopster. 4. Koopster aanvaardt het gekochte op heden in eiegendom, bezit en genot, behoudens het sub 3 bepaalde, komende alle lasten en belastingen enerzijds en alle baten anderzijds vanaf heden voor rekening van koopster, te wier laste eveneens komen alle kosten en rechtsen dezer akte en van die, welke op de levering vallen. 5. Het gekochte gaat op koopster over met alle zo bekende als onbekende renten, rechten, erfdienstbaarheden en scguldplichtigheden, 6. Koopster vrijwaart de verkoopster voor alle fiscale nadelen, welke verkoopster mocht ondervinden als gevolg van handelingen door koopster, welke de onttrekking van het verkochte aan de werking van de "Natuurschoonwet 1928" ten gevolge mocht hebben. Koopster verplicht zich een aanvraag tot rangschikking van het gekochte onder de vigeur van de Natuurschoonwet 1928 te zullen indienen en zich te zullen gedragen naar de voorschriften dezer wet tot het tijdstip, dat een eventuele onttrekking van het gekochte aan deze bepalingen geen nadelige fiscale gevolgen voor de verkoopster of hare rechtverkrijgenden meer heeft, een en ander op straffe van verbeurt van een dadelijk opeisbare boete, gelijk aan het door verkoopster tengevolge van deze handeling te betalen bedrag aan belasting, renten en kosten. Koopster verbindt zich dit beding op te leggen aan L. Koopster en al degenen, die in de ruimste in bij haar betrokken zijn en al hare opvolgers in den eiegendom, hetzij van het geheel, hetzij van een gedeelte, zullen nimmer enige retributue verschuldigd zijn uit hoofde van het gebruij maken van een of meer der toegangswege naar het gekochte; voor het geval deze wegen niet op de legger van wegen voorkomen wordt hierbij gevestigd de erfdienstbaarheid van weg ten behoeve van het gekochte en ten loaste van bedoelde wegen om hierover te komen van- en te gaan naar de openbre wegen. 8. Van het recht om conform de artikelen 1302 en 1303 van het Burgelijk Wetboek ontbinding van deze overeenkomst te vorderen, wordt bij deze uitdrukkelijk afstand gedaan. De comparant-verkoper verklaarde dat verkoopster de iegendom heeft verkregen, onder bezwaar van het genoemde bewind, door de overschrijving ten hypotheekkntore te Amersfoort dertig April negentienhonderd veertig in deel 888 nummer 29 van het uittreksel ener akte van afgifte legat, zeven en twintig April bevorens verleden voor P. Heering, als candidaat-notaris, plaatsvervanger voor genoede notaris Charbon. Ter uitvoering dezer akte en alle hare gevolgen verklaarden partijen domicilie te kiezen ten kantore van de notaris, bewaarder van deze minuutacte. De coparanten zijn mij, notaris, bekend. in minuut opgemaakte, is verleden te Utrecht, WAARVAN AKTE, ten tijden in het hoofd dezer acte reeds gemeld, in tegenwoordigheid van Drs. Edward Frits Philipp, Directeur ener verzekeringmatschappij te 's-Gravenhage en Willem Adam Schepman, administrateur, wonende te Utrecht. Onmiddelijk na de voorlezing is deze acte ondertekend door de conparanten, de getuigen en mij, notaris (w.g.) L.J. Schiethart - E.M.Buter - E. van Meer - Blaauw - Philipp - Schepman - v.d. Heijden. Voor Afschrift (w.g.) V.d. Heijden. Ondergetekende Antonius Johannes Josephus vander Heijden, noatris wonende te Mijdrecht, verklaart, dat bovenstaand stuk eensluitend is met het tegelijkertijd ter overschrijving aangeboden afschrift. |
L haar opvolgers in den eigendom en zulks zodanig, dat het sub 6 bepaalde woordelijk in elk overdracht akte zal moeten worden opgenomen, bij gebreke waarvan de overgedragende partij gezegde boet zal verschuldigd zyn. Bovenstaande een en dertig woorden en één cyfer ingevoegd en goedgekeurd. |
Pachtboerderijen van kasteel en
landgoed Beverweerd (1800-2020) te
Werkhoven en Driebergen-Rijsenburg
Boerderij 't Vagevuur aan de Achterdijk 40 en 42
De monumentale grijsgepleisterde dwarshuisboerderij met een rieten schilddak is markant gelegen op de hoek van de Achterdijk en de Houtenseweg. De boerderij is gebouwd in de 18de eeuw maar heeft zeer waarschijnlijk een oudere voorganger gehad. De erker met portaal tegen de linker zijgevel is een 20steeeuwse toevoeging. Tot 1975 heeft de boerderij een agrarische functie gehad, sindsdien is het als woonhuis in gebruik. Oorspronkelijk waren de brede schuifvensters voorzien van roedenverdeling en luiken. De luiken zijn ter restauratie afgenomen. Het meest bijzondere aan de boerderij zijn de grijze bepleistering metimitatievoegen en de lage etage met vier lage ramen vlak onder de dakrand, waarvan de buitenste twee geschilderd zijn. Dit had te maken met een belastingmaatregel. |
Een eigenaar betaalde belasting naar de hoeveelheid glasoppervlak in zijn huis. Door nu twee ramen te schilderen hoefde men minder belasting te betalen, maar bleef de symmetrie van de gevelindeling gehandhaafd. In de boerderij bevindt zich in de woonkamer een grote schouw met 18de eeuwstegelwerk met voorstellingen van o.a. dorpsgezichten. De overwelfde kaaskelder is voorzien van 19de eeuwse pekelbakken. Het bakhuis naast de boerderij is in 1951 verbouwd tot een apart woonhuis. In 1976 is het opnieuw sterk historiserend verbouwd. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Boerderij Atteveld aan de Houtenseweg nr. 2*
Boerderij Heeckerenhoeve aan de Achterdijk 45
De witgepleisterde dwarshuisboerderij, herbouwd in 1862, en het grijsge-pleisterde zomerhuis zijn fraai gelegen in het landschap. Ze liggen op enigeafstand van de Achterdijk en zijn via een oprit te bereiken. Tussen de boerderij en het zomerhuis staat een oude knotlinde. Karakteristiek onderdeel van zowel de boerderij als het zomerhuis zijn de 6-ruits schuifvensters met luiken geschilderd inde kleuren van Beverweerd, okergeel, groen en rood. 'Heeckerenshoeve' was oorspronkelijk een van de boerderijen die behoorden tot kasteel Beverweerd. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Boerderij Willemshoeve aan de Achterdijk 84
De monumentale langhuisboerderij met een afgewolfd pannen zadeldak,gelegen op enige afstand van de Achterdijk, is omstreeks 1905 gebouwd voor Baron van Heeckeren van Enghuizen van kasteel Beverweerd. De symmetrisch ingedeelde voorgevel heeft op de begane grond vier 6-ruits schuifvensters en op detweede verdieping 4-ruits schuifvensters, alle voorzien van luiken. Op de vliering is een klein roosvenster aangebracht. De luiken zijn geschilderd in Beverweerdsekleuren. Op de voorgevel is een gevelsteen met de naam 'Willemshoeve' aangebracht. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Boerderij Katteveld aan de Beverweertseweg 38 en 38a
De dwarshuisboerderij met een pannen zadeldak is in 1921 door aannemer J.W. de Vries gebouwd voor H. J. K. J. W. baron van Heeckeren van Enghuizenvan kasteel Beverweerd, op nagenoeg dezelfde plaats als de oude 17de eeuwseboerderij. Bij het woonhuisgedeelte zijn langs de dakrand eenvoudige windverenmet makelaar aangebracht. Het meest karakteristieke van de boerderij zijn het siermetselwerk in gele baksteen, de T-vensters met luiken geschilderd in de Beverweerdse kleuren en de drielichtsvensters voorzien van een hardstenenomlijsting in de beide topgevels. Katteveld is een verbastering van Katwijkerveld, de benaming van het gebied gelegen binnen de oude Kromme Rijnbocht dieomstreeks 1480 werd afgsneden. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Boerderij Molenhoef aan de Beverweertseweg 65
De dwarshuisboerderij met pannen zadeldak is in 1910 gebouwd voor baronH. J. K. J. W. van Heeckeren van Enghuizen van kasteel Beverweerd, ter vervanging van de oude 17de eeuwse boerderij. De meest karakteristieke elementen van de boerderij zijn het sier-metselwerk in gele baksteen, de schuifvensters met luiken geschilderd in Beverweerdse kleuren en het drielichts venster met een hardstenen omlijsting op de verdieping. De naam 'Molenhoef is ontleend aan de oude korenmolen die gestaan heeft op de hoek van de Molenhoeflaan en de Beverweertseweg tot de nieuwe molen aan de Werkhovenseweg in 1882 in gebruik werd genomen. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Boerderij Rijnveld aan de Beverweertseweg 67
De dwarshuisboerderij met een hoog afgewolfd pannen zadeldak is in 1856herbouwd op oudere fundamenten. Het naast gelegen zomerhuis dateert uit 1905.Oorspronkelijk was deze boerderij, die op geruime afstand van de weg aan deKromme Rijn is gelegen, een Beverweerdse boerderij. De verschillende schuif-vensters hebben luiken die in Beverweerdse kleuren zijn geschilderd. Met name inhet metselwerk van de linker zijgevel zijn in de fundering een groot formaatbakstenen zichtbaar en wat hoger in de gevel oudere venstersporen. Boven deachterbaander is een sluitsteen met het jaartal 1856 aangebracht. De achtergevel is in 1941 opnieuw opgetrokken, nadat deze was ingestort bij de aanleg van eengierkelder. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Aankoop boerderij van boerderij Rijnveld te Werkhoven
|
Boerderij Klein Sonsbeek aan de Herenstraat 2
Deze haaks op de weg gelegen langhuisboerderij met rieten zadeldak dateert uit ca. 1880. Rechts van de boerderij staat het zomerhuis. Oorspronkelijk behoorde de boerderij tot de goederen van Beverweerd zoals nog te zien is aan de kleuren van de luiken. Opvallend zijn vooral de indeling en de gave detaillering van de voorgevel. |
De getoogde schuifvensters, voorheen zesruiters, zijn voorzien van een hardstenen lijstbekroning. De vensters op de begane grond hebben luiken. Op de vliering is een roosvenster aangebracht waaronder een hardstenengevelplaat waarop de naam van de boerderij. Langs de dakrand zijn gestokenwindveren aangebracht, in de top aansluitend op een ajourgestoken topgeveldecoratie. Het naastgelegen zomerhuis heeft een pannen zadeldak met langs de dakrand eenvoudige windveren. Ook hier is een getoogd schuifvenster met een hardstenen lijstbekroning en luiken aangebracht. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Boerderij Hoevelaar aan de Herenstraat 25
De monumentale langhuisboerderij is in 1907 voor H. J. K. J. W. baron van Heeckeren van Enghuizen van Beverweerd gebouwd, ter vervanging van de vermoedelijk 17de eeuwse krukhuisboerderij, genaamd 'de Hoevelaar'. |
In 1979 is de boerderij intern sterk verbouwd waarbij de opkamer is weggebroken en ookhet achterhuis tot woonhuis werd ingericht. Tevens werd een nieuwe garagegebouwd. Tot 1989 deed de boerderij dienst als woonhuis voor gravin Lutgardis zu Castell-Castell van Beverweerd. Vanaf 1990 bewoonde haar dochter Renate, Gravin zu Castell - Castell de boerderij (Geboren 27 april 1934 en overleden 1 augustus 2020). Aardig aan de boerderij is met name de voorgevel voorzien van T-vensters met luiken geschilderd in Beverweerdse kleuren op de begane grond en het drielichts venster op de verdieping. Een monumen-taal twee vleugelig spijlen hekwerk geeft toegang tot de tuin waarin een grote rodebeuk en lindeboom staan. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Boerderij Veensche Bouwing aan de Jachtrustlaan 1
De fraai in het landschap gelegen dwarshuisboerderij met pannen zadeldak dateert uit 1911. In opdracht van H. J. K. J. W. baron van Heeckeren van Enghuizen van Beverweerd, werd deze boerderij gebouwd, ter vervanging van de oude, die door brand verloren was gegaan. |
De bijgebouwen zijn van later datum. Aardig aan de boerderij zijn de gave T-vensters met luiken, geschilderd in deBeverweerdse kleuren en de karakteristieke drielichts vensters met hardstenenomlijsting op de verdieping. Boven de vensters zijn strekken met siermetselwerk in gele baksteen aangebracht. Bijzonder zijn de nog originele getoogde gietijzerenstalramen met een ruitvormig tuimelraampje in het midden. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Boerderij Voorlaan aan de Langbroekerdijk 6
(Driebergen-Rijsenburg)
Het bakstenen woonhuis met pannen zadeldak is in 1880 gebouwd als dienstwoning bij kasteel Beverweert. De symmetrisch ingedeelde voorgevel heeft op de begane grond een deur met bovenlicht geflankeerd door een zesruits schuifvenster met luiken. Op de zolderverdieping is in 1964 een klein draaivenster aangebracht op de plaats van een rond venster. |
Eronder bevindt zich in stucwerk een gevelplaat met de naam Voorlaan en het jaartal 1880 erop. In de zijgevels zijn eveneens zesruits schuifvensters aangebracht. De luiken zijn geschilderd in de kleuren van Beverweert, te weten een rode zandloper op een geel veld met groene band. |
Bron: Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht, 1996; Driebergen-Rijsenburg, Geschiedenis en Architectuur. |
Boerderij Sprokkelenburg aan de Leemkolkweg 4
De boerderij, een langhuisboerderij met pannen zadeldak, is in 1904 gebouwd in opdracht van H.J.K.J.W. baron van Heeckeren van Enghuizen van kasteel Beverweerd. De boerderij dient als vervanging van de oude 17de eeuwse boerderij, die op nagenoeg dezelfde plaats heeft gestaan en de naam 'Spronkkelenburg' droeg. Behalve nieuwe betonnen stalramen is er nauwelijks iets veranderd aan het uiterlijk van de boerderij. De boerderij valt vooral op door de symmetrische indeling van de voorgevel met getoogde T-vensters voorzien van luiken op de begane grond en het voor de Beverweertse boerderijen karakteristieke drielichts venster op de verdieping. Aan de voorzijde zijn langs de dakrand eenvoudige windveren en een fraai ajourgestoken topgevel decoratie aangebracht. De luiken zijn geschilderd in de Beverweertse kleuren. De boerderij heeft nog de oorspronkelije functie van veeteeltbedrijf in combinatie met fruiteelt. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
Boerderij Molenwerf aan de Molenhoeflaan 2
Het huis met een pannen zadeldak is in 1898 gebouwd als rentmeesterswoning bij kasteel Beverweerd, in opdracht van H. J. K. J. W. baron van Heeckerenvan Enghuizen. Het huis valt op door zijn markante ligging en gave detaillering. De zes-ruits schuifvensters zijn voorzien van luiken in de kleuren van Beverweerd.Langs de dakrand zijn eenvoudige windveren aangebracht. Bij het huis, dat nu ingebruik is als boerderij staan twee schuren. Een vrijstaande bakstenen schuurvoorzien van een met golfplaten gedekte mansarde kap met boven de hogeinrijdeuren een sluitsteen met het jaartal 1884 en een grijsgepleisterde schuur die tegen het woonhuis is aangebouwd met een pannen zadeldak. In de tuin staan een groen geschilderde gietijzeren tuinvaas en een grote noteboom. Oorspronkelijk heeft op deze plaats een korenmolen gestaan. Deze is gesloopt nadat in 1882 de nieuwe molen aan de Werkhovenseweg in gebruik was genomen. |
Bron: Bunnik Geschiedenis en Architect, Saskia van Ginkel-Meester, 1989, Kerckebosch Uitgeverij. |
De Heren en Vrouwe van Odijk en Kasteel Beverweerd
De heerlijkheid Odijk als erfgoed van de Beverweerdse Nassaus
Naar een onderzoek en tekst van Raymond Uppelschoten, uit Het Kromme-Rijngebied, 45ste jaargang, 2011, nr. 4. |
In 1564 erft Philips Willem graaf van Nassau, zoon van Willem van Oranje, zowel de heerlijkheid Odijk als kasteel Beverweerd. Feitelijk wordt hij eigenaar van de ‘heerlijke rechten’ die daarop rusten, op rechtspraak, bestuur, kerk en financiën. Hij is de eerste Nassau die tegelijkertijd heer van Beverweerd én van Odijk is erna hem zullen er nog zes volgen. Elk maken ze hun eigen problemen mee met de kleine heerlijkheid die als een Gelderse enclave in het Sticht Utrecht ligt. In dit artikel zien we onder andere hoe Odijk in verschillende erfenissen tot vragen en problemen leidt, ontmoeten we de ‘heer van Odijk’ die nooit heer van Odijk was, zien we hoe het testament van prins Maurits over de heerlijkheid Odijk met voeten werd getreden en hoe in 1748 Odijk en Beverweerd |
Heerlijkheden en heerlijke rechten
De zestiende-eeuwse heerlijkheden en leengoederen in het Kromme Rijngebied zijn overblijlselen van het Middeleeuwse feodale stelsel. Hierin verdeelden de aanvankelijk Frankische keizers delen van hun rijk onder hun plaatselijke vazallen en kregen die grote delen van het In Nederland waren dat onder andere de graven van Holland en Gelre en (zoals in het Kromme Rijngebied) de Utrechtse bisschop en kerken. Er bestond een uitgebreid en ingewikkeld netwerk van rechten en plichten tussen leenheren, leenmannen en achterleenmannen, variërend van verplichte deelname aan oorlogen, tot een deel van de oogst of symbolische handschoenen die werden uitgewisseld. |
Ook de zeggenschap die een leenheer had over zijn leen, varieerde. In een hoge heerlijkheid bezat de leenheer alle macht en alle zogenaamde heerlijke rechten (= rechten die toebehoorden aan de heer), inclusief die van het uitspreken van de doodstraf. In een lage heerlijkheid (ook wel gerecht of ambachtsheerlijkheid genoemd) had de heer rechten op benoemingen van schout, schepenen en kerkdienaars, tolheffing, visserij, belastingen enzovoort. |
Odijk vormde nog een speciaal geval, omdat de heer van Odijk in de vijftiende eeuw behalve de normale heerlijke rechten ook het zogenaamde recht van voorkoop had: de mogelijkheid om als eerste een stuk land te kunnen kopen als dat in het gebied van de heerlijkheid te koop werd aangeboden. In de loop der eeuwen wijzigde het leenstelsel aanzienlijk, vooral omdat oorspronkelijke leengoederen werden verkocht, vervreemd of uitgegeven. |
En er ontstond steeds meer zogenaamd allodiaal of ‘eigen’ bezit: niet verbonden aan een leenheer of belast met heerlijke rechten. In Odijk zien we zo’n verschuiving nog in 1776, als Hendrik Carel van Nassau (heer van Beverweerd) aan de heer van Nijeveld verzoekt om leenroerig land tot allodiaal te maken en andersom. Dat wordt toegestaan en 5 morgen leengoed in Odijk wordt daarmee allodiaal bezit, terwijl ruim 6 morgen in Driebergen tot leengoed wordt gemaakt. |
In Odijk bleven (behalve op het niveau van de heerlijkheid) resten van het stelsel in stand met de lenen van Vianen, Beverweerd (o.a. boerderij De Beug), de Staten van Utrecht, Sterkenburg en Nijeveld. De afschaffing van de heerlijke rechten in 1798 maakt een einde aan deze vorm van rechten en plichten en daarmee vervalt vooral het recht van de ambachtsheer op de bestuurlijke zaken in een heerlijkheid . Na een kort herstel in 1814 van het bestuurlijke recht (voordracht van |
Heerlijkheid Odijk
Voor we nader ingaan op de relatie tussen de Nassaus en de heerlijkheid Odijk, kijken we In Odijk bezat de Utrechtse kerk in de vroege Middeleeuwen slechts ‘tercia pars ville’, ofwel een |
Uit die tijd is Jammer genoeg niets gedocumenteerd. Het eigendom valt alleen af te leiden omdat keizer Otto III rond 1001 de zogenaamde ‘hoven’ (koninklijke domeinen of grote boerderijen) in Aartsbisschop Heribert van Keulen schonk Wijk, Werkhoven en Odijk op zijn beurt in 1019 aan de Benedictijnerabdij van Deutz, die hij zelf had gesticht. In de schenking was ook de hoge en lage rechtsmacht begrepen, zoals we weten uit een latere akte; in 1147 bevestigt paus Eusenius III de schenking. |
Deze blijkt dan te bestaan uit ‘Wic et Werkinge et Odinge justitiam regalem’, ofwel: met |
In de akte wordt Odijk niet genoemd, maar we gaan er wel vanuit dat Odijk bij de overdracht was inbegrepen, omdat Gelre in 1313 Odijk bezit. In dat jaar gaf Reinoud 1, graaf van Gelre, het dorp tezamen met Lexmond in pand aan Hubert, heer van Vianen. Hubert verklaarde op dezelfde dag dat het pand ook losbaar was (de schuld die eraan was verbonden was, kon worden terugbetaald), maar dat is nooit gebeurd. Vanaf 1313 is Odijk dus voorgoed als achterleen in handen van de heer van Vianen gekomen. |
Hoe werd dit Gelders/Vianense leengoed Odijk nu een leen van de heren van Beverweerd? Dat gebeurde in 1364 met de belening aan Zweder van Vianen. Deze broer van de heer van Vianen trouwde In 1354 met Machteld van Beverweerd, ontving kasteel Beverweerd in leen van de bisschop van Utrecht en ging zich vanaf dat moment Van Vianen van Beverweerd noemen. Hij combineerde het Utrechtse leen Beverweerd met Odijk als (achter)leen van Gelre en Vianen in één bezit. Daarmee was de combinatie geboren. Tot eind achttiende eeuw, toen het leenstelsel werd afgeschaft, bleef Odijk in handen van de heren en vrouwen van Beverweerd. En dat waren lange tijd de (bastaard)nakomelingen van stadhouder Maurits, graaf van Nassau. |
Roerige start bezit van Nassau
In tabel 1 en schema 1 is een deel van de vererving van de heerlijkheid Odijk op een rijtje De jonge erfprins van Oranje verblijft sinds zijn jeugd in Leuven, Brussel en Madrid. Koning Philips H van Spanje houdt hem daar als gijzelaar, om zijn vader Willem van Oranje nog enigszins in bedwang te houden tijdens de strijd in de Nederlanden. Vanaf april 1567 leidt Oranje namelijk de opstand in de Lage Landen vanuit Dillenburg in Duitsland. |
Op het moment dat Willem van Oranje zijn ware motieven tegen Spanje toont, heeft dit In september 1568 verschijnen uit naam van Philips II Jan van Lent en Anthonis van Grisperen op |
De Odijkse substituut schout van Odijk Laurens Jans en de schepenen Frans Cornelisz. (op Vinkenburg), Jan Jansz de Cruijff en Wouter Cornelisz. (op Attevelt) worden op 22 september 1568 ook ontboden op het kasteel en verklaren diezelfde dag onder ede aan de secretaris van Odijk wat |
Dat de goederen van Willem van Oranjes oudste zoon in beslag worden genomen, is niet zo verwonderlijk. De vader genoot vanwege de ‘onmondigheid’ van zijn zoon nog steeds de voordelen of ‘gardenoble’ ervan. In sommige gevallen was Willem van Oranje zelfs beleend met goederen ten behoeve van zijn zoon Philips Willem. In 1564 werd bijvoorbeeld Jan van Berck, rentmeester van IJsselstein, als gemachtigde van prins Willem van Oranje ten behoeve van Philips Willem van Nassau beleend met het huis Nijendaal in Werkhoven. |
In 1576 wordt met de ondertekening van de Pacificatie van Gent de confiscatie van de Op 26 augustus 1586 klaagt Prins Maurits (na de dood van Willem van Oranje in 1584 feitelijk |
Uit naam van zijn broer en zuster, de graaf en gravin van Buren, verzoekt hij dat de familie weer op dezelfde wijze van de heerlijkheid Odijk mag profiteren als voorheen, zeker omdat zijn vader zijn strijd voor de vrijheid met de dood had moeten bekopen. Wat de reden van zijn verzoek was, weten we niet, net zo min als de reactie van de autoriteiten. De geadresseerde van de brief is onbekend.’ Nassau versus Merode Maurits van Nassau (1567-1625) krijgt zelf de heerlijkheid Odijk in bezit na het overlijden van zijn oudste (half)broer. Philips Willem sterft op 20 februari 1618 in Brussel. Maar de vererving van de leengoederen gaat niet zonder slag of stoot. Uit verre familiehoek eist ene Philips van Merode de eigendommen op van Beverweerd, inclusief de heerlijkheid Odijk. Aanvankelijk wordt hij er ook mee beleend, maar dat wordt teruggedraaid ten voordele van Maurits. Wat is het geval? |
Philips van Merode (1568-1627), ot eigenlijk Karel Philips, was een kleinzoon van de Maurits was immers alleen vanwege de gemeenschap pelijke vader verwant aan Philips Willem en de leengoederen van Beverweerd en Odijk zijn juist vererft via moederskant, als nakomelingen van Daniel van Boeckhout. Van Merode is heel duidelijk over zijn motieven: hij wil zichgraag rekenen tot een vazal van de Staten van Utrecht, de leenheer van Beverweerd. |
Mochten de Staten hem belenen met Beverweerd, dan zullen zij er een machtige vazal bij hebben. Eris wel wat onduidelijkheid over deze Philips of Karel Philips van Merode. In de stukken rond de belening van Beverweerd en Odijk wordt hij alleen maar met de voornaam Philips genoemd. Maar de enige Philips van Merode in deze periode die in aanmerking komt, is geen afstammeling van Van Boeckhout. En deze Philips is ook al verbonden aan het leenhof van Utrecht. Het betreft namelijk een echtpaar Philips en Anna van Merode, waarvan de vrouw al sinds 1593 |
De enige manier om Karel Philips van Merode de identificeren als de juiste Merode die de erfenis van Beverweerd en Odijk betwist, is via zijn titels: graaf van Middelburg in Vlaanderen en heer van Petersheim. Deze titels worden in de leenakten duidelijk vermeld, waarmee we kunnen concluderen dat we hier te maken hebben met Karel Philips van Merode, de kleinzoon van Francoise van Boeckhout. De aantrekkingskracht van een Stichtse ridderhofstad als Beverweerd maakt het voor de Zuid-Nederlandse edelman waarschijnlijk de moeite waard bij de Staten aan te dringen op belening. Het kleine en redelijk arme gerecht Odijk zal daarbij van ondergeschikt belang zijn geweest. |
Op 23 november 1619 beleent de heer van Vianen hem wel met de heerlijkheid Odijk. Met de Staten van Utrecht begint Van Merode vervolgens een correspondentie over de betaling |
De Staten van Utrecht eisen vervolgens 300 gulden! Maar de belening met Odijk wordt teruggedraaid voor er uitsluitsel komt: in 1620 doet Karel Philips van Merode afstand van de heerlijkheid en wordt Maurits leenman, als erfgenaam van zijn halfbroer. |
De reden van de ommezwaai is onduidelijk. Uit de archiefstukken is niet af te leiden of er een Wellicht had Maurits zelf zijn invloed doen gelden. Hoe het ook zij, met de belening van Maurits, graaf van Nassau, prins van Oranje, kwamen het kasteel Beverweerd en de heerlijkheid Odijk opnieuw en nu definitief in handen van de Nassaus van Beverweerd. |
Zoals bekend bleef Maurits ongehuwd en bestond zijn uitgebreide kinderschaar uit ‘bastaar |
In zijn testament van 13 april 1621 benoemt Maurits zijn broer Frederik Hendrik tot enige erfgenaam. Op 5 april 1625 wordt echter bij codicil geregeld dat zijn zoon Willem de heerlijkheid van de Lek zal ontvangen, tezamen met de visserij in de Lek en Merwede en de heerlijkheid van de Kralingse- of Stormpolder. |
Aan zijn tweede zoon Lodewijk vermaakt hij het huis Beverweerd en de heerlijkheid Odijk.“ Na de dood van Maurits op 23 april van dat jaar, erft Lodewijk van Nassau dus de heerlijkheid Odijk. Zijn broer Willem overlijdt twee jaar later kinderloos, waardoor Lodewijk ook de heerlijkheden van de Lek en Stormpolder én de visserij in de Lek en Merwede erft. Dit wordt de basis van het bezit van deze tak van het geslacht Van Nassau, heren van Beverweerd, Odijk en de Lek. |
Lodewijk is heer van Odijk in een periode waarvan we relatief veel weten. De Werkhovenaren vader en zoon Claas Petersz. en Peter Claesz. van Velpen komen na de dood van de oude koster Jochem Jansz. in 1635 in het dorp wonen en vervullen tot 1705 de rol van koster en secretaris. David de Cars en zijn zoon Lodewijk worden beiden door Lodewijk benoemd tot schout van het dorp tussen 1637 en 1658. Uit bekende lokale boerentamilies zoals Van Deijl, Van Swesereng en Van Dalenoord benoemt Lodewijk de Odijkse schepenen. Kortom: de heer van Odijk doet in die jaren precies waar hij voor is. |
Heer van Odijk?
En juist deze titel ‘heer van Odijk’ zorgt na het overlijden van Lodewijk in 1665 voor vragen. De drie zoons van Lodewijk (Maurits, Willem Adriaan en Hendrik) worden na zijn dood aangeduid met de oude geslachtsnaam Van Nassau en een achtervoegsel dat is afgeleid van de heerlijkheden die de familie bezit: La Lecq ol van de Lecq, Odijk en Ouwerkerk (een ambachtsheerlijkheid binnen de hoge heerlijkheid van de Lek). Dit betekent dat we de zoons respectievelijk kennen als Maurits van Nassau-La Lecq, Willem Adriaan van Nassau Odijk en Hendrik van Nassau-Ouwerkerk. Dit is in zoverre opvallend omdat de gewoonte leert dat namen van heerlijkheden alleen werden aangenomen door degenen die met deze heerlijkheden beleend zijn. Dat was alleen het geval bij de oudste zoon Maurits (1631-1685). Hij erfde alle heerlijkheden van zijn vader en werd zo ook op 17 augustus 1665 beleend met Odijk. |
Op enig moment is er dus waarschijnlijk een akkoord gesloten tussen de drie broers dat |
Er verscheen na 1665 een ‘heer van Odijk’ ten tonele, die nooit beleend is geweest met Odijk! Willem Adriaan van Nassau-Odijk, de tweede zoon van Lodewijk van Nassau, werd zeker vanaf 1669 aangeduid als ‘heer van Odijk’, terwijl zijn broer Maurits de werkelijke heer van Odijk is. Deze titel van Willem Adriaan werd zover doorgevoerd dat als er in documenten werd gesproken over de ‘heer van Odijk’, we er vrijwel zeker van kunnen zijn dat Willem Adriaan wordt bedoeld en niet zijn |
Hij verkeerde in de hoogste diplomatieke kringen. In brieven werd hij steevast aangeduid als ‘heer van Odijk’, vaak zonder zijn voornamen. Zelfs als er iets aan de hand is met zijn personeel, blijkt het voldoende om te zeggen dat iemand werkt voor de ‘heer van Odijk’, om aan te geven dat hij behoorde tot het gevolg van Willem Adriaan. En als deze Nassau-Odijk werd genoemd met al zijn titels (zoals heer van Odijk, Zeist, Driebergen, Kortgene) dan werden van alle heerlijkheden de jaartallen genoemd waarin hij met deze plaatsen beleend was-uit-teraard behalve Odijk, want dat jaartal bestond niet. |
De reden dat Willem Adriaan de titel ‘heer van Odijk’ deelt met zijn broer Maurits is waarschijnlijk te vinden in dezelfde overeenkomst die gesloten is met de derde broer Hendrik van Nassau-Ouwerkerk. Hij wordt ‘heer van Ouderkerk’ genoemd, terwijl hij er ook nooit mee werd beleend. Ouderkerk maakte gewoon deel uit van de heerlijkheden van de Lek en die waren in bezit van de oudste zoon Maurits. Tot op de dag van vandaag verschijnen er publicaties die Willem Adriaan noemen als heer van Odijk, wat op zich juist is, maar waar de toevoeging ten minste op zijn plaats is dat hij niet werd beleend met de heerlijkheid. In deze periode na 1665 is er slechts één echte heer van Odijk en dat is Maurits van Nassau-La Lecq. |
Verkopingen en giften 1708-1734
Terwijl Maurits als vierde erfgenaam van Nassau zelf nog aangelegenheden regelt in Odijk, |
Maurits Lodewijk maakt enorme schulden en is voortdurend bezig om zich schuldenaars van het lijf te houden en de ene lening met de andere af te lossen. Het is dus niet gek dat zijn moeder zijn zaken regelt. In feite voert zij het dagelijkse bestuur over zowel Beverweerd als Odijk, alsmede de andere heerlijkheden van de Lek. In de periode dat Maurits Lodewijk heer van Odijk is, wordt door Anna Isabelle van Beijeren van Schagen onder andere de Odijkse koster Gijsbert van Oostveen benoemd (1707) en wordt er vele malen land van Beverweerd verkocht, verpacht of in erfpacht gegeven. |
In 1708 tekent ze echter een document dat in strijd was met alle familietradities van de afgelopen 80 jaar: als beheerder van de zaken van haar zoon Maurits Lodewijk en mede-erf-genaam van haar man Maurits gaat ze akkoord met de verkoop van de heerlijkheid Odijk aan haar nicht. De prijs van de heerlijkheid wordt bepaald op 6000 gulden, wat een druppel op de gloeiende plaat is van het kapitaal dat Maurits Lodewijk her en der schuldig is. Hij zal 1500 gulden ontvangen als de koop wordt goedgekeurd en 4500 na ondertekening van het transport. |
Wel wordt de voorwaarde gesteld dat de verkoop teniet zou worden gedaan, als de overdracht van de heerlijkheid problemen zal veroorzaken. Maurits Lodewijk zal dan de ontvangen 6000 gulden weer terugbetalen. Dat gebeurt niet: vanaf 1708 is Maurice Margareta van Nassau-Odijk eigenaresse van de heerlijkheid Odijk. Op 16 mei 1708 machtigt zij Claude Tortier des Moretz om namens haar beleend te worden met dit leen van Vianen. En jaren later, in 1720, keurt haar man graaf Jean Henri Huguetan, op dat moment in Hamburg, gewoon het nieuwe Odijkse schippersreglement goed. Ook worden op zijn voordracht door Theodorus Backer drie nieuwe schepenen benoemd ter vervanging van de twee die zijn afgetreden en de ene die is overleden. In 1744 benoemt Huguetan ook Jan van Harn als opvolger van de overleden koster Gijsbert van Oostveen. |
Om een goed beeld te krijgen van de verdere ontwikkeling rond de heerlijkheid Odijk, moeten we even buiten de grenzen van het dorp kijken naar de andere leengoederen van Maurits Lodewijk. De verkoop van Odijk in 1708 staat namelijk niet op zichzelf. Om financiële redenen worden de hoge heerlijkheid van de Lek (in de Krimpener- en Alblasserwaard) en de ambachtsheerlijkheden die daartoe behoorden in 1717 gesplitst om afzonderlijk te worden verkocht.” Hierover ontstaat nog een groot geschil met moeder Anna Isabella en de neven en nichten, maar uiteindelijk gaat de verkoop van de verschillende heerlijkheden van de Lek in 1722 wél door. |
De hoge heerlijkheid van de Lek komt met enkele ambachtsheerlijkheden in bezit van de familie Pilat de Bligny. Ouderkerk gaat met de kerk en het familiegraf van de familie Nassau La Lecq over in handen van Floris Camper uit Leiden. In 1734 kiest Maurits Lodewijk er zelf voor ook het leengoed rond Beverweerd te delen. Het kasteel Beverweerd wordt een zelfstandig deel, los van de andere percelen die onderdeel uitmaken van het originele leen van de Staten van Utrecht. Hij schenkt het kasteel aan zijn zoon Hendrik Carel (1696-1781). Bij deze schenking vindt er een onderzoek plaats naar het testament en het genoemde codicil van prins Maurits. |
Daarbij komt men tot de conclusie dat rond de erfgoederen van Nassau ‘niet anders dan een verbod van alienatie, vervreemding of verkoping dergelegateerde goederen, zijnde gestelt, en een Als het testament van Maurits uit 1625 een zogenaamd ‘fideï commis’ had bevat, zou dit niet tijdens zijn leven kunnen. Met dit oordeel kan Maurits Lodewijk Beverweerd als afzonderlijk bezit schenken aan zijn zoon Hendrik Carel. Het kasteel wordt losgemaakt van het volledige leen van de Staten van Utrecht en Hendrik Carel wordt er apart mee beleend. Zelf behoudt Maurits Lodewijk de losse lenen die bij het kasteel hadden behoord. En voor het eerst in de lange geschiedenis van de Nassaus op Beverweerd is de combinatie Odijk-Beverweerd in drie verschillende handen. |
Herstel van eigendommen
Maurits Lodewijk van Nassau-La Lecq overlijdt in 1740 in het Zuid-Nederlandse Menen,
|
En dat blijkt een behoorlijke klus. Bij het overlijden van Maurits Lodewijk zitten zijn papieren in kisten die na zijn dood verzegeld zijn. De eerste rechthebbende op deze kisten blijkt de Krijgsraad te zijn. Maurits Lodewik bezat vanwege zijn lange militaire loopbaan allerlei staatsgeheime documenten, die de Krijgsraad graag wil veiligstellen. Maar de afwerking hiervan laat behoorlijk op zich wachten. Vele keren dringen de erfgenamen van Maurits Lodewijk aan op afhandeling van de erfenis en overhandiging van de kisten, maar keer op keer worden ze met een kluitje in het riet gestuurd. Als de papieren uiteindelijk wel aan de familie worden overhandigd, machtigen alle broers en zusters Hendrik Carel, heer van Beverweerd, om hun belangen te behartigen. En die belangen zijn omvanegrijk. Want niet alleen de erfenis dient verdeeld te worden met alle bijbehorende inventarisaties en schuldherstel, maar ook alle ‘turbatién in de possessie van onze voornoemde goederen’ moeten worden hersteld. Terwijl die geen onderdeel meer uitmaakt van de erfenis, herstelt Hendrik Carel wel als eerste de verkoop van de heerlijkheid Odijk: in 1748 wordt onder andere door de leenkamer van Vianen geoordeeld dat de verkoop in 1707 niet had mogen plaatsvinden. Tot dat moment was het nog altijd in bezit van Jean Henri Huguetan en Maurice Margaretha van Nassau-Odijk. |
Zoals we hebben gezien, benoemt Huguetan in 1744 nog de nieuwe koster. De eerder genoemde ‘Fidel Commissum Familiae’ van prins Maurits doet echter zijn werk: er waren gewoon nakomelingen die de heerlijkheid konden erven. De oudste zoon Willem zou normaal gesproken beleend moeten worden, maar hij doet afstand ten behoeve van Hendrik Carel. Zo wordt deze door Vianen in 1748 als heer van Beverweerd beleend met de heerlijkheid Odijk. De scheiding in het leengoed van Beverweerd die zijn vader in 1734 liet aanbrengen, wordt in 1751 ongedaan gemaakt: de Staten van Utrecht combineren het kasteel Beverweerd opnieuw met de andere delen van het oorspronkelijke leengoed en belenen Hendrik Carel op 17 maart 1751 met het volledige bezit. Hij blijft verder bewindvoerder over de erfgoederen van zijn vader. De andere erfgenamen Nassau-La Lecq verklaren enkele jaren later dat zij tevreden zijn over de wijze waarop Hendrik Carel heeft gezorgd voor de erfgoederen en dat hij fatsoen lijk de boekhouding met hen heeft gedeeld. |
Tot slot
Odijk en Beverweerd blijven na de belening aan Hendrik Carel nog tientallen jaren in de De heerlijkheid Ouderkerk, waar het familiegraf van de familie Nassau-La Lecq in de kerk ligt, komt in 1749 terug in deze Nassau tak. Willem Maurits van Nassau-Ouwerkerk, een verre neef van Hendrik Carel, koopt de heerlijkheid terug die aan Florentius Camper was verkocht na de splitsing door Maurits Lodewijk. Uiteindelijk worden 34 leden van de familie begraven in het praalgraf in de kerk, waaronder alle heren van Odijk en Beverweerd, na Lodewijk. |
Hendrik Carel van Nassau-La Lecg overlijdt op 26 januari 1781. Ook hij wordt bijgezet in de grafkelder in de kerk van Ouderkerk. Zijn dochter uit zijn tweede huwelijk, Henriette Jeanne Suzanna Marie van Nassau-La Lecq (1764-1810), erft de heerlijkheden van Odijk en Beverweerd, met de bijbehorende titels. Na haar huwelijk in 1782 met Evert Frederik, baron van Heeckeren en de geboorte van hun zoon Hendrik Jacob Carel Johan wordt duidelijk dat Beverweerd en Odijk niet langer meer in bezit zullen zijn van de familie Nassau-La Lecq. Rond de tijd dat heerlijkheden en heerlijke rechten worden afgeschaft, komt er ook een einde aan de verbintenis tussen Nassau, Odijk en Beverweerd die ruim 250 jaar heeft geduurd. |
Heren en Vrouwen van Beverweerd en Odijk: zeven eeuwen bewoners en eigenaren van Kasteel Beverweerd
Naar een onderzoek en tekst van Han Harts, |
Zo nu en dan verschijnt er de laatste jaren in de regionale pers een bericht over Kasteel Vanaf de provinciale weg tussen Wijk bij Duurstede en Utrecht kunnen we het kasteel zien liggen. Groot, indrukwekkend, moot en tegen een schitterende achtergrond. Dichter- bij gekomen blijkt het kasteel er echter verlaten bij te liggen. Sinds de Internationale Quakerschool is vertrokken zijn er bijna geen activiteiten meer. Een beheerder woont op het terrein sinds er in maart 2004 een poging werd gedaan het kasteel te kraken. De bevolking van Werkhoven (en zij niet alleen) maakt zich zorgen. En terecht! De bouwkundige staat van het kasteel is inmiddels zorgwekkend, zo liet een ambtenaar van de Gemeente Bunnik onlangs weten. | Stukken van de gevels komen naar beneden. Nog even en er moeten hekken rond het kasteel geplaatst worden. De Gemeente Bunnik is naarstig op zoek naar een nieuwe eigenaar. Projectontwikkelaar Vector Vastgoed uit Driebergen heeft serieuze belangstelling. |
Er liggen plannen om op de plaats van de moderne internaatsgebouwen senioren-appartementen te bouwen of dit complex hiertoe te verbouwen. Ook in het kasteel komen mogelijk appartementen. Maar dan is er eerst wel (veel) geld nodig om dit unieke gebouw te restaureren.Een intrigerende vraag blijft: wie hebben het kasteel in de loop van de tijd bewoond? Ik ben mij er van bewust dat er al veel over geschreven is. Meestal lezen we in kort bestek dat |
De hoge kosten van onderhoud zijn er debet aan dat het kasteel met de bijbehorende tuinen niet meer door een particulier te bewonen is. Veel landgoederen en kastelen werden na de Tweede Wereldoorlog verkocht of zijn in beheer gegeven aan stichtingen en grote ondernemingen die deze kosten wel kunnen dragen. Het nadeel hiervan is dat het interieur aangepast moet worden aan de eisen van deze tijd. Veel van de oude sfeer gaat dan voorgoed verloren. Ik heb in dit artikel een poging gedaan om alle bewoners en eigenaren op een rij te zetten. Soms heb ik ook de schout en de rentmeester vermeld omdat deze een rol hebben gespeeld in de heerlijkheden Werkhoven en Odijk. Het overzicht is vooral gebaseerd op de literatuur en niet op archiefonderzoek. Om de geschiedenis van Beverweerd in een wat breder verband te laten zien, zijn enkele ‘historische kaderteksten’ toegevoegd. Bij voorbeeld over de pausen, de bisschoppen van Utrecht, de edelen en de economische belangen die zo hun rol gespeeld hebben. Over de relatie van Beverweerd met de omgeving is het nodige geschreven. Degene die interesse heeft in de streekgeschiedenis kan er zijn hart aan ophalen. |
Kerk en staat
De bisschop van Utrecht was eigenaar van de heerlijkheden Werkhoven en Odijk. De toenmalige kerk had een enorme invloed op de staat. De bisschop was zowel kerkelijk gezagsdrager als wereldlijk heerser. Een voorbeeld van de invloed van een pauselijk besluit: paus Innocentius IV had in 1254 het vagevuur officieel erkend als reinigingsplek voor zonden. Door goede werken te doen, kon de tijd in het vagevuur worden bekort. Giften en donaties aan de kerk, als vorm van goede werken, namen toe. Ook de Utrechtse bisschop kreeg hierdoor veel geld en dus veel macht. Hij was bovendien leenman / zetbaas van de Duitse keizer en had de beschikking over de huidige provincies Utrecht en Overijssel en de stad Groningen. Utrecht was de voornaamste stad van Noord-Nederland. Zweder van Zuylen pachtte de grond van de bisschop en mocht er een kasteel op bouwen. De praktijk was dat de pachter eigenaar werd en vele privileges had. Hij verpachtte weer grond aan de boeren, had jachtrechten, het recht om duiven te houden, om eendenkooien te exploiteren, om de geestelijkheid, schouten en rentmeesters te benoemen en om recht te spreken. Daartegenover stond dat hij verplicht was de bisschop militaire steun te verlenen met manschappen en materieel. In de late middeleeuwen brokkelde de grip van de keizer steeds meer af. In 1528 maakte keizer Karel V een eind aan de wereldlijke macht van de bisschoppen en werden de bisdommen opgenomen in het Habsburgse Rijk. Later, in 1810, werden in West-Europa door Napoleon kerk en staat definitief gescheiden. |
De Nassaus, als Heren en Vrouwen van Beverweerd en Odijk, woonden hoofdzakelijk in Den Haag. Zij stelden een rentmeester aan voor Beverweerd en Odijk. Het benoemingsrecht van de schout van Odijk en Werkhoven was in hun handen. De rentmeester van Beverweerd verkreeg meestal L Ridder Zweder van Zuylen, ook genoemd Sweder van Beverweerd (1269- gesneuveld in 1304 tegen de Vlamingen te Duiveland). Hij was de zoon van Steven van Sulen (Ì 1283), Ridder, en Hadewich van Wildenborch. Zweder was maarschalk van de Bisschop van Utrecht en hoogstwaarschijnlijk de bouwer en eerste bewoner van het kasteel op de Heerlijkheid Beverweerd. Zweder van Zuylen huwde (1) Hildegardis of Hillegonda van de Velde, Vrouwe van Beverweerd. Zij Is waarschijnlijk in 1294 overleden. Hij huwde (2) in 1299 Bertha van Brakel. Uit het huwelijk van Zweder en Bertha werd een dochter geboren: Mechteld van Zuylen (Zie V). Bertha hertrouwde na 1304 Gijsbrecht van Ruwiel. Het kasteel werd voor het eerst genoemd in een akte van 27 augustus 1296, waaruit de conclusie kan worden getrokken dat het kasteel nog steeds in het bezit was van Jan II van Sierck, Bisschop van Utrecht. Door een politiek meningsverschil tussen Zweder van Zuylen en de Bisschop van Utrecht werd het kasteel door de bisschop in 1296 in leen gegeven aan Nicolaas van de Velde, en familielid van de overleden Hildegardis. |
Graaf Otto van Gelre en bisschop Jan van Loon van Luik regelden het zo, dat hun neef |
Jan van Nassau, geboren + 1230, was de jongste van 7 kinderen van Hendrik “de Rijke”, graaf van Nassau ( £ 1180 -25.01.1251) Hendrik huwde + 1231 te Dillenburg Mechteld, gravin van Gelre, een dochter uit een belangrijke en zeer invloedrijke familie. Hendrik de Rijke bouwde omstreeks 1200 de burcht Dillenburg. De stamreeks van de Oranjes geeft aan dat Willem de Zwijger (1533 - 1584) negen generaties later in beeld komt. De wereldlijke en kerkelijke macht waren nauwelijks gescheiden (zie hiervoor). Jan van Nassau regeerde wereldlijk als een graaf en kerkelijk als een bisschop. Hij werd belaagd door Graaf Floris V, die zijn gebied wilde uitbreiden met het Sticht Utrecht. Bisschop Jan moest zich verdedigen maar had de financiële middelen niet om soldaten in te huren. Hij verpandde zijn voornaamste kastelen om aan geld te komen, wat niet het beoogde resultaat had. Ten einde raad deed hij in 1288 een greep in de kas van de kruistochttienden, die in het Dominicanerklooster te Utrecht werden bewaard. Paus Niccolo IV (1288 - 1294) greep in en bisschop Jan werd in 1290 afgezet. Tijdens zijn ambtsperiode heeft hij de aanzet gegeven tot de bouw van twee belangrijke kerken: de Dom te Utrecht en de Grote Kerk te Breda. Jan overleed 13 juli 1309 te Deventer en werd daar begraven in de Lebuinuskerk. Hij had twee bastaardzonen. |
HI. Gerard van de Velde. Op 6 mei 1307 gaf hij het pachtrecht van ‘Huis te Beverweerd’ met 40 morgen land terug aan de Bisschop van Utrecht, Gwijde van Avesnes (1301-1317). Gerard was gehuwd en had een dochter, waar van wij de voornamen niet weten. |
VIII. Johanna van Vianen, Vrouwe van Beverweerd en Odijk (f 1502). Zij stond in 1436 onder voogdij van haar stiefmoeder Anna van Borsselen. Zij huwde vóór 1441 Johan van Bouchout. (F 07.02.1507 en in de Dom begraven, waar de zerk nog aanwezig is). Hij was de zoon van Gilles van Bouchout en Aliana de Rijgersvliet, Vrouwe van Boulaer en Schendelbeke. In 1465 werd Beverweerd door hen beleend en kwam in het geslacht Van Bouchout. Johan werd in 1476 kanunnik (wereldlijke raadsheer van de bisschop) van de Dom te Utrecht. Uit hun huwelijk 3 kinderen. De oudste was Daniël van Bouchout. Hij was de zoon van Maximiliaan de Hornes en Barbara van Montfoort. In 1532 schonk hij aan de kerk van Odijk de Odijkersteeg. Dit was de weg tussen de kerk via de brug over de Kromme Rijn naar Zeist. Nu is dit de Zeisterweg in Odijk en de Odijkerwegen Breullaan te Zeist. Aan dit bezit was het recht verbonden de bermen te beweiden en de bomen te rooien. Dit recht werd in 1965 door de gemeente Bunnik afgekocht. Voor het Zeister grondgebied werd dit door de gemeente Zeist in 1985 afgekocht. |
Maria van Bouchout schonk in 1556 aan de kerk van Odijk haar bezittingen aan de Meent, bestaande uit een aantal erven en boomgaarden. In de schenkingsoorkonde was de bepaling opgenomen dat de inkom sten uit deze bezittingen gedeeltelijk moesten worden gebruikt voor het onderhoud van de kerk. Het kerkgebouw verkeerde aan het eind van de 16de eeuw dan ook in zeer goede staat. Maria vererfde de Ridderhofstad Beverweerd (erkend sinds 1536) aan haar kleinzoon Philips Willem, de enige zoon van Willem I van Oranje en Anna van Egmond. Uit het eerste huwelijk van Maria en Hugo de Lannoy werd een dochter geboren: Francoise de Lannoy, Vrouwe van Lannoy, Rollaincourt, Santes, Boulers en Odijk (1513 — 1562). Zij huwde 16.04.1531 Maximiliaan van Egmond, Graaf van Buren en Leerdam en Heer van IJsselstein, enz. (+ 1510 - 24.12.1548 Brussel). Hij was generaal van keizer Karel V. Uit hun huwelijk een dochter, Anna van Egmond, Gravin van Buren en Leerdam, Vrouwe van IJsselstein, Beverweerd en Odijk (Grave maart 1533 - 24.03.1558 Breda). Anna huwde in 1551 te Buren Willem 1 (de Zwijger), Graaf van Nassau en Prins van Oranje sinds 1544 (Dillenburg 24.04.1533 - 10.07.1584 Delft). Door dit huwelijk kwam de Heerlijkheid Beverweerd ruim twee eeuwen in het bezit van het geslacht Oranje - Nassau. In 1560 was Willem Bobe rentmeester van Beverweerd. |
XI. Philips Willem, Graaf van Nassau, Prins van Oranje, (Buren 19.12.1554 - 20.02.1618 Brussel) en in 1563, na de dood van zijn grootmoeder Maria van Bouchout, Heer van Beverweerd en Odijk. Hij was het 2de kind uit het 1ste huwelijk van Willem van Oranje - Nassau en Anna van Egmond. Hij werd van 1568 door Koning Philips II ontvoerd naar Spanje en tot 1595 gegijzeld. Hij huwde 23.11.1606 RK te ontainebleau Eleanore de Bourbon 30.04.1587 — 20.01.1619 Picardië). Hij huwde 07.04.1630 Isabella, Gravinvan Hoorne (begraven 07.05.1664) Zijwas de dochter van Willem Adriaan, Graaf van Hoorne, Heer van Kessel, en Elisabeth van der Meeren, een achter nicht van de freule M. van Mechelen. |
Uit hun huwelijk 10 kinderen, 4 zonen en 6 dochters. De 2 zoon was Willem Adriaan IL, Rijksgraaf van Nassau, Heer van Zeist en Heer van Odijk. Hij was gehuwd met Elisabeth van der Nisse, de dochter van de Burgemeester van Goes. Door dit huwelijk werd hij ook Heer van Cortgene en Heinekenszand. Uit het huwelijk van Lodewijk en Isabella werden 12 kinderen geboren. Het 6de kind was Elisabeth Wilhelmina. David de Caers was van 1648 tot 1652 rentmeester van Beverweerd. Van 1655 tot 1667 was Anthonius Gijsbertszn. van Sterkenburg de rentmeester en ook schout te Werkhoven. Hij werd in 1667 voor korte tijd opgevolgd door Christi na van der Burch, de weduwe van Jacob van Zijppenesse. In dat zelfde jaar, 1667, werd zij opgevolgd door Maximiliaan Breyer, die als voogd optrad over Gerard Breyer. Deze Gerard was van 1679 tot 1692 rentmeester van Beverweerd |
Van 1706 tot 1724 was Theodorus Backer, schout van Odijk, rentmeester van Beverweerd. Constantijn Beren berg had deze functie van 1726 tot 1728. Hij werd in 1728 opgevolgd door Frans Thomas Braam, die tevens schout van Werkhoven was. Hij bleef in functie tot 1745. Zij huwde 02.07.1782 te Beverweerd / Odijk Evert Frederik, Baron van Heeckeren van Enghuizen (Arnhem 23.12.1755 — 13.01.1831 Enghuizen / Hummelo) waarmee de Ridderhofstad Beverweerd na ruim 2 eeuwen overging van de Oranjes naar het geslacht Van Heeckeren. Uit het huwelijk van Henriëtta van Nassau en Evert van Heeckeren zijn 9 kinderen geboren, waarvan het derde kind Hendrik Jacob Carel Johan van Heeckeren was. |
In 1812 werd Hermanus de Vriendt uit Langbroek, 24 jaar oud, rentmeester en in 1813 werd hij ook benoemd tot schout van Werkhoven. Na 1816 werd hij maire / burgemeester van Werkhoven tot hij in 1846 uit al zijn ambten werd ontheven wegens financiële malversaties en valsheid in geschrifte. Hij werd hiervoor veroordeeld tot 5 jaar cel en heeft van maart 1861 tot maart 1866 in de Utrechtse gevangenis doorgebracht. Door vererving werd HJCJ Heer van Enghuizen, Beurse, Beverweerd en Odijk. Tussen 1835 en 1862 werd Beverweerdgrondig verbouwd en werden de omhiggende tuinen opnieuw aangelegd. Uit hun huwelijk 3 zonen en 1 dochter. Bij testamentaire beschikking in 1862 kwam Beverweerd in handen van zijn kleinzoon en naamgenoot H.J.C.J.W. Baron van Heeckeren. |
VIII. Hendrik Jacob Carel Johan Walraven, Baron van Heeckeren (Den Haag 24.04.1857 — 19.06.1923 Arnhem) Heer van Beverweerd en Odijk en Enghuizen. Hij was de zoon van Lodewijk Evert Baron van Heeckeren, Heer van Enghuizen (Brussel 08.03.1830 — 17.07.1883 Bloemendaal) en Francina Christina Henriëtta Maria Barones van Heeckeren (“s Hertogenbosch 19.09.1826 — 24.02.1861 Pau Fr.) Tot 1908 bleef het landgoed in de familie Van Heeckeren. Hij was ongehuwd en vererfde Kasteel Beverweerd aan het enige kind / dochter van zijn jongere broer, Margaretha Christine. XIX. Margaretha Christine, Barones van Heeckeren en Enghuizen, Vrouwe van Beverweerd en Odijk (Huis sonsbeek / Arnhem 21.07.1878 — 25.12.1938 Enghuizen / Hummelo). Zij was de dochter van Willem Frederik Maurits Alexander Hendrik Carel Baron van Heeckeren van Enghuizen (Tours 02.07.1858 — 19.09.1915 Orly Fr.) en Charlotte Alexandra Barones van Heeckeren van Molecaten (Molecaten 21.11.1855 — 27.07.1942 Montreux) Zij huwde 31.10.1906 te Hummelo Adolph Zeyger. Graaf van Rechteren Limpurg, Heer van Rechteren, de Leemcule en Verborg (Rechteren 09.01.1863 - 25.09.1918 Zwolle). Uit hun huwelijk 2 kinderen;een dochter en een zoon. De dochter was Lutgardis. |
Hij werd lid van de Provinciale Staten van Gelderland en van februari 1848 tot augustus 1850 was hij lid van de 1 Kamer der Staten Generaal. Hij kocht in 1821 het landgoed Sonsbeek bij Arnhem. Hij had geen affiniteit met het verleden en helemaal geen belangstelling voor historische zaken. Mede daardoor gaf hij in 1835 aan architect C. Kramm opdracht Kasteel Beverweerd aan te passen aan de eisen van die tijd. De renovatie was voltooid in 1862. Het zeven eeuwen oude kasteel werd tot op de buitenmuren afgebroken en opnieuw opgebouwd tot wat het nu is. Het bestaat uit een souterrain, twee verdiepingen en een zolderetage, totaal 24 vertrekken. De middeleeuwse kapel en de beide poortgebouwen stonden in de weg en werden gesloopt. De buitengracht en een gedeelte van de binnengracht werden gedempt. De bekende landschapsarchitect J.D. Zocher kreeg opdracht een park aan te leggen. Ook de vele boerderijen die in bezit waren van de familie ondergingen hetzelfde lot: wat te oud was, werd of gerenoveerd of afgebroken en opnieuw gebouwd. Geld speelde geen rol. |
XX. _Lutgardis van Rechteren Limpurg, Gravin zu Castell - Castell, Gravin van Rechteren Limpurg, Vrouwe van Beverweerd en Odijk. (Dalfsen / Kasteel Rechteren 04.03.1908 - 03.04.1989 Beverweerd / Werkhoven) Zij huwde 01.07.1933 burgerlijk te Castell en 08.07.1933 kerkelijk te Hummelo Constantin Friedrich, Graaf zu Castell - Castell. (Castell 27.10.1898 — 03.11.1967 Castell / |
In de nacht van 4 op 5 maart 1818 woedde een hevige storm over Nederland. Van Duinkerken tot aan de Waddenzee zijn honderden schepen op het strand geslagen. Ons land verloor 60 schepen waarbij tientallen slachtoffers vielen. Er werd veel schade gemeld. De Utrechtsche Courant berichtte in het nummer van 13 maart 1818 uitgebreid over het noodweer. In onze regio was in ieder geval schade aan de oude kerken. De bouwvalligheid was niet ontstaan door de storm, maar wel toegenomen. De kleine gereformeerde kerkgemeenschappen in Werkhoven, Cothen en Odijk hadden niet voldoende geldmiddelen voor het nodige onderhoud en reparatie. |
In Odijk werd door het kerkbestuur de vraag gesteld of het verantwoord was de zondagse kerkdiensten te laten doorgaan. Er is een poging gedaan om met subsidie van Koning Willem I de kerk te renoveren, maar dat is niet doorgegaan door een menselijke fout. Er was een uitgebreide begroting met tekeningen gemaakt voor het herstel van de kerk, totaalbedrag f 2150. Een aparte begroting voor het herstel van de toren bedroeg f 800. Alleen de subsidie van de toren werd aangevraagd en ontvangen. Het schip van de kerk en toren werden afgebroken. Alle bruikbare materialen werden in 23 kavels in veiling gebracht en verkocht aan de meest biedende. Nr. 23 was “Eene metalen kerkklok, wegende twaalfhonderd drie en negentig ponden. Trekgeld drie guldens. Toegewezen aan Anthonie Verkerk, landbouwer te Werkhoven, voor tien stuivers zespenningen het pond, makende zeshonderdzeventig guldens, veertien stuivers, veertien penningen of zeshonderd zeventig gulden en vier en zeventig en een halve cents, zijnde f 670,74!'h” De totale opbrengst van de |
verkoop was f 854,04-, niet voldoende om de restauratie te bekostigen. Het koor van de kerk, aangebouwd in 1548, werd gerestaureerd, een meter verlengd, afgesloten en 10 september 1820 ingewijd door de voormalige predikant van Odijk. Dit was ds. J.C. van de Velde (11.04.1792 - 30.03.1860), die toen predikant van de Gereformeerde Kerk te Werkhoven was. In de kerk van Odijk stond aan de zuidkant de herenbank voor de Heren en Vrouwen van Beverweerd. De herenbank aan de noordkant was de domineesbank c.q. ouderlingenbank. In 1964 is het kerkinterieur veranderd. De twee herenbanken en de oude kerkbanken werden verwijderd en vervangen door stoelen, zeer tot ongenoegen van gravin Luitgarde. Zij is daarna nooit meer in de kerk geweest. |
De kerkmeesters van Cothen hebben het nade storm van 1818 beter gedaan. Er werd zonder veel omhaal van woorden f 2000 aangevraagd. Het werd toegezegd en betaald om hun kerkgebouw op te knappen. Hetzelfde lot als de kerk van Odijk had ook de Oude Stefanuskerk van Werkhoven bijna getroffen. Ook hier speelde het onderhoud een rol. In 1830 stelde burgemeester H. de Het kerkbestuur was ontzet door dat voorstel. Het werd gedeeltelijk gevolgd. De Romaanse toren uit eind 12de - begin 13de eeuw bleef behouden. Het koor van de kerk werd afgebroken evenals de noordelijke muur van de kerk. Het kerkdak werd verlaagd. De kerk werd opnieuw opgebouwd, waarbij het koor werd vervangen door de huidige consistoriekamer. De tufstenen toren heeft de eeuwen doorstaan en wordt beschouwd als één van de mooiste Romaanse torens in ons land. Baron van Heeckeren heeft de kerk van Werkhoven in 1862 een balustrade-orgel geschonken. Dit werd gebouwd door J.J. Vollebregt en is nog steeds in originele staat. Het Van Heeckerenwapen prijkt op de middentoren van het orgel. Orgelbouwer Van Vulpen te Utrecht heeft het orgel in 1976 grondig gerestaureerd. |
Gravin Lutgardis verkocht in 1958 Kasteel Beverweerd met de direct omliggende tuinen aan de Stichting Ouackerscholen Nederland. Tot nu was het kasteel vererfd, waardoor het in particulier bezit bleef. Het is de eerste keer in zeven eeuwen dat het kasteel werd verkocht aan derden. De elf op het landgoed liggende boerderijen en landerijen bleven in het bezit van de familie. Verschillende boerderijen werden in de jaren negentig verkocht aan de pachtboeren. Luitgarde, Gravin zu Castell - Castell, Gravin van Rechteren - Limpurg, Vrouwe van Beverweerd, Odijk, zoals op de rouwkaart staat, werd begraven in het Luitgardebos op het landgoed Beverweerd. Zij was de laatste Vrouwe van Beverweerd en Odijk. De overige bezittingen worden beheerd door hun kinderen Renate en Odylia. Renate, Gravin zu Castell — Castell. (Geboren Pähl Opper Bavaria |
Het rentmeesterschap wordt uitgeoefend door: Odylia, Gravin zu Castell — Castell (Geboren Arnhem 26.10.1939) Zij huwde 05.09.1964 te Utrecht Heinrich HI, Prinz Reusz. (Geboren Breslau 27.07.1919). |
De laatste kasteelbewoner was de musicus William Joseph Hilsley. Hij werd 15 december 1911 als William Hildesheimer uit van oorsprong Duits-joodse ouders in Londen geboren. Kort na zijn geboorte zijn de ouders van William gescheiden. Zijn moeder, Frida Hildesheimer (1875 - 1952), voelde zich een Duitse. De oorlogsdreiging was een reden dat zij terug wilde naar haar geboorteland. In 1914 verlieten zijn moeder, William en zijn oudere broer Curt Engeland en vestigden zich in Berlijn. |
William ging daar een jaar later naar het Hohenzollerngymnasium. In de periode na |
Na zijn opleiding aan de “Akademie für Kirchen- und Schulmusik” in Berlijn, werd hij in 1935 benoemd als muziekleraar aan de Quakerschool Eerde te Ommen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef hij als Engels staatsburger in interneringskampen in Duitsland en Oostenrijk. Toen de oorlog voorbij was, werd hij opnieuw muziekleraar aan de school te Ommen. |
Zijn familienaam liet hij veranderen in Hilsley. Bij de verhuizing van de Ouackerschool naar Beverweerd in 1959, kwam hij mee. Hij bewoonde de bovenste verdieping van de oostelijke kasteeltoren, uitzicht gevend op het voorplein en de grote brug over de gracht. Ook na zijn pensioen en de sluiting van de school in 1997, is hij in de toren blijven wonen. Hij overleed 12 januari 2003 in zijn torenkamer, 91 jaar oud. Hij werd begraven te Werkhoven op de begraafplaats van de Hervormde Gemeente. |